Hoe staat de groene industriepolitiek ervoor?

10.08.2022 Jan de Wit

Hoe staat de groene industriepolitiek ervoor?
©Climeworks

Het is alweer enige tijd geleden, maar uit de presentatie van het regeerakkoord bleek dat het kabinet in wilde gaan zetten op groene industriepolitiek. Micky Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat, heeft dit inmiddels uitgewerkt tot een visie en uitvoeringsagenda voor strategisch en groen industriebeleid. De Nederlandse landbouw is niet de enige sector die hard aan de bak zal moeten, wat staat de Nederlandse industrie te wachten?

Dat er nu een visie en uitvoeringsagenda voor industriebeleid ligt is al bijzonder, laat staan een groen beleid. De ontwikkeling van de industrie hebben de vorige kabinetten namelijk grotendeels aan de markt overgelaten. Dat er nu actief gestuurd gaat worden laat al een nieuwe manier van denken zien.

Met de financiële middelen vanuit het Klimaatfonds gaat het kabinet strategisch investeren voor het “behoud en versterking van de weerbaarheid van onze industrie en onze strategische autonomie”.

Ook worden er “bindende maatwerkafspraken” gemaakt met de tien tot twintig grootste vervuilers van Nederland. Deze afspraken zullen uitgaan van “wederkerigheid”. De overheid faciliteert de nieuwe energie-infrastructuur – de waterstofbackbone – en wil daar “ambitieuze verduurzaming” voor terug en afspraken over langjarige investeringen in Nederland in opleidingen, goed werkgeverschap en de kwaliteit van de leefomgeving.

“Het kabinet wil dat Nederland koploper wordt in het verduurzamen van de industrie en het realiseren van de oplossingen die daarvoor nodig zijn, zoals technologische innovatie en een circulaire economie”, schrijft Adriaansens. Daarvoor wil zij stimuleren, normeren en beprijzen. Bedrijven die niet meegaan zullen “op termijn verdwijnen”.

Industriële verduurzaming met CCS
Uit de koplopersprogramma’s die RVO analyseerde bleek dat er een theoretisch reductiepotentieel is van zo’n 19,4 megaton CO2 in de industrie. Het gaat hier om emissiereductie voor scope 1 in 2030, ten opzichte van 2015.

Industriecluster Chemelot geeft nog een reductiepotentieel van 2,3 megaton voor scope 2 aan door verduurzaming van grondstoffen en groene energie. Een eventueel pad richting klimaatneutraliteit in 2050 is voor alle industrieclusters nog onvolledig.

De CO2-reductie die de industrieclusters willen bereiken is voor het grootste deel ingepland met Carbon Capture and Storage (CCS) – het afvangen en opslaan van CO2. “Een kosteneffectieve techniek om de klimaatdoelen voor 2030 te halen”, aldus de minister.

Uit een eerdere analyse van Warmte365 bleek dat ruim driekwart (78,8 procent) van de verwachte emissiereductie in 2030 van CCS zal moeten komen.

Slechts een klein deel was ingepland met groene waterstof (1,6 procent), elektrificatie (4,1 procent) en efficiëntie en restwarmte (6,2 procent). Daarbij tekent de RVO aan dat van de geplande CCS-reductieprojecten “meer dan de helft blauwe waterstofprojecten” zijn, als opstap naar het opschalen van de productie van groene waterstof.

Lees ook: Groene industriepolitiek betekent vooral jarenlang (heel) veel CO2 afvangen

In de meest recente data van het Dashboard Klimaatbeleid van de RVO zijn de plannen van Tata Steel wel meegenomen. Tata Steel was in eerste instantie ook van plan zijn CO2-uitstoot terug te dringen met CCS, maar zag daar vanaf na zware politieke en maatschappelijke druk.

©RVO

Uit de geüpdatete data blijkt dat het reductiepotentieel inmiddels 20,6 megaton CO2 is in 2030. Het grootste gedeelte (54,4 procent) is echter nog altijd met CCS ingepland en 26,2 procent met groene waterstof. Minister Adriaansens heeft dit nog niet in haar visie en uitvoeringsagenda meegenomen, vermoedelijk omdat Tata Steel nog niet alle vergunningen rond heeft.

Financiële randvoorwaarden
Bij groene industriepolitiek horen ook gerichte investeringen, schrijft de minister aan de Kamer. Zo hebben publiek-private partners van het Kennis en Innovatieconvenant in 2020 1,017 miljard euro uitgegeven aan de energietransitie en duurzaamheid, op een totaal van ongeveer 4,9 miljard euro.

Uit het Nationaal Groeifonds is er 1,118 miljard euro toegekend aan industriële verduurzamingsprojecten. Hiervan ging 838 miljoen euro naar het GroenvermogenNL-project dat zich richt op de realisatie van groene waterstofprojecten. Ook is er 21 miljoen euro uit de Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)-regeling naar de industrie gegaan.

Ten slotte noemt Adriaansens de SDE++: “Hiervoor is dit jaar 13 miljard euro beschikbaar, onder meer voor reductie van CO2 uitstoot bij productie door de industrie.” Doordat er bedragen worden genoemd die deels én in zijn geheel naar de industrie gaan, is het niet mogelijk om één bedrag te noemen wat naar de verduurzaming van de industrie gaat.

Voor het verder stimuleren van innovatie en opschaling van (groene) technologie binnen de industrie heeft het kabinet miljarden extra vrijgemaakt, in het bijzonder via middelen voor maatwerkafspraken voor CO2-reductie en innovatie in het MKB (3 miljard euro) en het Nationaal Groeifonds (in totaal 20 miljard euro).

Het kabinet wil dit zoveel mogelijk laten aansluiten bij Europees industriebeleid. Evenals de nationale CO2-heffing die aangescherpt in het Belastingplan 2023 komt te staan. De Energiebelasting en Opslag Duurzame Energie worden daarentegen fiscaal aantrekkelijker gemaakt.

Dit zal moeten aansluiten op de maatregelen uit het Fit for 55-pakket. Zo komen er hogere beprijzing van fossiele energie-inputs en emissies en een scherper Europees emissiehandelssysteem, waardoor er rond 2040 geen gratis rechten meer uitgereikt worden aan elektriciteitsproducenten en industrie.

Om daarbij een gelijk speelveld te creëren wijst het kabinet op het belang van het invoeren van het EU Carbon Border Adjustment Mechanism – een Europese CO2-grensheffing.

Ruimte voor de industrie
Om zijn activiteiten te vergroenen en toekomstbestendig te worden heeft de industrie letterlijk en figuurlijk meer ruimte nodig, schrijft minister Adriaansens. Letterlijk om bijvoorbeeld CCS-installaties te bouwen.

Figuurlijk is ruimte nodig “in de vorm van voorspelbare en passende regelgeving”, meer technisch personeel en meer innovatieve technieken. Voor dat laatste zal de SDE++ vanaf 2023 worden uitgebreid.

Net als de DEI+-subsidie, die bedoeld is om circulaire, energie- en klimaatgerelateerde innovaties van laboratorium- en pilotschaal naar industriële schaal te brengen. Hiervoor komen er nog dit jaar circulaire normen in het Nationaal programma Circulaire Economie 2023-2030.

Ook heeft het kabinet het voornemen om de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) in te voeren als aanvulling op de SDE++. Met de NIKI moeten innovatieve technieken zoals groene chemie of elektrificatie grootschalig worden uitgerold in de industrie.

Hoewel de minister erkent dat het besparen van energie “een van de goedkoopste manieren” is om CO2 te reduceren en “essentieel” voor de klimaatdoelen, is er weinig aandacht voor. Wel wordt de energiebesparingsplicht in 2023 uitgebreid naar ETS- en vergunningplichtige bedrijven. Hiervoor wordt de Erkende Maatregelenlijst uitgebreid en extra middelen ingezet voor toetsing en handhaving.

Daarbij wordt het voor grote bedrijven en alle beursgenoteerde ondernemingen vanaf 2024 (gefaseerd) verplicht om transparant te rapporteren over hun duurzaamheidsaspecten, waaronder ook de sociale aspecten zoals kinderarbeid of andere vormen van uitbuiting.

Naast deze zogeheten Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) komt er ook de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) aan vanuit de Europese Commissie. De CSDDD moet eraan bijdragen dat bedrijven mensenrechten en milieu respecteren in hun eigen activiteiten en eventuele misstanden identificeren, transparant over rapporteren en aanpakken.

Het kabinet komt daarom rond de zomer volgend jaar met Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)-wetgeving. Dit totaalpakket moet ervoor zorgen dat de industrie van de toekomst hernieuwbaar en circulair is, zonder dat dit elders ten koste gaat van mens en milieu.