Europa gaat staatssteunstrijd aan met VS en China

07.02.2023 Jan de Wit

Europa gaat staatssteunstrijd aan met VS en China
©European Union

Met het Green Deal Industrial Plan gaat de Europese Unie de groene concurrentiestrijd vol aan met de VS en China. Een strijd die nadelig kan uitpakken voor de hernieuwbare energiesector, maar tegelijkertijd ook onvermijdbaar lijkt. Met de komst van de Amerikaanse Inflation Reduction Act werd het namelijk buigen of barsten voor Europa, dat koos voor buigen. Maar hoe kan het dat een enorme subsidiepot niet per se voordelig is voor een sector?

De Inflation Reduction Act leidde in eerste instantie tot grote tevredenheid in Europa, want eindelijk hadden de VS ook een serieus plan om klimaatverandering tegen te gaan. Daarmee is men in Europa nog altijd blij, maar met de economische implicaties iets minder.

Lees ook: Biden bekrachtigt gigantisch klimaatpakket

Het klimaatplan bevat namelijk ruim 300 miljard dollar voor de aanpak van klimaatverandering en zo’n 180 miljard dollar voor de productie van zon- en windenergie, accu's, warmtepompen en waterstof. Dit geld wordt beschikbaar gesteld in de vorm van subsidies en belastingvoordelen aan bedrijven die op Amerikaanse bodem produceren.

Een vorm van staatssteun die veel Europese bedrijven verleid om in de VS hun (nieuwe) fabrieken te openen. Daarnaast biedt de Chinese overheid al decennialang staatssteun aan bedrijven die een strategisch landsbelang hebben en heeft het daardoor in enorme delen van de supply chains van zon- en windenergie, accu's, warmtepompen en waterstof een vaak fors meerderheidsbelang.

Dat het gewicht van de Europese Unie in het algemeen en de Europese Commissie in het bijzonder snel veranderd blijkt ook nu weer. Sinds de oorlog in Oekraïne is begonnen komt de Commissie – doorgaans met steun van Duitsland en, of Frankrijk – met het ene na het andere ingrijpende voorstel. Waar er voor de oorlog al snel kritiek kwam op de bemoeizucht vanuit Europa, gaat het nu al snel over de inhoud van het voorstel.

Zo ook nu weer met het Green Deal Industrieel Plan. En dat met een gigantisch plan voor dat wat tot voor kort een Europees taboe was: staatssteun. Het is daarnaast ook tekenend voor de situatie waarin de Europese Unie is gedwongen. Zonder staatssteun dreigt immers een flinke knauw voor het concurrentievermogen.

"Europa is vastbesloten om de duurzame technologische revolutie te leiden”, stelt Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie.

“Voor onze bedrijven en mensen betekent dit dat we vaardigheden omzetten in hoogwaardige banen en innovatie in massaproductie, dankzij een eenvoudiger en sneller kader. Dankzij een betere toegang tot financiering kunnen onze belangrijkste duurzame technologische industrieën snel opschalen.”

Wat houdt het plan in?
Het Green Deal Industrieel Plan bouwt voort op eerdere initiatieven als de Europese Green Deal en REPowerEU. Het is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbare en vereenvoudigde regelgeving, snellere toegang tot financiering, verbetering van vaardigheden en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens.

Lees ook: Europese Commissie wil dat de uitrol van warmtepompen verdubbelt

Ten eerste wil de Commissie nog met meer specifieke voorstellen komen om de Europese productie van onder andere zon- en windenergie, accu's, warmtepompen en waterstof op te schalen. Ook wordt er aan wet- en regelgeving gewerkt die snelle implementatie en vergunningverlening mogelijk moet maken.

Daar moet de hervorming van de Europese elektriciteitsmarkt ook op aansluiten. Daarbij kondigde de Commissie aan dat deze ervoor moet zorgen dat consumenten kunnen profiteren van de lagere kosten van hernieuwbare energiebronnen.

Ten tweede wil de Commissie de hoeveelheid groene investeringen vergroten. Door meer staatssteun toe te staan is de hoop dat er ook meer particulier kapitaal kan worden aangetrokken.

De Commissie zal hiervoor ook het gebruik van bestaande Europese fondsen vergemakkelijken, zoals REPowerEU, InvestEU en het Innovatiefonds. Voor de zomer moet er een Europees Soevereiniteitsfonds komen dat zich meer richt op meerjarige financiering.

Ten derde schat de Commissie in dat 35 tot 40 procent van alle banen door de energietransitie kan worden getroffen. Om daarop in te spelen komen er Europese bij- en omscholingsprogramma's in strategisch belangrijke industrieën. Daarbij moeten niet alleen de benodigde vaardigheden tussen de Europese lidstaten beter worden afgestemd, maar moeten deze ook officieel worden erkend.

Ten vierde zal de Commissie de bestaande vrijhandelsovereenkomsten en andere vormen van samenwerking met partners blijven ontwikkelen om de energietransitie te ondersteunen. Een vrij vage belofte omdat de vrijhandelsovereenkomsten in principe te lijken te botsen met de staatssteun die de Europese Commissie nu aankondigt.

“Het is juist om groene industrieën zoals warmtepompen te ondersteunen, maar om een einde te maken aan fossiele brandstoffen en netto nul te bereiken, zijn meer details nodig”, stelt Jozefien Vanbecelaere, hoofd Europese zaken bij de European Heat Pump Association.

“De Europese Commissie moet het belang van warmtepompen voor de doelstellingen van de Europese Unie erkennen en het vlees op de botten van deze mededeling leggen door deze te vertalen in cijfers, duidelijke doelen en acties voor alle onderdelen van de waardeketen van warmtepompen.”

Wat betekent dit voor Nederland?
De Duitse bondskanselier Olaf Scholz zei dat de Europese Commissie "belangrijke voorstellen heeft gedaan, die allemaal in de goede richting gaan". Het debat over de Inflation Reduction Act noemde hij een stimulans voor Europa "om te blijven kijken hoe we de voorwaarden voor investeringen hier in eigen land verder kunnen verbeteren", aldus Scholz.

“Dit houdt onder meer in dat de Europese staatssteunwetgeving in de loop van de tijd nog wendbaarder en flexibeler wordt, zodat investeerders in een vroeg stadium weten welke steun ze kunnen verwachten.”

Nederland is zeker geen voorstander van het Green Deal Industrial Plan. Het verruimen van staatssteunregels is vooral gunstig voor grote economieën als de Duitse of Franse, kan leiden tot onderlinge concurrentie tussen Europese lidstaten en verstoring van de vrije Europese markt.

Een merkwaardige paradox, want voor de twintig grootste Nederlandse vervuilers worden maatwerkafspraken opgezet om ze met een vorm van staatssteun te helpen verduurzamen. De overheid faciliteert de nieuwe energie-infrastructuur – waaronder ook het Porthos-project valt – en zegt daar ambitieuze verduurzaming voor terug te willen met afspraken over langjarige investeringen in Nederland.

Het grote probleem is echter vooral dat het Green Deal Industrial Plan, net als de Inflation Reduction Act en de Chinese staatssteun, een protectionistisch karakter heeft. De subsidies zijn voor Europese productie en de Commissie zegt de Europese interne markt te willen beschermen tegen buitenlandse subsidies.

Maar in de regel leidt meer protectionisme ook weer tot meer protectionisme. Wat als China bijvoorbeeld besluit bepaalde aardmetalen niet meer aan de VS of Europa te verkopen? Dan kan dat ook de supply chains van warmtepompen raken. Een verstoring die onherroepelijk tot vertragingen zal leiden en dat juist op het moment dat de energietransitie vleugels begint te krijgen.

En hoewel er in Europa steeds meer initiatieven ontstaan om de maakindustrie snel op te schalen, is die nog lang niet in staat om de Chinese productiecapaciteit over te nemen. Eventuele mijncapaciteit staat zelfs daar nog mijlenver vandaan.

Verregaand protectionisme zou daarom zeer ongunstig uitpakken voor de Europese energietransitie. Europa is deze staatssteunstrijd daarom ook niet begonnen. Chinese staatssteun is eigenlijk alleen voor écht Chinese bedrijven, buitenlandse bedrijven in China ondervinden vaak een concurrentienadeel. Maar na de komst van de Inflation Reduction Act moest de Europese Commissie wel reageren.

Industriële bedrijven en groene start- en scale-ups dreigden hun overstap of uitbreiding naar de VS te plannen vanwege de subsidiemogelijkheden, belastingvoordelen en de energie die er momenteel veel goedkoper is. De Nederlandse zorgen over het eigen groene concurrentievermogen zijn zeer begrijpelijk, maar om Europees te kunnen concurreren heeft Nederland wel bedrijven nodig.