Nieuwe EHPA directeur zet in op flexibiliteit en zekerheid die warmtepompen bieden
18.09.2024 Evelien Schreurs
De Europese branchevereniging voor warmtepompen (EHPA) heeft een nieuwe directeur: Paul Kenny. Hij ziet niet alleen duurzaamheid, maar juist leveringszekerheid en onafhankelijkheid van andere landen als belangrijke redenen om in Europa in te zetten op warmtepompen.
In 2023 werden in totaal 3,02 miljoen warmtepompen verkocht in Europa, een daling ten opzichte van voorgaande jaren. Als de aantallen op dit niveau blijven, zal de Europese doelstelling van 60 miljoen warmtepompen in 2030 lastig zijn om te halen. Momenteel staat dat aantal op 24 miljoen geïnstalleerde warmtepompen.
Volgens de EHPA is deze daling te verklaren door veranderend beleid en wegvallende steunregelingen. Ook zou de gasprijs sterker gedaald zijn dan de prijs van elektriciteit, wat warmtepompen minder aantrekkelijk maakt.
Als deze trend doorzet, zal de EU niet op schema lopen om het doel van 60 miljoen geïnstalleerde warmtepompen in 2030 te behalen. De EU zou op dit tempo naar verwachting 15 miljoen warmtepompen tekortkomen, schrijft de EHPA in hun jaarrapport van 2024. Op langere termijn is het doel van de EU om 90 miljoen warmtepompen geïnstalleerd te hebben in 2050.
In hun jaarrapport schrijft de EHPA dat consistente, gestroomlijnde en ambitieuze maatregelen op lange termijn nodig zijn om de vraag voor warmtepompen weer aan te laten trekken. Echter is de publicatie van het EU Heatpump Action Plan, wat volgens de EHPA een duidelijk signaal had kunnen geven voor beleid op de lange termijn, uitgesteld.
De nieuwe directeur van de Europese branchevereniging voor warmtepompen (EHPA), Paul Kenny, vertelt over deze nieuwe rol en wat zijn ambities zijn voor de Europese warmtepompmarkt.
Hoe is de eerste week als directeur van de EHPA bevallen?
“Ik voel me comfortabel in de organisatie. Het is in mijn ogen een voortzetting van mijn laatste twee functies. Het is verschillend in de zin dat het vanuit een ander perspectief komt, maar het is hetzelfde in de zin van het proberen de energietransitie zo ver mogelijk te pushen. Dat is waarom ik deze rol heb, om te proberen Europa concurrerend te maken en te zorgen voor leveringszekerheid, door gebruik te maken van onze eigen energie. En door te verzekeren dat we de uitstoot van broeikasgassen beperken. Dus vanuit concurrentie-, kostenefficiëntie en klimaatperspectief.
Mijn vorige rol was de beleidsadviseur van de Ierse minister van energie. Dus ik heb gewerkt aan de fit for 55, maar ook aan de implementatie van de energietransitie in Ierland. Als adviseur van de minister ging ik de afgelopen vier jaar ook naar de Energy council, dus het centrum van de beleidsvorming in Brussel. Daar heb ik Rob Jetten ook vaak ontmoet, in Dublin en Den Haag, en ook bij de Energy Councils.
En daarvoor leidde ik een lokaal energieagentschap, daar heb ik een one-stop-shop voor woningrenovaties opgezet. Daar heeft mijn team ook veel warmtepompsystemen ontworpen, zowel residentieel als niet-residentieel. Dus ik heb veel geleerd over warmtepompen en beleid omtrent warmtepompen in beide rollen.”
Welke doelen wil je bereiken binnen deze rol?
“De Europese Unie heeft het doel om 60 miljoen warmtepompen geïnstalleerd te hebben in 2030. En terwijl ik denk dat het lastig wordt om dat doel te bereiken, gaat het me om het bereiken van dat doel, of het nou in 2030 of in 2031 is. Maar persoonlijk denk ik dat de kern van wat ik de komende zes tot negen maanden wil doen, is om een strategie op te stellen voor de vereniging, en die zal in lijn zijn met het strategische plan voor Europa.
Daarnaast wil ik verzekeren dat warmtepompen gebruik kunnen maken van wat we zien in de Europese elektriciteitsmarkt, namelijk veel uren met lage elektriciteitsprijzen gedreven door de beschikbaarheid van wind en zon. We moeten verzekeren dat warmtepompen de mogelijkheid en flexibiliteit hebben om warmte te bieden tegen die lage kosten. Dit staat absoluut centraal in de energietransitie: dat warmtepompen elektriciteit gebruiken wanneer het beschikbaar is en niet wanneer het niet beschikbaar is.
Als we die flexibiliteit op de markt kunnen brengen en dat op een consumentvriendelijke manier kunnen doen, ben ik er absoluut van overtuigd dat warmtepompen veel goedkoper zullen zijn binnen een paar jaar dan ieder alternatief. Niet alleen individuele warmtepompen, maar ook warmtepompen die verbonden zijn aan grotere warmtenetten.
Waar wij ons in de vereniging op moeten focussen, is verzekeren dat de protocollen die zorgen dat warmtepompen slim bestuurd mogen worden goed werken. En daarnaast dat de electricity market redesign consumenten de mogelijkheid geeft om goedkope stroom te gebruiken wanneer die beschikbaar is.
Op het gebied van energie ervaart Europa sterke competitie van China en de VS. De focus moet daarom liggen op elektrificatie van warmte en transport. We hebben geen grote voorraad van fossiele brandstoffen, dus we zullen onze energie moeten importeren of zelf moeten produceren. En iedereen die iets weet van economie, weet dat wanneer je het zelf doet het een beter economisch verhaal is.
De laatste twee jaar, na de Russische invasie in Oekraïne, of een paar maanden voor de invasie zagen we de volatiliteit van energieprijzen. Gasprijzen gingen omhoog en elektriciteitsprijzen neer, en dan omgekeerd. Dat maakt het moeilijk om een transitie te krijgen, want het is een investeringstransitie. Dus de komende tijd moeten we zorgen dat landen duidelijk en stabiel beleid hebben om de transitie mogelijk te maken.”
Na jaren van een groeiend aantal verkochte warmtepompen loopt dat aantal nu terug. Hoe kijk je naar de Europese warmtepompmarkt?
“De verkoop van warmtepompen liep terug met 6,5 procent in het afgelopen jaar. Ik denk dat dat het afgelopen jaar vooral kwam door het stopzetten van subsidies in belangrijke markten, terwijl andere markten juist groeiden. Ik denk dat we dit jaar een verdere verslechtering zullen zien van die groei, gedreven door gasprijzen die weer zakken en dat zou geholpen hebben met het versnellen van de 2022 en 2023 toename.
In Europese en landelijke verkiezingen zien we veranderend beleid en verschillende prioriteiten. Ik denk dat het beleidspunt van leveringszekerheid en concurrentie gesteund wordt door warmtepompen, maar ik denk niet dat dat voor alle beleidsmakers even duidelijk is. Om competitief te zijn is het essentieel is om op een efficiënte manier gebruik te maken van energie. En er is geen manier om zo efficiënt warmte te produceren als met een warmtepomp.”
Hoe moeten Europees en landelijk warmtepompbeleid zich tot elkaar verhouden?
“Elk land is verschillend. Ik denk dat Europees beleid er zeker moet zijn, op hoog niveau en consistent. Maar de implementatie moet afgesteld worden op de verschillende markten. Markten met een hoog aandeel warmtenetten zijn anders dan markten met een groot aandeel van individuele gasboilers. Sommige markten hebben sterkere elektriciteitsnetten dan andere. Daarom heb je een verscheidenheid aan beleid en maatregelen nodig voor verschillende landen.
Verder heeft Europa net de grootste, bindende klimaatwetgeving, en daarmee concurrentie- en leveringszekerheid, geaccepteerd. Ik denk dat Europa met dit mandaat het grootste deel van het werk op beleidsniveau heeft voltooid. En vanuit een energieperspectief gaat dit mandaat om het steunen van landen als het gaat om implementatie. Ik verwacht dat wanneer het European Heat Pump Action Plan wordt gepubliceerd, dat dat zal gaan over de implementatie en het behalen van de doelen die zijn beschreven in dat laatste mandaat. Bijvoorbeeld het uitzoeken waar de financiering is, hoe elektriciteitsnetten het best uitgebreid kunnen worden en om de vaardigheden te krijgen die nodig zijn om de transitie uit te voeren.
We zitten nu ongeveer op 24 miljoen geïnstalleerde warmtepompen, maar we installeren nog lang niet op de snelheid die nodig is om dat doel van 60 miljoen in 2030 te halen. Wat ik ook denk dat belangrijk is, is dat politieke doelen gaan over het stellen van beleid en de schaal van die doelen. Als het een jaar eerder of later wordt, is dat niet doorslaggevend tot wat er gebeurt. Ik denk dat het belangrijkste is dat het doel er is en dat al het beleid er is om daar te komen. Wanneer we er precies komen is dan niet het belangrijkste. Belangrijker is dat beleid en maatregelen er zo vroeg mogelijk zijn om dat doel te behalen.”