Geothermie Nederland: ‘Projecten in de knel door gestegen marktprijzen’

24.03.2022 Jan de Wit

Geothermie Nederland: ‘Projecten in de knel door gestegen marktprijzen’
©Geothermie Nederland

In een position paper aan het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft Geothermie Nederland uiteengezet wat er zou moeten gebeuren om de stagnatie van de groei van geothermieprojecten in 2020 en 2021 om te zetten in groei. Volgens de brancheorganisatie moeten er vier zaken veranderen, omdat de gestegen marktprijzen voor grondstoffen, elektriciteit en gas “een negatieve weerslag hebben” op de businesscase.

Er is ook goed nieuws, ziet Geothermie Nederland. In een recente Kabinetsbrief, het eindadvies van Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de SDE++ 2022 ziet de branchevereniging “duidelijke en zeer wenselijke verbeteringen om geothermieprojecten van de grond te laten komen”.

Desondanks stagneert de groei van geothermieprojecten in 2020 en 2021, mede doordat de gestegen marktprijzen voor grondstoffen, elektriciteit en gas een negatieve weerslag hebben op de businesscase van geothermie.

“Dit zorgt voor terughoudendheid bij het doorzetten van projectontwikkelingen – er moet letterlijk gerekend worden. Tegelijkertijd hebben de gestegen marktprijzen ook een directe weerslag op de al bestaande projecten. Zowel de initiatiefnemers, de financiers als de afnemers van deze warmte komen in de knel.”

‘Realisatietermijn van zes jaar voor álle projecten’
Om alle betrokken partijen meer zekerheid te bieden stelt Geothermie Nederland voor om de realisatietermijn voor bestaande projecten van zes jaar, ook te laten gelden voor de bestaande negentien projecten, met behoud van de subsidiejaren.

“In de Kamerbrief wordt gesteld dat projecten die in de knel komen hun beschikking kunnen inleveren en opnieuw kunnen aanvragen. De praktijk leert dat dit absoluut niet werkt. De projectontwikkeling zou dan weer van voor af aan moeten beginnen, terwijl al wel verplichtingen zijn aangegaan met uitvoerende partijen”, zo schrijft de brancheorganisatie aan het ministerie.

Zij vrezen dat dit leidt tot vertrouwensverlies onder financiers, een langere wachttijd voor afnemers en een verlies van draagvlak voor het project. Een nieuwe aanvraag betekent onzekerheid over de financiële ondersteuning

“Terwijl de oplossing heel makkelijk en door het PBL goed beargumenteerd is: realisatietermijn naar zes jaar. Dit kost niks extra’s en levert een hoop meer petajoules.”

Het tweede aandachtspunt van Geothermie Nederland is dat zij vinden dat de realisatietermijn voor álle nieuwe geothermieprojecten naar zes jaar moet. Dat de realisatietermijn voor nieuwe geothermieprojecten in de glastuinbouw naar vijf jaar verschuift, noemen zij “opmerkelijk”.

“TNO-onderzoek laat duidelijk zien dat alle geothermieprojecten tegen de realisatietermijn aanlopen door de vergunningensystematiek en de complexiteit van de warmtevraag. Dat er onderscheid gemaakt wordt binnen eenzelfde techniek is onwenselijk, ook omdat sommige projecten zowel glastuinbouw- als gebouwde omgeving afnemers hebben.”

‘De tijd dringt’
Ten derde hoopt Geothermie Nederland dat lopende aanvragen alsnog gehonoreerd worden. Zo hebben verschillende projecten naast de SDE gegrepen tot een gebrek aan budget, wat tot vertraging leidt.

“Een concreet voorbeeld is het project Geothermie Delft waar het maatschappelijk belang om duurzame warmte op te wekken groot is en waarbij de onderzoekswaarde én de innovatie opbrengt van het project evident is. Het gaat hierbij niet alleen om het opwekken van duurzame warmte, maar ook om intelligente warmtenetten, hoge temperatuuropslag en geologische kennis opdoen en delen met een dwarsverband naar het onderwijs.”

De branchevereniging is bang dat het project niet door zal gaan als het niet snel budget krijgt vanuit de SDE++. “Terwijl het eerder al eens een SDE-beschikking heeft teruggegeven én er vervolgens twee keer achter elkaar geen nieuwe SDE- beschikking is toegewezen. De tijd dringt voor dit initiatief.”

Ten slotte pleit Geothermie Nederland ervoor dat er wordt vastgehouden aan een economische levensduur van dertig jaar, waar Rob Jetten, minister voor Klimaat en Energie voor twintig jaar kiest. Hierbij wijst de branchevereniging op het advies van het PBL dat ook voor dertig jaar pleit.