Ook Nederland moet pijnlijke keuzes maken om Fit for 55 te implementeren

27.10.2021 Jan de Wit

Ook Nederland moet pijnlijke keuzes maken om Fit for 55 te implementeren
©Klimaatakkoord.nl (v.l.n.r. Michael Hekkenberg, Ed Nijpels en Niels Kastelein)

Onlangs vond het webinar EU legt de lat hoger van het Voortgangsoverleg Klimaatakkoord plaats. Onder leiding van voorzitter Ed Nijpels gingen Michiel Hekkenberg, senior onderzoeker bij Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), en Niels Kastelein, directeur Klimaat op het ministerie Economische Zaken en Klimaat, in gesprek over de implementatie van Fit for 55 in Nederland. Hoe gaat dit eruitzien voor de gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw?

Het nieuwe Europese klimaatplan Fit for 55 legt de lat voor CO2-reductie hoger. Voor de sectoren die onder het Europese emissiehandelssysteem (ETS) vallen gaat het doel omhoog van 49 naar 55 procent CO2-reductie, ten opzichte van 1990.

Voor de gebouwde omgeving en mobiliteit zal een apart ETS opgetuigd worden, dat vanaf 2025 zal gaan gelden. Hiervoor gaat het doel voor 2030 omhoog van 36 naar 48 procent minder uitstoot, ten opzichte van 2005. Volgens Hekkenberg is het plan hiermee niet alleen “scherper” dan zijn voorganger, maar geeft het de Europese Unie ook “meer instrumenten”.

Lees ook: EU: ‘ETS moet versterkt de laatste fase in’

Het Europese klimaat- en energiebeleid bestaat uit drie klimaatpijlers en drie energiepijlers, memoreert Hekkenberg. Het landgebruik en bosbouw en het Effort Sharing Regulation – de overige non-ETS-sectoren – vormen samen met het ETS het Klimaatbeleid. De energiebelasting, hernieuwbare energie en energiebesparing zijn de energiepijlers.

PBL schreef onlangs het rapport Nederland Fit for 55? over de mogelijke gevolgen van het voorgestelde EU-klimaatbeleid voor Nederland. “Het aanscherpen van de klimaatpijlers zorgt voor strengere eisen aan de uitstoot van broeikasgassen”, zo legt hij uit. “Terwijl de eisen aan het energiegebruik ook scherper zijn gesteld.”

Vijf gevolgen van Fit for 55
Concreet houdt het aanscherpen van de klimaat- en energiepijlers vijf zaken in. Ten eerste een snellere vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Dat de CO2-reductie van 36 naar 48 procent zal moeten, houdt in dat er 15 megaton CO2 extra bespaard zal moeten worden voor 2030. “Hoe dit verdeeld moet worden over de gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw is aan de nationale overheden”, aldus Hekkenberg. In totaal moet er 62 megaton CO2 bespaard worden tot 2030.

Ten tweede meer hernieuwbare energie. Dit moet in 2030 een Europees aandeel van 40 procent hebben, eerder was dit 32 procent. “Daarnaast moet het groeitempo van hernieuwbare energie voor verwarming en koeling omhoog van 0,5 naar 1,1 procent”, ziet de onderzoeker. Het PBL-rapport meldt eveneens een bindende verplichting voor het gebruik van ten minste 50 procent groene waterstof in het waterstofgebruik van de industrie.

“Hierbij geldt dat het overall doel – het totale Europese aandeel – niet bindend is voor individuele EU-lidstaten.” Het is alleen bindend voor het Europese blok als geheel. Dit geldt ook voor het derde punt, meer energiebesparing. Cumulatief moet de Europese Unie 1.300 petajoule besparen tot 2030, 400 petajoule meer dan voor Fit for 55.

Als vierde komt er een apart ETS voor de gebouwde omgeving en wegtransport en wordt de energiebelasting aangepast. Er komt een gelijk tarief bij gelijk gebruik – waarmee de korting voor grootgebruikers vervalt – en een rangorde voor energiedragers, waardoor de impact van het energiegebruik mee gaat wegen.

Ten slotte vraagt de Europese Unie aandacht voor energiearmoede en wil het een Sociaal Klimaatfonds in het leven roepen. “Iedereen moet meegaan en -kunnen in de energietransitie. Voor Nederland zal dit, als een van de rijkste EU-landen, betekenen dat het netto meer zal betalen aan dit fonds dan ontvangen.”

Nederland wacht een forse opgave
“Voor Nederland betekent dit een forse extra opgave, zo zal de jaarlijkse CO2-reductie van 2,2 naar 4,2 procent moeten”, ziet Hekkenberg. “Sommige maatregelen zullen ook echt wel bijtend zijn, want om de opwarming tot 1,5 graden Celsius te beperken, is zelfs een uitstootbesparing van 65 procent krap, ten opzichte van 1990.”

Tegelijk ziet hij genoeg reden om optimistisch te zijn, bijvoorbeeld dat alle sectoren zijn meegenomen in een klimaatplan. “Dat is wel echt uniek in de wereld” en hoewel de opgave immens is, “haalt de EU telkens zijn doelen”. Maar de tijd van makkelijke maatregelen is dus nu wel voorbij, zo concludeert Nijpels.

Kastelein legt uit dat het kabinet weliswaar demissionair is, maar de onderhandelingen over Fit for 55 wel degelijk doet. Het klimaatplan, opgesteld door de Europese Commissie, heeft immers op dit moment nog de status van een suggestie en heeft nu nog geen juridische binding. Toch lijkt het evident dat er een (verregaand) klimaatplan komt.

“We onderhandelen bijvoorbeeld wel over die 15 megaton extra CO2-reductie, wellicht dat die minder wordt, want meer lijkt ons niet mogelijk”, aldus de directeur Klimaat. “Beleid maken op Fit for 55 is echt aan een volgend kabinet. Ik zou ervoor willen pleiten om – ondanks de wens op een klein regeerakkoord – duidelijk vast te leggen hoe Nederland die extra reductie wil verdelen over de gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw. Dit zijn namelijk maatregelen die pijn gaan doen.”

Hekkenberg sluit zich hierbij aan, want “alleen de goedkoopste maatregelen richting 2030 is geen verstandige route”, daarna wacht Nederland immers “nog een forse opgave”. Ook de aanpak van de energiebelasting dwingt Nederland om keuzes te maken, kleine stroomverbruikers betalen relatief meer dan grootverbruikers. “Dat mag niet meer van de Europese Commissie, maar Nederland moet tegelijk kleine verbruikers prikkelen om te verduurzamen.”

Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft daarom al verschillende scenario’s uitgewerkt, vertelt Kastelein. “Elke sector heeft een eigen aanpak nodig en dat vraagt om een samenhangend pakket maatregelen. We hebben verschillende scenario’s klaarliggen, maar het is aan het volgende kabinet om daar keuzes op te gaan maken.”

Hij waarschuwt de sectoren gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw daarbij dat ze niet moeten denken dat één van hun hierbij echt ontzien zal worden. “De verdeling van de CO2-reductie per sector kan een beetje schuiven, maar het gaat hier om no-regret-maatregelen. Het vooruitschuiven van verduurzamende maatregelen zou erg onverstandig zijn.”