Nederland gaat miljarden betalen om industriële CO2 te begraven

24.08.2022 Jan de Wit

Nederland gaat miljarden betalen om industriële CO2 te begraven
©Porthos

Naast een Visie en uitvoeringsagenda voor strategisch en groen industriebeleid heeft Micky Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat, ook een update gegeven over de maatwerkafspraken die worden gemaakt met de twintig grootste vervuilers van Nederland. Deze zijn niet alleen belangrijk omdat er miljarden euro’s aan gespendeerd zullen worden, maar ook omdat de maatwerkafspraken leren welke verduurzamingstechnieken flink gaan opschalen tot 2030. Zes vragen over de stand van zaken rondom de industriële maatwerkafspraken.

Allereerst de maatwerkafspraken, want wat zijn dat nou eigenlijk? Bij de presentatie van het Regeerakkoord was dit namelijk nog behoorlijk vaag. Er zouden bindende maatwerkafspraken met de tien tot twintig grootste vervuilers van Nederland op basis van wederkerigheid.

De overheid faciliteert de nieuwe energie-infrastructuur en zegt daar ambitieuze verduurzaming voor terug te willen met afspraken over langjarige investeringen in Nederland in opleidingen, goed werkgeverschap en de kwaliteit van de leefomgeving. Ook zou er nationale bodem CO2-prijs komen, maar die lijkt met de huidige recordprijzen voorlopig geen prioriteit te hebben.

Sinds het voorjaar van 2022 is het Programmateam Maatwerkafspraken onder leiding van minister Adriaansens in gesprek met de twintig grootste Nederlandse uitstoters. Voor elk van de industrieclusters met grote uitstoters wordt tenminste één team van ongeveer 25 fte gevormd. Hierin wordt afgetast wat de plannen van deze bedrijven en wat de overheid kan doen om enkele belemmeringen weg te halen.

Dat dit lang duurt is niet verwonderlijk. Industriële investeringen op deze schaal nemen doorgaans zes tot zeven jaar in beslag en moeten in bedrijf kunnen blijven tot 2030, en het gros zelfs tot 2050. Dat laat ook het belang zien van de huidige afspraken, hiermee wil de Nederlandse industrie CO2-neutraal worden in 2050.

Wat gaat die wederkerigheid inhouden?
Minister Adriaansens schrijft eveneens dat meerdere van deze bedrijven al klaarstaan om de definitieve investeringsbeslissing nog dit jaar of volgend jaar te maken. De overheid wil deze bedrijven “graag ondersteunen om hun verduurzamingsopgave in Nederland te realiseren”, schrijft zij. Om de wederkerigheid vast te leggen worden er maatwerkafspraken gemaakt.

Daarbij zullen de bedrijven zelf met “ambitieuze verduurzamingsplannen” moeten komen, waarmee ze zich “voor nu en de lange termijn” committeren aan Nederland. Volgens de minister is het belangrijk “dat bedrijven in de maatwerkaanpak verder kijken dan 2030”. Daarbij zal de mate van inspanning van overheidszijde “mede afhankelijk zijn van inspanning die het bedrijf aangaat”.

Bedrijven die beperkte opties hebben richting 2030 dienen een plan te hebben voor een ingrijpende aanpassing van het productieproces om CO2-neutraal te worden in de periode 2040 tot en met uiterlijk 2050.

“Zo kunnen wij daadwerkelijk stappen zetten richting een klimaatneutrale en circulaire industrie in 2050”, aldus Adriaansens. “Het is niet uitgesloten dat in een latere fase de maatwerkaanpak ook op andere bedrijven kan worden toegepast.”

Wat verwachten de grootste industriële uitstoters van de overheid?
De grootste uitstoters hebben daarbij aangegeven dat de vergunningen rondom de stikstofruimte een potentieel issue zijn bij nieuwe projecten. De minister wil de stikstofeffecten van hun plannen daarom beter in kaart brengen en wijst op de wettelijk verplichte Best Beschikbare Techniek-voorschriften. Om ervoor te zorgen dat bedrijven meer gaan doen om de leefomgeving en gezondheid van omwonenden te bevorderen dan wettelijk verplicht, zullen ook daarover maatwerkafspraken worden gemaakt.

Daarnaast worden kortere tijden om vergunning rond te krijgen, tijdige aanleg van infrastructuur en de wet- en regelgeving – bijvoorbeeld rondom waterstof – door de grootste vervuilers aangestipt als cruciale voorwaarden.

Binnen het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie wordt met decentrale overheden bekeken hoe de vergunningverlening voor infrastructuurprojecten kan worden versneld. “Zeker op terreinen van vergunningverlening, toezicht en handhaving, en scholing van technisch personeel is samenwerking met medeoverheden van groot belang.”

Om onder meer de vergunningverleningsprocessen zo “snel en soepel mogelijk te laten verlopen” wil de minister de decentrale overheden ook betrekken bij de maatwerkafspraken. De bedrijven zullen volgens haar zelf transparanter moeten zijn om de vergunningsprocedure te verkorten.

Wat betreft de infrastructuur zouden de maatwerkafspraken aanleiding kunnen geven om Meerjarenprogramma Infrastructuur en Klimaat (MIEK)-projecten te versnellen, waarmee de overheid de energie- en grondstoffeninfrastructuur wil uitbreiden.

Probleem is echter dat de huidige netcongestie al reden geeft tot zorg, terwijl het kabinet de ambitie heeft om de opgestelde windcapaciteit te verhogen naar 21 gigawatt rond 2030 en verdere groei richting 2050 onderzoekt. Als dit ecologisch en nettechnisch inpasbaar is. Hoewel de huidige netcongestie zich niet op zee bevindt, zullen deze ontwikkeling druk leggen op de aanlandingslocaties nabij de grote industrieclusters aan de kust.

Ten slotte erkent het kabinet “het belang van de circulaire economie” om klimaatneutraal te worden en zet het daarom ook in op circulaire wet- en regelgeving. Opvallend is dat de minister expliciet benoemt dat het “niet alleen de uitstoot door hun eigen schoorsteen” betreft. Weliswaar wordt ook de uitstoot “die zij eerder of later in de keten veroorzaken” benoemt, maar de Scope 3-emissies – van de consument – blijven onbenoemd.

Hoe zit het met het energiegedeelte?
Allereerst de Energiebesparingsplicht. Vanaf volgend jaar vallen ook alle grootverbruikers, inclusief EU ETS bedrijven, onder deze plicht. Dit betekent dat zij verplicht zijn om alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uit te voeren.

Hetzelfde gaat gelden voor eigen opwekmaatregelen als deze een terugverdientijd hebben van vijf jaar of minder. Tijdens de maatwerkafspraken zal worden gekeken of sommige bedrijven onder bepaalde voorwaarden nog meer energie en gas kunnen gaan besparen.

Nog altijd wordt te veel restwarmte niet benut. Ook wanneer industriële bedrijven hun productieproces hebben verduurzaamd, zullen veel processen op hoge temperatuur worden uitgevoerd. Ook commitment over het beschikbaar stellen van de restwarmte zal onder het wederkerigheidsprincipe van de maatwerkafspraken kunnen vallen.

Hoe is de financiering geregeld?
De financiering van de maatwerkafspraken zal geen maatwerk worden, want die gaat via de generieke ondersteuningsinstrumenten, bijvoorbeeld de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) en de Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI).

Daarnaast wordt er ter aanvulling op de SDE++, de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) ontwikkelt. De NIKI-regeling zal omvangrijkere duurzame investeringen, in innovatieve technieken zoals groene chemie of elektrificatie, met subsidie ondersteunen in de aanloopjaren.

Eventueel kan dit worden aangevuld met specifieke financiële steun, afhankelijk van de financiële behoefte van het bedrijf en of de Europese Commissie de maatwerkafspraken als ongeoorloofde staatssteun zal zien.

Hoe nu verder?
De maatwerkafspraken verlopen in vijf fases (oriënterend, ontwikkelend, beoordelend, uitwerkend en uitvoerend) waarin de snelheid per bedrijf kan verschillen, afhankelijk van de ambitie van een bedrijf en de uitvoeringscapaciteit van de overheid.

De oriënterende fase is nu afgerond en de ontwikkelingsfase loopt tot het eind van dit jaar. Over verdere data of welke projecten in welke mate financiële ondersteuning nodig hebben is nog niet duidelijk. Aan het eind van het jaar hoopt minister Adriaansens dit “scherp te hebben”. Vanaf 2023 zal de Europese Commissie de maatwerkafspraken gaan toetsen.

Hierover zal de minister “voor zover mogelijk” de informatie proactief delen. Maar volgens haar zijn sommige afspraken dermate vertrouwelijk dat het nodig is informatie “vertrouwelijk ter inzage” te geven aan de Tweede Kamer of hier “in beslotenheid” over te overleggen. De transparantie van de nieuwe bestuurscultuur kent hier blijkbaar zijn grenzen.

Wat is er wel bekend van de huidige industriële verduurzamingsplannen?
“Bij de meeste bedrijven zal voor 2030 nog maximaal één grote turnaround plaatsvinden”, schrijft de minister aan de Tweede Kamer. Uit analyse van Warmte365 blijkt dat deze grote onderhouds- en vernieuwingsinvesteringen die de grootste industriële vervuilers willen gaan doen, voor het grootste gedeelte (54,4 procent) naar CCS-projecten (carbon capture and storage) zullen gaan.

CCS-projecten zoals Porthos, een joint venture van EBN, Gasunie en Havenbedrijf Rotterdam. In een leeg gasveld, 20 kilometer uit de kust, gaan Air Liquide, Air Products, ExxonMobil en Shell vanaf 2024 jaarlijks 2,5 megaton CO2 opslaan op een diepte van 3 tot 4 kilometer onder de Noordzeebodem.

De overheid reserveerde hier al 2,1 miljard euro uit de SDE++ voor. Hoewel er naar buiten toe wordt geschermd met industriële verduurzaming door middel van innovatieve technieken, lijken de twintig grootste industriële vervuilers nog altijd geen grote CO2-reductie te overwegen. Ze willen hun uitstoot alleen in de grond gaan stoppen in plaats van in de lucht.