Circulariteit speelt nog nauwelijks een rol van betekenis in warmteoplossingen

01.04.2022 Jan de Wit

Circulariteit speelt nog nauwelijks een rol van betekenis in warmteoplossingen

Olaf Oosting is directielid en senior adviseur duurzaamheid en circulariteit bij Valstar Simonis en zal op Duurzaam Verwarmd een seminar geven over circulair installeren. Wat is daarvoor nodig en in hoeverre speelt circulariteit al een rol in warmteoplossingen? Volgens Oosting is er nog een lange weg te gaan: “De mate van circulariteit is heel beperkt.”

Valstar Simonis is een onafhankelijk Nederlands advies- en ingenieursbureau op het gebied van duurzaamheid, comfort en veiligheid in gebouwen. Oosting is er na een ‘pauze’ van 3,5 jaar sinds 1,5 jaar nu weer terug, om “weer meer met circulariteit” aan de slag te kunnen.

Tussendoor wilde hij de “installatietechniek eens in de praktijk beleven”. 3,5 praktijkjaar verder wil hij de installatiebranche verder laten verduurzamen door de noodzakelijke grote stappen te gaan zetten op het gebied van circulariteit.

Dit begint volgens het bedrijf “door te ontwerpen vanuit een duurzame grondhouding en duurzame technologie toe te passen”. Daarbij draait alles om het behouden van de waarde van een materiaal of product, om zo min mogelijk nieuwe grondstoffen nodig te hebben en toekomstige verspilling tegen te gaan.

De installatiebranche onderscheidt zich van andere bouwpartners op het gebied van circulair bouwen, omdat er volgens het adviesbureau sprake is van een zeer lange keten, het gebruik van (schaarse) metalen op grote schaal en een relatief korte gebruiksperiode.

Vier circulaire werkvelden
Bij het toepassen van de circulaire economie in de installatiebranche onderscheidt Valstar Simonis vier werkvelden, met allereerst: een circulair ontwerp. Hierbij moet het installatietechnische ontwerp circulair gemaakt worden, maar dat moet ook toets- en meetbaar zijn.

Daarbij is het belangrijk om het ontwerp te maken vanuit de levensduur van een installatieconcept. Tijdens de gehele levensduur worden de installaties meerdere malen worden aangepast, daarom is het van belang dat het ontwerp uitgaat van verschillende installatieonderdelen die individueel goed losmaakbaar zijn.

Wanneer er dan een onderdeel stukgaat, en niet meer repareerbaar is, dan kan dat individueel worden vervangen. “De mate van circulariteit van warmteoplossingen is nog heel beperkt”, stelt Oosting.

“Tegelijk lopen er al wel verschillende initiatieven, maar dat moet veel meer gebeuren. Dat is ook in het voordeel van een fabrikant. Neem bijvoorbeeld staal, waarvan de prijzen door het dak gaan. Een warmtepomp bestaat voor 75 procent uit RVS, als je die zo ontwerpt dat je onderdelen kunt hergebruiken, dan scheelt dat in de materiaalvraag.”

Daarbij komt Oosting ook gelijk uit bij het tweede circulaire werkveld: een circulair product. “Fabrikanten moeten veel meer eigenaar van hun product worden. Ze zijn dan ook verantwoordelijk voor het product als het aan het einde van zijn levensduur komt.” Dan gaan producenten volgens hem minder in producten denken en meer in grondstoffen.

“Dat is cruciaal, want er zijn te weinig grondstoffen voor de hoeveelheid duurzame oplossingen die we de komende jaren willen gaan produceren. We moeten allereerst minder primaire grondstoffen gaan gebruiken en daarnaast ook gaan kijken naar andere bruikbare grondstoffen.”

Valstar Simonis gebruikt in zijn adviezen hiervoor de zogenaamde 10R circulariteitsladder. Hierbij wordt zowel naar de herkomst als naar de toekomst van het product en het materiaal gekeken.

De focus ligt nu namelijk vrijwel geheel op CO2-reductie van het eindproduct. “Dat is natuurlijk van groot belang, maar het minimaliseren van grondstofgebruik zou de basis moeten zijn. Daarmee voorkom je CO2-uitstoot in het productieproces én in de toekomst. CO2-uitstoot zit namelijk niet alleen in het gebruik, maar ook in de productie.”

Het aanscherpen van de MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) zou volgens Oosting een goede volgende stap zijn. “Die is nog niet scherp genoeg. De overheid zegt wel van plan te zijn om die aan te scherpen, maar dat is nog niet zover en op deze manier halen we de doelstellingen voor de gebouwde omgeving niet.”

Op basis van een MPG-berekening wordt de milieubelasting van materialen berekend. “Producten moeten in de Nationale Milieudatabase zitten. Installatechnische producten ontbreken daar veelal in. Daarvoor wordt met een fictieve milieu-impact gerekend. Voor de zekerheid wordt daar nog een boete op gezet van 30 procent. Als fabrikant een werkelijke milieu-impact van zijn product kan aantonen door middel van een levenscyclusanalyse, dan kun je een boete voorkomen. Behalve een aanscherping van de MPG is meer en betere data daarom ook nodig.”

Daarbij erkent Oosting dat dit met warmteoplossingen vaak nog knap lastig kan zijn, met name wanneer een bedrijf wil opschalen. “Een product als beton bestaat uit een behoorlijke gestandaardiseerde mix. Een grotere hoeveelheid leidt niet tot een andere samenstelling of verhouding. Een warmtepomp van 100 kilowatt en een van 200 kilowatt geven een ander productprofiel en dit vraagt dus ook om een andere aanpak.”

Warmteoplossingen as a service
Een circulair businessmodel is het derde circulaire werkveld. “Om daadwerkelijk materiaalstromen te kunnen waarborgen en de kwaliteit van producten te kunnen verbeteren is een verandering van eigenaarschap noodzakelijk”, zo stelt Valstar Simonis.

Oosting ziet een warmtepomp as a service als een goed voorbeeld van en circulair businessmodel. “Dit model draagt er aan bij dat fabrikanten anders gaan denken. Als de leverancier eigenaar blijft van het product, dan krijgen ze het terug en heeft hij een probleem als het product niet circulair is. Bij terugkomst kan de leverancier het product dan weer refurbishen – opwaarderen tot een verkoopbaar product.”

Een ander circulair business model is dat de leverancier een terugkoopgarantie geeft tegen bijvoorbeeld 10 procent van de aanschafwaarde, die dan weer besteed kan worden aan de volgende warmteoplossing. De leverancier beschikt dan weer over relatief goedkope onderdelen en grondstoffen.

“De eerste bedrijven zijn hier nu mee bezig, bijvoorbeeld met luchtbehandelingskasten. Een circulair businessmodel is een belangrijke randvoorwaarde voor een daadwerkelijk circulair product. Daarmee zou je de transitie kunnen versnellen. Dat doen wij op bedrijfsniveau door in kaart te brengen welke grondstoffen en materialen worden gebruikt, welke impact dit heeft en waar de grootste slag geslagen kan worden.”

‘Circulariteit cruciaal op de lange termijn’
Het laatste circulaire werkveld is een circulair beheer en onderhoud. Het belangrijkste aspect hiervan is een goede planning, stelt Oosting. “Er zijn 8 miljoen panden in Nederland die langzaam circulair gemaakt kunnen worden. Nu wordt nog te veel één-op-één vervangen omdat het ad hoc moet gebeuren, maar met een goede planning kun je ook analyseren wat je met het product kan dat wordt vervangen en welk circulair alternatief er bestaat.”

Circulariteit zou daarom een verplicht onderdeel van een aanbesteding moeten worden, zo stelt hij. Zo zou er gelijk in de beginfase al over nagedacht moeten worden. Daarnaast is het voor producenten een kwestie van het verlengen van de levensduur. Zowel absoluut als de kwalitatieve levensduur. Een product dat langer een hoog rendement kan leveren zal minder snel worden vervangen.

Er komt een moment dat een circulaire productieketen ook echt rendabeler is vanwege hoge grondstofprijzen. Wanneer dit moment komt is niet duidelijk, maar wel dat een circulair voorgesorteerde producent dan in het voordeel is.

“Breng voor je handelingsperspectief nou eens in kaart wat je in je gehele productieproces hebt zitten aan materialen en grondstoffen. Energetische elementen en productiekosten zijn belangrijk op de korte termijn, maar circulariteit is op de lange termijn écht cruciaal”, zo besluit Oosting.

Op donderdag 14 april spreekt Olaf Oosting tijdens het congres Verduurzaming Bouw op Duurzaam Verwarmd. Bestel een gratis ticket hiervoor met de code WARMTE365 via deze link. Voor het volledige programma, kijk hier.