Verouderde modellen gebruikt bij meten impact weer op energie
30.01.2025 Sjoerd Rispens

Het weer, en de variabiliteit daarin, zijn belangrijke factoren die grote invloed hebben op de energiesector. Er is veel wetenschappelijke kennis over het weer en over klimaatverandering, maar dit is soms moeilijk te combineren met de alledaagse praktijk. Bovendien is die kennis vaak verouderd en niet toekomstbestendig, aldus klimaatwetenschapper Stefan Ligtenberg, werkzaam bij Weather Impact. Hij schreef in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en TKI Energie een onderzoek over deze problemen en formuleerde onderzoeksvragen.
“Mijn doemscenario is dat we vijf duurzame waterstofcentrales op de Noordzee gaan bouwen en er dertig jaar later achter komen dat twee ook genoeg was”, begint Ligtenberg zijn verhaal. “Ons doel met het onderzoek was om onderzoeksvragen op te stellen die dergelijke scenario’s voorkomen. We kunnen een klein deel van de grote pot met geld voor de energietransitie besteden aan een goede inschatting bij projecten of ze wel echt nodig zijn.”
“Er zijn twee werelden, die van de klimaatwetenschap, daar werken duizenden mensen. En de andere wereld is de energietransitie, waar ook heel veel mensen werken. Maar dat zijn twee eilanden. Onderling wordt er nauwelijks gecommuniceerd en beoefent iedereen zijn of haar eigen expertise. Dat is op zich prima maar met Weather Impact en onze onderzoeken proberen we een schakel te zijn en voor de één te vertalen wat de ander wil en vice versa. Want samen kunnen ze veel bereiken.”
Volgens Ligtenberg is er zo weinig communicatie tussen de werelden omdat vooral klimaatwetenschappers een heel breed werkveld hebben. “Zij bereiken in hun werk eerder het punt: dit zijn de feiten en andere mensen moeten een beslissing nemen over wat we met de kennis gaan doen. Het klimaat is van invloed op alle sectoren. De klimaatwetenschap verliest haar waarde als je het platslaan tot een ding, zoals vaak gebeurt in de energiesector. Je werkt altijd met marges en onzekerheden.”
Kanttekeningen
Ligtenberg plaatst in zijn onderzoek kanttekeningen bij de manier waarop nu gekeken wordt naar hoe het weer van invloed is op de energietransitie. “In de energiesector gaan miljarden om met de uitgaven aan zonnepanelen en windparken. Daar ben ik het ook volledig mee eens, maar tot voor kort was alleen de energievraag weergestuurd door de verwarmingsvraag van gebouwen. Maar als we straks voor 90 tot 99 procent duurzame energie opwekken is het compleet gestuurd door de weersomstandigheden.”
“Waar het nu al beter kan is de manier waarop de opbrengst wordt berekend”, gaat Ligtenberg verder. “De energiesector gebruikt vaak maar één specifiek jaar met data om te kijken wat de opbrengst van een zon- of windpark wordt. Ze kijken niet naar de klimaatverandering en welke weersveranderingen we in de toekomst mogelijk gaan zien. De zomers zullen warmer worden, zonnepanelen renderen moeilijker bij 40 graden, om maar een voorbeeld te noemen.”
“Een ander punt is dat we weten dat de energieproductie op een aantal vlakken niet toereikend zal zijn. Dus we moeten naar energieopslag. Om te weten hoeveel opslag er nodig is moet je weten wat het maximale getal is in energieverschil. Zoals gezegd zijn die in de toekomst afhankelijk van het weer, dus je moet onderzoek doen naar de randvoorwaarden. Dus hebben wij mensen uit beide werkvelden geïnterviewd om een lijst op te stellen met vragen die daar antwoord op kunnen geven.”
“Voor de invloed van het weer wordt vaak maar één set aan cijfers gebruikt omdat dat nodig is voor de business case”, gaat Ligtenberg verder. “Je moet kunnen aantonen dat je x of y gaat opbrengen anders krijg je de financiering niet rond. Dus één dataserie is makkelijk en duidelijk. Maar als je data van veertig jaar geleden gebruikt is dat natuurlijk niet toekomstbestendig. De zomers van toen waren anders dan de huidige en al helemaal anders dan de toekomstige. Dat vond ik ook meteen de meest opzienbarende uitkomst van het onderzoek. Er worden megabedragen ingezet terwijl je weet dat de toekomst anders gaat zijn.”
Maakbare wereld
In het onderzoek stelt Ligtenberg veertien vragen op. “Daar kunnen we de komende tien jaar ons best op doen om antwoorden te zoeken. De ene vraag is omvangrijker dan de ander. Sommigen spelen op Europees niveau, zoals de randvoorwaarden van energieopslag. Op een aantal vragen worden door onderzoekers uit beide werelden al antwoorden gezocht, maar de samenwerking kan op dat gebied beter.”
Een greep uit de vragen die Ligtenberg heeft opgesteld: Hoe groot is de invloed van grote windparken en zonneweides op de atmosfeer, en daarmee mogelijk om de energieproductie? Hoe nuttig zijn energieweerwaarschuwingen in de toekomst? En hoe moet dat worden vormgegeven?
“Als deze vragen over vijf of tien jaar beantwoordt zijn is de transitie daarmee goed geholpen, denk ik. En er kunnen altijd nog vragen worden toegevoegd. Sommige vragen zijn over tien jaar misschien ook niet meer relevant.”
“We gaan nog te veel uit van een maakbare wereld”, besluit Ligtenberg. “Als we volledig afhankelijk zijn van het weer om energie op te wekken verdwijnt dat. Het is de vraag of we dan een systeem hebben dat robuust genoeg is om negatieve pieken op te vangen. Dat moeten we in Europa flexibel regelen. Dat is net zo belangrijk als de vraag of we genoeg windmolens kunnen bouwen.”