Groene industriepolitiek betekent vooral jarenlang (heel) veel CO2 afvangen

18.01.2022 Jan de Wit

Groene industriepolitiek betekent vooral jarenlang (heel) veel CO2 afvangen

De ruim dertig bedrijven die samen verantwoordelijk zijn voor ongeveer 60 procent van de Nederlandse industriële CO2-emissies, willen hun CO2-reductie hoofdzakelijk verminderen door in te zetten op het afvangen en opslaan van CO2 (CCS). Ruim driekwart van de voorgenomen reductie wordt met CCS gepland, zo blijkt uit analyse van Warmte365. Het nieuwe regeerakkoord lijkt daar geen verandering in te brengen.

In deze serie probeert Warmte365 te schetsen hoe groene industriepolitiek er uit zal gaan zien. In deel 1 aandacht voor groene waterstof en de waterstofbackbone, deel 2 over wat de industrie nodig heeft om zijn energietransitie te versnellen en in deel 3 staat industriële elektrificatie centraal. Deel 4 kijkt naar de huidige industriële plannen en deel 5 ten slotte naar het regeerakkoord.

Rob Jetten, minister voor Klimaat en Energie, kan de komende jaren aan de slag met een klimaat- en transitiefonds van 35 miljard euro tot en met 2030, aanvullend op de SDE++. Dit fonds is onder andere bedoeld om de noodzakelijk energie-infrastructuur (elektriciteit, warmte, waterstof en CO2) aan te leggen en de groene industriepolitiek te verwezenlijken.

Dit moet Nederland in de kopgroep brengen in de transitie naar een groene industrie. “Daarvoor is een groene industriepolitiek nodig”, zo staat er in het regeerakkoord. Ook hier wordt weer de koppeling gemaakt tussen kapitaal én arbeid, want hiermee “versterken we het vestigingsklimaat en behouden we duurzame werkgelegenheid voor Nederland”.

Vorig jaar publiceerde de Power-to-Industry-coalitie de Routekaart Elektrificatie, met de boodschap: “We moeten nu aan de slag met elektrische oplossingen in de industrie.”

Volgens de coalitie is er voor 2030 minimaal 30 terawattuur extra elektriciteit nodig voor de industrie en moet er 10 gigawatt extra windenergie ontwikkeld worden op zee. Voor 2050 zal de industriële energiebehoefte stijgen naar 80 tot 130 terawattuur. Elektrificatie zal volgens hen minimaal 60 procent van de totale behoefte van de industrie invullen.

Hoewel het opwekken van meer hernieuwbare energie een doel van dit kabinet is, wordt er geen concreet getal aangehangen. Wel wordt uitgewerkt hoe het kabinet zijn aandeel ziet in de elektrificatie van onder andere de industrie.

Het klimaat- en transitiefonds
Vanuit het klimaat- en transitiefonds zal er minimaal 22 miljard euro naar drie doelen gaan die bijdragen aan groene industriepolitiek, zo blijkt uit de budgettaire bijlage van het coalitieakkoord.

Het eerste doel is de subsidiering van “de opschaling van technologieën voor de productie van hoogwaardige hernieuwbare energiedragers”. Hiervoor wordt 15 miljard euro uitgetrokken tot en met 2030.

Daarbij moeten gascentrales worden omgebouwd zodat deze CO2-vrij gas kunnen inzetten. Dit “moet in samenhang worden uitgewerkt” met de opschaling van hoogwaardige energiedragers. Hiervoor is cumulatief 1 miljard euro gereserveerd.

De term hoogwaardige hernieuwbare energiedragers refereert exclusief naar technologieën die nog niet kosteneffectief geproduceerd kunnen worden, oftewel waterstof. Het kabinet zeg dit te willen doen met “een programmatische aanpak”, een referentie aan het Nationaal Waterstof Programma (NWP).

Het NWP is onlangs op 1 van start gegaan en is geïnitieerd door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het programma wordt uitgevoerd met landelijke partners (zoals de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en TKI Nieuw Gas) en regionale organisaties (bijvoorbeeld de New Energy Coalition).

Het NWP is ontstaan vanuit het Klimaatakkoord en wordt vooral ingezet om waterelektrolyse op te opschalen van ongeveer 500 megawatt geïnstalleerd vermogen in 2025, naar 3 tot 4 gigawatt in 2030 voor de industrie. In deze periode mikt het NWP op een kostenreductie van zo’n 65 procent. In 2050 komt dan 30 tot 50 procent van het eindgebruik van energie tot stand met gasvormige energiedragers, waaronder waterstof.

Het tweede doel is het verwezenlijken van een duurzame energie-infrastructuur die noodzakelijk zijn voor de energietransitie. Hoewel het kabinet zegt “geen selectie” te maken voor bepaalde sectoren en technologieën, zal een aanzienlijk deel van de 4 miljard euro aan subsidies die hiervoor wordt uitgetrokken naar de waterstofbackbone gaan.

Lees ook: Wat wil Nederland met groene waterstof, ‘de lovebaby van de energietransitie’?

Het derde doel is om bindende afspraken te maken met de tien tot twintig grootste (industriële) uitstoters. Het kabinet wil verhoogde doelstellingen van deze bedrijven en beloofd dat financieel te ondersteunen, met een totaal budget van 3 miljard euro.

Behalve bindende afspraken zal de industrie met meer prikkels vanuit de overheid te maken krijgen om vaart te maken met verduurzamen. Zo wordt onder andere de nationale CO2-heffing – bovenop de prijs in het Europese emissiehandelssysteem (ETS) – verhoogd en per 1 januari 2023 komt er een oplopende bodemprijs voor de ETS-prijs. Meeropbrengsten zullen via het klimaatfonds opnieuw worden ingezet voor verduurzaming. Het kabinet zegt een voorkeur te hebben om dit Europees te regelen.

Dit moet tot een verhoogde industriële CO2-reductie gaan leiden. Hoeveel hoger deze al worden zal het kabinet uitwerken in lijn met de Fit for 55-suggestie van de Europese Commissie.

Lees ook: EU: ‘ETS moet versterkt de laatste fase in’

CCS blijft belangrijkste CO2-reductiemiddel tot 2030
De oproep dat Nederland nu aan de slag moet met elektrische oplossingen in de industrie, heeft het kabinet ter harte genomen. Het coalitieakkoord schetst duidelijk dat de coalitiepartijen hun aandeel met name zien liggen in het realiseren van een kosteneffectieve productie van groene waterstof.

Voor de Nederlandse industriële uitstoot betekent dit met name verandering op de lange termijn. Uit de budgettaire bijlage van het regeerakkoord blijkt dat de coalitie vanaf 2023 aan de slag wil met concrete projecten vanuit het NWP. In dat jaar wordt er voor het eerst 700 miljoen euro vrijgemaakt aan subsidies, in 2026 is dat al opgelopen naar ruim 3,5 miljard euro.

Uit de RVO-analyse bleek dat de CO2-reductie van de industriële koplopers in 2030 voor 78,8 procent met CCS zal worden bereikt. Hoewel de individuele afspraken tussen het kabinet en de twintig grootste vervuilers nog niet bekend zijn gemaakt, ligt het niet voor de hand dat zij een draai à la Tata Steel zullen maken en afzien van CO2-reductie met CCS.

Die plannen zijn gemaakt, de subsidies zijn verstrekt – ook weer in de laatste SDE++-ronde – en de projecten zijn van start gegaan. Bovendien zegt het kabinet dat zij de ruimte voor CCS “vergroten” en uit de budgettaire bijlage blijkt dat de SDE++ hiervoor blijvend wordt ingezet. En hoewel dit niet ten koste mag gaan “van stimulering van andere technologieën”, wordt het CCS-plafond verhoogd.

Een waterstofproductie en -infrastructuur is natuurlijk niet zomaar gebouwd. Dat de enorme aandacht en financiële middelen vanuit de overheid voor groene waterstof de komende jaren niet tot CO2-reductie zal leiden, is dan ook niet verwonderlijk.

Dat ook de industrie zal moet verduurzamen en zijn uitstoot van broeikasgassen moet terugbrengen is echter al vele malen langer bekend. Dat er tot en met 2030 zoveel CO2 zal moeten worden afgevangen is daarom ook een herinnering aan het feit dat de industrie rijkelijk laat begonnen is met verduurzamen.