Keijzer kondigt technische omscholingsubsidie aan

06.07.2021 Jan de Wit

Keijzer kondigt technische omscholingsubsidie aan

Om een gedeelte van de arbeidsmarkt te hervormen heeft het kabinet een aanvullend pakket van            1,4 miljard euro gepresenteerd om mensen begeleiding te bieden bij het zoeken (of het behouden) van werk. Onderdeel hiervan is de subsidieregeling Omscholing naar kansrijke beroepen in de ict en techniek. Dat schrijft staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat Mona Keijzer in een brief aan de Tweede Kamer.

De omscholingsubsidie is bedoeld om het structurele tekort aan technisch personeel te verminderen. “Een verschuiving op de arbeidsmarkt naar deze beroepen is van groot belang voor de uitvoering van belangrijke maatschappelijke transities als de klimaat- en energietransitie, het woningtekort en digitalisering”, aldus Keijzer.

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat trekt 37,5 miljoen euro uit voor de subsidieregeling Omscholing naar kansrijke beroepen in de ict en techniek. Werkgevers kunnen 3.750 euro aanvragen om een medewerker uit een ander beroepssegment een omscholingstraject en een arbeidsovereenkomst te bieden.

De verplichting dat een werknemer uit een ander beroepssegment afkomstig moet zijn, is opgenomen om de mobiliteit op de arbeidsmarkt te vergroten en het tekort aan technisch personeel structureel aan te pakken, zo schrijft Keijzer. In totaal kunnen 9.233 omscholingstrajecten worden gefinancierd.

Toekomstige effecten
Keijzer heeft – binnen de grenzen van de subsidiehoogte – vertrouwen in de subsidieregeling. “Het omscholen van mensen naar kansrijke beroepen zal zorgen voor een verminderde werkloosheidstoename. Zonder substantiële omscholing komt de realisatie van maatschappelijke doelen, zoals de klimaat- en energietransitie, in gevaar door een gebrek aan geschikt personeel.”

Na 2021 zal een evaluatie van de regeling plaatsvinden. “Hierin zal worden meegenomen of het bedrag van 3.750 euro een voldoende prikkel is om iemand aan te nemen en om te scholen. Ook wordt gekeken of er daadwerkelijk sprake is van een duurzame arbeidsrelatie en of er andere neveneffecten zijn”, zo besluit Keijzer.