De ongewenste effecten van subsidie

14.09.2021 Patrick Jansen

De ongewenste effecten van subsidie

Op korte termijn verduurzamen door grootschalig gebruik te maken van zon en wind lijkt bijzonder lastig. Zo laten de langlopende bezwaren van omwonenden van een windpark bij het Gelderse Ressen zien dat de strijd om de publieke ruimte voorlopig niet gestreden is. Helder is: bewoners zijn met name te motiveren als ze zelf kunnen profiteren van de mogelijkheden. Daarom lijkt het een goed idee om te kijken welke mogelijkheden (letterlijk) dicht bij huis te vinden zijn.

Technieken om woningen te verduurzamen zijn ruimschoots beschikbaar. Denk hierbij aan (HT)warmtepompen of thermische- en PV-zonnepanelen met batterijopslag. De toepassing van deze technieken is echter nog onvoldoende om het energieverbruik te verminderen.

Een groot deel van de subsidie gaat naar adviseurs
Om energiezuinige technieken te promoten heeft de overheid sinds 2011 tal van subsidietrajecten opgezet. Daarbij is geen tekort aan afkortingen van drie of vier letters: DEI+ (200 miljoen euro), MOOI (100 miljoen euro), HER (100 miljoen euro), SDE++ (5 miljard euro) en ISDE (125 miljoen euro). Voor ondernemers is het lastig om in dit woud van afkortingen een weg te vinden. Met name in de onderzoeks-, ontwikkelings- en demonstratieprojecten lijkt een groot deel van de subsidie te gaan naar adviseurs en zijn de resultaten niet altijd even relevant voor de markt.

Saldering houdt energiemanagement tegen
Daarnaast heeft elke subsidiemaatregel ook niet-gewenste neveneffecten. Zo wordt soms een groot aantal kleine warmtepompen toegepast in plaats van een grote warmtepomp met een beter rendement, puur omdat dit meer subsidie oplevert. Ook prijsmaatregelen zoals saldering kennen niet-gewenste effecten. Door deze regeling is het aantal PV-panelen op woningen sterk gestegen. Op dit moment zorgt deze regeling er echter voor dat er geen prikkel is om energiemanagement of batterijen toe te gaan passen. Hierdoor wordt de elektrificatie van de gebouwde omgeving extra lastig.

Met het steeds grotere aantal warmtepompen en elektrische auto’s zal zowel het maximale vermogen als de gelijktijdigheid gaan toenemen. Hiervoor is enorme verzwaring van het elektriciteitsnet nodig. Energiemanagement of batterijen zouden hierbij een efficiënte oplossing zijn, maar door het ontbreken van de businesscase wordt dat niet doorontwikkeld. Door de energieprijzen en aansluitkosten van een reële (hogere) prijs te voorzien, zou deze  businesscase wel aanwezig zijn. En bij een sluitende businesscase kan door de industrie structureel worden geïnvesteerd in de ontwikkeling van producten.

Vraag een reële prijs voor brandstof en elektriciteit
In een ‘reële prijs’ voor brandstof en elektriciteit zijn ook de maatschappelijke kosten voor de CO2-uitstoot meegenomen. Deze hogere energieprijs heeft aantoonbaar effecten. Dat zorgt weer voor een politieke haalbaarheid, maar maatschappelijk zou dat voor wrijving zorgen. Het zou daarom mooi zijn als de bedragen die nu gebruikt worden voor subsidies rondom de energietransitie, zouden worden gebruikt voor het oplossen van structurele problemen als (energie)armoede en de concurrentiepositie van (zware) industrie. Daardoor zou een reële energieprijs ook maatschappelijk aanvaardbaar zijn.

Problemen worden opgelost met subsidiegeld
In de huidige situatie bedenkt (vaak) de overheid of een kennisinstituut met een behoorlijke afstand tot de markt een probleem, dat dan weer met veel subsidiegeld wordt opgelost. Bedrijven mogen dan aansluiten om de begroting weer sluitend te maken, als ze tenminste de subsidieregelingen weten te doorgronden. Een reële energieprijs is begrijpelijk voor bedrijven én de consument. Het zorgt voor een duidelijke businesscase waarmee ondernemers (zowel in de bouw als leveranciers) producten kunnen door ontwikkelen en aan de eisen van de markt kunnen blijven voldoen. Hierdoor kan worden geïnvesteerd in innovatie die ook relevant is. Dat is (mogelijk) effectiever op weg naar een energieneutrale samenleving.