Wie draait er op voor risico’s bij warmteprojecten?

15.04.2021 Simone Tresoor

Wie draait er op voor risico’s bij warmteprojecten?

In de jaren zestig ging Nederland over van kolen op gas. Terugkijkend lijkt dat zonder al te veel hobbels te zijn gegaan. Inmiddels wordt er in heel Nederland hard gewerkt aan de overgang op duurzame bronnen en dat lijkt veel meer voeten in aarde te hebben. ‘Wie draait er op voor het vollooprisico’ was het grootste onderwerp van gesprek tijdens het webinar van de Stichting Warmtenetwerk over de haalbaarheid in uitvoering en financiering van warmtenetten waaraan gemeenten, woningcorporaties en warmtebedrijven deelnamen.

Vertegenwoordigers van projecten in de gemeenten Haarlem, IJmond, Amsterdam en Schiedam zijn allen op een ander punt in de ontwikkeling en vertellen tegen welke problemen ze aanlopen. De grootste bottleneck lijkt te zijn: ‘Wie draait er op voor het vollooprisico?’ De term vollooprisico heeft wellicht wat uitleg nodig. Wanneer er wordt gekozen voor de aanleg van een warmtenet werken gemeenten samen met partijen zoals woningcorporaties en warmtebedrijven. De businesscase van het ontwikkelen, uitvoeren en aansluiten van warmtenetten kent veel risico’s die afwijken van andere energieprojecten en die nieuw zijn voor de partijen. Ze weten dus niet precies wat de risico’s gaan zijn. Onder het vollooprisico verstaan we het risico dat de vraag naar warmte achterblijft op de, ten tijde van het investeringsbesluit, verwachte afzet.

Partijen moeten elkaar vertrouwen

De praktijkervaringen van de gemeenten zijn zeer divers te noemen en dat komt omdat ze allemaal in een andere ontwikkelingsfase van hun warmteproject zitten. In deze beginstadia is er nog niet veel ervaring opgedaan met aardwarmte of geothermie, maar de vraag is ook welke vormen van financieringsconstructies er nodig zijn. Aan de ene kant wil men aan de particuliere woningbezitter uitstralen dat het allemaal kostenneutraal gaat worden om ze niet nodeloos ongerust te maken en ze vooral mee te krijgen in de transitie, aan de andere kant durven of kunnen gemeenten niet opdraaien voor onvoorziene financiële risico’s.

Winand van Dijk van de gemeente Haarlem vertelt over het project in de wijk Schalkwijk waar de gemeente samen met de woningcorporaties, 5200 woningen van het gas af willen halen middels een warmtenet. Het plan is de restwarmte van een nabij gelegen datacenter te combineren met geothermie. In een deel van deze wijk moet de riolering binnenkort vervangen worden en dus is het plan om in 2022 een begin maken met het project. Er is een businesscase ontwikkeld, maar die is nog broos. De risico’s die kostenverhogend kunnen werken zijn nog niet helder en wellicht worden ze dat ook nooit. Want er kan onderweg van alles misgaan: in de techniek, bij inpandige werkzaamheden of bij een planning die niet gehaald wordt. Al deze onvoorziene zaken kunnen een kostenverhoging met zich meebrengen. Echter om het project te combineren met de rioolvervanging zal er binnen afzienbare tijd toch een ‘go’ moeten worden gegeven.  

Ook de andere gemeenten geven aan dat de financiële risico’s huiverig maken. Ze werken samen met commerciële bedrijven die er heel anders instaan. Er moet anticyclisch worden geïnvesteerd en dat wordt gezien als een risico. Dus wordt er gesteld dat de diverse partijen elkaar moeten gaan vertrouwen en elkaars taal moeten leren spreken. Zo zou het helpen om elkaars rekenmodellen in te zien en te bekijken wat ieders belangen in een project zijn. Zo vindt een woningcorporatie de energietransitie gerust belangrijk, maar is hun investeringscapaciteit beperkt omdat ze nog andere opgaves hebben. Dit ligt bij een warmtebedrijf natuurlijk weer heel anders.

'Overheid kom ons te hulp'

Een duidelijk voorbeeld van hoe het ook kan geeft Manja Thiry van Eneco. Zij zat als vertegenwoordiger van het warmtebedrijf om tafel met gemeente en woningcorporaties betreffende de aanleg van een warmtenet in de wijk Groenoord in Schiedam. Al snel kwamen ze erachter dat de eis dat het project woonlastenneutraal zou moeten worden niet zou lukken. De aansluitkosten per huis zouden te hoog worden. Alle partijen gingen samen terug naar de tekentafel om deze kosten te verlagen. Dat is gelukt door bijvoorbeeld het warmtestation te versoberen en door te bezuinigen op mechanische zaken. De aansluitkosten zijn nu gehalveerd en men is overeen gekomen dat het vollooprisico wordt verdeeld over de partijen. Ieder draagt wat ze kunnen, waarbij Eneco behoorlijk zijn nek uitsteekt: ‘een risicovrije businesscase bestaat niet’, vinden zij. In december heeft Eneco een ‘go’ gegeven en het plan gaat dus worden gerealiseerd.

De deelnemers aan het webinar geven allemaal aan dat een aantal risico’s niet op projectniveau maar op een hoger nationaal niveau moet worden opgepakt. De gemeenten zien zeker in dat ze een regierol hebben in het CO2-vrij maken van de wijken maar hebben wel overheidsinstrumenten nodig: ze wensen beleid. Ook wordt aangegeven dat het enorm belangrijk is dat er een goede propositie is voor de bewoners. Het woud van subsidiemaatregelingen wordt als complex ervaren. De opdracht aan het Rijk is dan ook: ‘kom ons te hulp met beleid voor de lange termijn en maak de regelgeving omtrent subsidie een stuk simpeler.’