ACM houdt vast aan berekening warmtetarieven
06.11.2023 Simone Tresoor

Ondanks bezwaren van een aantal warmtebedrijven heeft toezichthouder Autoriteit Consument & Markt (ACM) besloten vast te houden aan de manier waarop de warmtetarieven voor 2023 berekend zijn. De bezwaarmakers vonden dat de risico’s van najaar 2022 niet voldoende waren meegenomen. ACM heeft zijn eigen werkwijze getoetst maar vindt niet dat ze de berekening moeten wijzigen.
De volatiele markt en de energiecrisis en het ingevoerde prijsplafond zorgden voor een andere manier van berekenen. Branchevereniging Energie-Nederland schrijft volgens Energeia: “De voornaamste misstap is de inschatting van de opslag op de groothandelsmarkt-gasprijs.”
Groothandelsmarkt
Normaal hanteert de ACM het 'niet-meer-dan-anders-principe' en baseert de maximumprijs voor warmte op de prijzen die worden gehanteerd in gascontracten met een looptijd van een jaar. Aangezien deze contracten eind 2022 niet meer werden aangeboden moest er een ander manier van berekenen komen. Dat werd de TTF-methode, waarbij de ACM de prijzen op de TTF-groothandelsmarkt voor aardgas gebruikt met een opslag.
Nu zijn de warmtebedrijven zijn het wel eens met deze methode, maar niet met de opslag die de toezichthouder hanteert. Dit omdat de opslag volgens hen is gebaseerd op historische gegevens. Die doen geen recht aan de enorme prijsstijgingen en volatiliteit van de markt in het najaar van 2022.
Zeven faillisementen
De ACM is het niet eens omdat de historische cijfers die zijn gebruikt stammen uit het najaar van het jaar ervoor toen de markt ook zeer volatiel was. Er gingen namelijk zeven leveranciers failliet en twee vroegen om de leveringsvergunning in te trekken. De ACM schrijft dat leveranciers eind 2021 de risico's vanwege de toen reeds bestaande onrustige markt al in hun contracten meenamen.
ACM geeft ook aan dat de berekende opslag is geïndexeerd met een uitzonderlijk hoge CPI-indexatie van 12%. Dit zorgt ervoor dat de toezichthouder bij de eigen berekening blijft. Energie-Nederland laat weten dat ze niet in beroep gaan tegen het besluit.