Tijdens de presentatie van de conceptversie van het kennisdossier Legionella in de Energietransitie zijn de eerste bevindingen uiteengezet. David van Petersen van TKI Urban Energy deelt waar de risico’s van legionella in duurzame warmtesystemen zich bevinden.

De huidige legionellawetgeving kwam tot stand naar aanleiding van de grote legionellaramp die zich in 1999 afspeelde in Nederland. Bij een bloemententoonstelling ontstond de bacterie in een bubbelbad, waarna honderden mensen besmet raakten. De bacterie ontstaat dan ook in warm, stilstaand water. “Door de warmtetransitie komen er nieuwe, warme groeilocaties in gebouwen en de ondergrond”, begint Van Petersen. Een temperatuur van 25 tot 50 graden is het meest gunstig voor de bacterie. Daar onder en boven sterft legionella af.

Beheer
De huidige legionellawetgeving stelt dat temperaturen tussen de 25 en 50 graden vermeden worden. “Als je daar niet aan kunt voldoen, moet je de toezichthouder om toestemming vragen. Dat is meestal de gemeente.” Onder voorwaarde dat je een beheerstechniek toepast en voldoet aan een jaarlijkse controle kan er een uitzondering gemaakt worden. Er zijn verschillende beheersingstechnieken om legionella onder controle te houden. De eerste is thermisch, volgens Van Petersen de status quo onder de technieken. Er wordt dan regelmatig gespoeld met water met een veel hogere temperatuur. Maar er kan ook fysisch of chemisch beheert worden. Het nadeel daarbij is volgens Van Petersen dat er van alles aan het water toe wordt gevoegd.

Hotspot
Van Petersen stelt dat de warmtetransitie het risico op legionella op verschillende manieren verhoogt. “Door de toename van isolatie blijft warmte langer in gebouwen hangen. Maar ook ontstaan er zogenoemde dode leidingen.” Een dode leiding is in een circuit van waterleidingen een leiding die niet (meer) verbonden is aan een watertappunt. Op die plekken kan een hotspot ontstaan, wat zoveel inhoudt als dat er veel bacteriën ophopen.

Het definitieve kennisdossier laat nog even op zich wachten. Deze maand hebben deskundigen de gelegenheid om feedback te geven op het rapport, waarna de uiteindelijke versie in oktober zal verschijnen.