Gebouwde omgeving en slotakkoord werden nooit echt concreet op COP26

15.11.2021 Jan de Wit

Gebouwde omgeving en slotakkoord werden nooit echt concreet op COP26
©Ukcop26

In de tweede week van de Klimaatconferentie van Glasgow (COP26) stond Cities, regions & built environment op het programma. Mooie beloften over energie en de financiering in de eerste week, maar de gebouwde omgeving kwam er behoorlijk bekaaid vanaf. En ondanks dat het slotakkoord ook weinig concreet werd, zijn daarin toch aanknopingspunten te zien.

Iedere klimaattop heeft de intentie om een akkoord af te leveren dat de wereld verder op weg zou moeten helpen naar klimaatneutraliteit in 2050. Daarnaast heeft COP26 specifiek als doel dat het een mogelijkheid blijft dat de opwarming van de aarde tot 1,5 graden Celsius beperkt blijft.

De ESR-sectoren (de gebouwde omgeving, mobiliteit, landbouw en overige industrie – de niet-energie-intensieve industrie) spelen daarin een belangrijk rol. Zo waren deze sectoren in de Europese Unie vorig jaar verantwoordelijk voor 63 procent van de uitstoot, in Nederland was dit 55 procent, zo liet het Planbureau voor de Leefomgeving weten.

De gebouwde omgeving is volgens de organisatie van COP26 verantwoordelijk is voor 38 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. Om de gebouwde omgeving op de kaart te krijgen op de klimaatconferentie heeft het Verenigd Koninkrijk het Construction Leadership Council’s Construct Zero industry-change programme (Construct Zero) opgetuigd.

Volgens Petra Hofman, als buitenpromovendus verbonden aan de Tilburg University en adviseur bij Diep, heeft COP26 te veel tegelijk willen doen in te weinig tijd door steden, regio’s én de gebouwde omgeving bij elkaar te zetten. Ze wijst er op dat de klimaatopgave in de gebouwde omgeving om veel verschillende samenhangende ontwikkelingen en actoren gaat.

“Het is daarom goed dat er op deze klimaattop erkenning is voor de rol van steden en regio’s. Steden en regio’s spelen een centrale rol in het implementeren van oplossingen omdat op deze plekken en in die menselijke netwerken concreet invulling wordt gegeven aan de opgave. Echter de gebouwde omgeving draait tegelijkertijd om de manier waarop de bouwwereld als sector met de opgave omgaat.”

Niet concreet, wel kennisoverdracht
Het #BuildingToCOP26 Consortium had net als Construct Zero moeten bijdragen aan sectorale verandering. Dit consortium had zichzelf drie doelstellingen gegeven. Allereerst moesten alle landen een CO2-reductie doelstellingen voor hun gebouwde omgeving opstellen, met concreet beleid en maatregelen.

Ten tweede hadden ten minste 1.000 steden en 20 procent van de grootste stedelijke gebieden zich moeten committeren aan Construct Zero. Ten derde hadden de sectors stakeholders zich moeten committeren aan het doel om vanaf 2030 alle nieuwe gebouwen klimaatneutraal te bouwen en de totale CO2-uitstoot zou in 2050 met 40 procent zijn afgenomen.

Hoe mooi Construct Zero ook bedacht is, een breed omarmd akkoord heeft het niet opgeleverd. Het Verenigd Koninkrijk heeft 27,5 miljoen pond extra toegezegd via het Urban Climate Action Programme, dat steden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika ondersteund om klimaatneutraal te worden.

“Het is jammer dat dit alleen vanuit het Verenigd Koninkrijk komt”, vindt Hofman. “Daarnaast had ik wel een fundamentelere afspraak verwacht van een internationale klimaatconferentie.” Toch kun je volgens haar hieruit niet concluderen dat COP26 helemaal niks heeft opgeleverd voor de gebouwde omgeving. “Er vinden veel side-events plaats en die stemmen optimistischer.”

Zelf was Hofman bijvoorbeeld op COP26 online aanwezig bij een side-event, D2GRIDS geheten. Een project dat vijfde generatie warmtenetten ontwikkelt in Noordwest-Europa. “Overheden en ondernemers zijn concreet aan de slag met het lokaal en regionaal inbedden van pilots met deze volgende generatie warmtenetten.”

Ook is er meer aandacht voor alternatieve oplossingen. “Er zijn tijdens COP26 rapporten onder de aandacht gebracht over opslag van CO2 in de gebouwde omgeving en alternatieven voor CO2-intensieve materialen.”

Dit zijn natuurlijk geen alomvattende oplossingen, maar het laat zien hoe COP26 ook een platform is voor internationale kennisoverdracht. “Er ontstaat meer kennis over het perspectief en het te bewandelen pad naar een klimaatneutrale gebouwde omgeving.”  

Klimaat blijft politiek spel
Het slotakkoord is een zeer uitgebreide tekst geworden van 97 verschillende paragrafen. Eerder leek er nog extra schot in de zaak te komen nadat China en de Verenigde Staten een gezamenlijk statement naar buiten hadden gebracht dat zij meer zullen doen om hun CO2-uitstoot te verminderen dit decennium.

Toch meldde de zichtbaar geëmotioneerde COP26-voorzitter Alok Sharma dat het slotakkoord een afgezwakte versie was geworden, waarvoor hij zich excuseerde. Het nu internationale gedeelde ambitieniveau is in feite geen verbetering ten opzichte van het akkoord van Parijs. Onder druk van China en India was het uitfaseren (phase-out) van steenkool in de originele tekst vervangen door het verminderen (phase-down) van steenkool.

Xie Zhenhua, de Chinese speciale klimaatgezant, stelde dat landen “meer concrete acties moeten ondernemen” en dat ontwikkelde landen “de leiding moeten nemen in het reduceren van broeikasgasemissies”. En daar zit volgens Reyer Gerlagh, professor aan de Tilburg University, de crux.

“Je ziet nog steeds de frictie tussen rijke en armere landen. Ontwikkelingslanden willen vasthouden aan het perspectief dat ontwikkelde landen de klimaatverandering hebben veroorzaakt en dat zij alleen last van de gevolgen hebben.” Gerlagh wijst daarbij op artikel 40 van het slotakkoord, waar ontwikkelde landen worden aangemoedigd ontwikkelingslanden te ondersteunen.

Dat is heel typerend, want China is volgens de Verenigde Naties en de Wereldhandelsorganisatie nog altijd een ontwikkelingsland, een status waar het land – ondanks internationale druk – weigert om afstand van te doen.

“Het klimaat wordt nog altijd gebruikt als onderdeel van het politieke spel. China en de VS zijn de grootste wereldwijde vervuilers, maar ook dé grootmachten”, zegt Gerlagh. “China wil economische macht op het wereldtoneel en goedkope energie is een essentieel onderdeel van de strategie daarnaartoe. China wil daarom gewoon niet al te hard zijn best doen om zijn broeikasgasemissies terug te brengen.”

Aan de andere kant staan de VS, waar volgens de professor een groot deel van de bevolking niet mee wil gaan in de strijd tegen klimaatverandering. “Trump roept dat verduurzamen een project is van de elitaire Democraten en zijn achterban gelooft dat. Hierdoor gelooft de helft van de Amerikanen niet in klimaatverandering en ontbreekt daar de echte wil om er iets aan te doen.”

Europese wil om te veranderen
Toch heeft het slotakkoord volgens Gerlagh ook een positieve kant. “Als je de oplossing voor klimaatverandering plat slaat, dan zijn er twee eigenlijke problemen: we moeten van fossiele naar hernieuwbare energie en we moeten minder vlees eten.” Daarbij wijst hij op de formulering van artikel 36.

“Fossiele brandstoffen worden voor het eerst genoemd. Tot nu toe slaagde de industrie er altijd in om die term uit de slotakkoorden te houden. Nu wordt het beestje voor het eerst bij de naam genoemd, samen met de oplossing. Er begint een heel klein beetje eerlijkheid te komen, daarin lijkt een kantelpunt te komen.”

Zo zijn de geschetste economische scenario’s niet uitgekomen. “Er werd altijd het doemverhaal verteld dat de hele economie kapot zou gaan als we van fossiele brandstoffen af zouden stappen. Je ziet nu landen de transitie maken richting elektrische mobiliteit en hernieuwbare energie en nu zien we dat die verhalen niet kloppen. We zien dat de energie- en klimaattransitie gewoon mogelijk is.”

In de houding en de voortvarendheid van de Europese Unie ziet Gerlagh eveneens de wil om aan de slag te gaan. “Voor deze ontwikkeling mogen we de EU dankbaar zijn. Over het emissiehandelssysteem is altijd veel gemord, maar het is een effectieve maatregel met een positief effect gebleken. En is – net als dat er zoveel elektrische auto’s rondrijden – een voorbeeld van succesvolle Europese wet- en regelgeving. Het kan dus wel.”