Verse lucht tegen het virus

03.06.2020 Harm Valk

Verse lucht tegen het virus

Iedereen vindt ventilatie belangrijk. Maar het ontwerpen, aanleggen  en onderhouden van een ventilatie-installatie in gebouwen komt er vaak wat stiefmoederlijk van af. Dat tij lijkt te keren met de aandacht voor maatregelen tegen het coronavirus.

Het debat over de verspreiding van covid-19 heeft goede en voldoende ventilatie van gebouwen in de spotlights gezet. Maar verstaan we daar allemaal het zelfde onder? Het risico op onbegrip en misverstanden is groot. Daarom ga ik in op enkele veelvoorkomende misverstanden.     

Ventilatie van gebouwen wordt te vaak afgedaan als een Bouwbesluit-verplichting. Die laconieke benadering is niet meer vol te houden. Het belang van goedgeventileerde binnenruimten om verspreiding van ziektekiemen tegen te gaan, is wetenschappelijk onomstreden. Het RIVM is terughoudend ten aanzien van covid-19, maar een verband met gebouwinstallaties lijkt logisch. Ventileren is een basisvoorwaarde voor gezonde binnenlucht; zoveel is zeker.

Ventilator?
Maar ventilatie is niet identiek aan luchtbeweging. Het gaat om luchtverversing: vervuilde, gebruikte binnenlucht vervangen door verse buitenlucht. Want die buitenlucht is in 95% van de situaties (veel) schoner dan de binnenlucht. Een ‘ventilator’ op het bureau of aan het plafond ververst de lucht niet. Die zorgt alleen voor luchtstroming en daardoor afkoeling van de huid. Tegelijkertijd mengt hij de lucht in de ruimte en verspreidt de daarin aanwezige deeltjes.

Airco?
Een ‘airco’ is vaak minstens zo erg. Door de koeling is er sprake van de illusie van frisse lucht; maar die lucht is lang niet altijd ‘vers’. Veel lokale airconditioners (bijvoorbeeld de veel toegepaste split-units) koelen een ruimte door de lucht in die ruimte te recirculeren. De verversing is nihil. Alle schadelijke stoffen, ook de ziektekiemen, blijven in de ruimte aanwezig. Of deze voor een besmetting kunnen zorgen, hangt af van de eigenschappen van die deeltjes. Dat is het werkterrein van virologen en andere medisch deskundigen, daarover dus in dit verband geen uitspraken. Maar dat in een ruimte met koeling, maar zonder luchtverversing, de gezondheidsrisico’s flink toenemen behoeft geen verder betoog. Juist die installaties zien we veel in de horeca, in winkels en in sportscholen. Natuurlijk zijn er ook gebouwen die wel goed geventileerd worden en ondernemers die het wel goed voor elkaar hebben, maar dat kan de gebouwgebruiker niet nagaan. 

Hoe dan wel?
Ventileren dus: zorg voor luchtverversing in ruimten waar mensen zijn. Die luchtverversing kan heel goed centraal aangezogen worden en met een kanalenstelsel over het gebouw worden verdeeld. In een luchtbehandelingskast wordt warmte uitgewisseld en de lucht gefilterd en eventueel geconditioneerd. In het overgrote deel van deze installaties is er geen sprake van recirculatie, soms van enige lekstroom langs bijvoorbeeld een warmtewiel. De lucht die in een ruimte wordt ingeblazen is dan verse lucht, al heeft deze een andere temperatuur dan buiten. Rechtstreeks ventileren met buitenlucht via open ramen of gevelroosters is natuurlijk ook een mogelijkheid. Maar onderschat de hinder door buitenlawaai niet, en houd rekening met de extra koellast als het buiten warmer is dan binnen.

Benut vakkennis
Of de ventilatiecapaciteit voldoende is, is een ander verhaal. Te vaak wordt op het minimum ontworpen en worden installaties teruggeregeld uit het oogpunt van energiebesparing, ook bij aanwezigheid. Bovendien is er te vaak overlast door tocht of lawaai als gebouw, gebruik en installatie onvoldoende op elkaar zijn afgestemd. Het ontwerpen, realiseren en onderhouden van een goede gebouwinstallatie is immers een vak. Laten we die vakkennis benutten. Dat begint met goede communicatie: we hebben behoefte aan luchtverversing.

Harm Valk, partner / senior adviseur bij Nieman Raadgevende Ingenieurs BV