Japan wil de vulkanen in nationale parken gebruiken voor aardwarmte. Eerder was het land terughoudend over het gebruik van de hete bronnen, maar de knoop lijkt nu te zijn doorgehakt naar aanleiding van bijgestelde, ambitieuze klimaatdoelstellingen.

Het vulkanische gebied in Japan kan de op twee na grootste bron van aardwarmte ter wereld zijn.  Met de verscherpte klimaatdoelen die het land vorige maand onthulde, lijkt er harder aan de fossielvrije weg te worden getimmerd dan voorheen.

In juli heeft het Japanse ministerie van Economie, Handel en Industrie (METI) een ontwerp voor een energiebeleid bekendgemaakt dat erop gericht is het aandeel van niet-fossiele energiebronnen 2,5 keer groter te maken. Volgens het nieuwe plan zal het land de koolstofuitstoot tegen 2030 met 46 procent hebben teruggedrongen, een duidelijke stijging ten opzichte van het vorige streefcijfer van 26 procent.

Weerstand vanuit milieu
Eerder leken Japanners niet van plan te zijn om de nationale parken aan te willen tasten. De overheid onderzoekt nu dertig locaties die mogelijk geschikt zijn voor de winning van aardwarmte. Het overgrote deel van die locaties bevindt zich in nationale parken. Verrassend is dat het ministerie van Milieu weerstand biedt aan de plannen. Het ministerie stelt dat de kwetsbare ecosystemen in Japan prioriteit verdienen.

Toch zal het gebruik van aardwarmte het land niet gauw overnemen. De Japanse overheid zet nog steeds sterk in op zonne- en windenergie. Volgens een Japanse krant zal geothermie maar 1 procent alle elektriciteit van het land opleveren tegen 2030.

Kostenplaatje
Volgens METI zal zonne-energie in 2030 de laagste kosten voor elektriciteitsopwekking kennen, waardoor het zelfs voordeliger wordt dan kernenergie, die in de berekeningen van 2015 als de goedkoopste werd beschouwd. De kosten voor de opwekking van elektriciteit zijn echter met ongeveer 10 procent per kWh gestegen, omdat METI dit jaar de kosten van veiligheidsmaatregelen in de meting heeft opgenomen. Toch blijft het streefcijfer voor kernenergie 20 tot 22 procent van de elektriciteitsmix.