Hoe zouden de industriële clusters sneller kunnen verduurzamen?

24.11.2021 Jan de Wit

Hoe zouden de industriële clusters sneller kunnen verduurzamen?
©Voortgangsoverleg Klimaatakkoord

Om de Nederlandse industrie te vergroenen is groene industriepolitiek in het leven geroepen. Een nationale strategie die ervoor moet zorgen dat de industriële activiteiten emissievrij plaats zullen vinden, zonder negatieve economische gevolgen. Sterker nog, door velen wordt er al gerept over een mogelijke koplopersrol voor Nederland, ook al is de strategie – door de demissionaire status van het kabinet – nog altijd niet concreet. Hoe zou dit sneller kunnen?

In deze serie probeert Warmte365 te schetsen hoe groene industriepolitiek er uit zal gaan zien. In deel 1 aandacht voor groene waterstof en de waterstofbackbone, deel 2 over wat de industrie nodig heeft om zijn energietransitie te versnellen.

Onlangs vond in het NBC in Nieuwegein de Dag van het Klimaatakkoord plaats, een congres georganiseerd door het Voortgangsoverleg Klimaatakkoord. Waar MKB-Nederland en VNO-NCW de deelsessie Versnellen naar een fossielvrije industrie: Kan het radicaler? organiseerden.

Onder leiding van Carolien Gehrels, voorzitter van de Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie, gingen Hans van den Berg, directievoorzitter van Tata Steel Nederland, Ivo Würzner, algemeen directeur van Rodruza, Frank Kuijpers, general manager corporate sustainability bij SABIC, Claire Schreurs, manager energy & sustainability bij Smurfit Kappa, Marjan van Loon, president-directeur van Shell Nederland en Tweede Kamerleden Joris Thijssen (PvdA) en Silvio Erkens (VVD) met elkaar in gesprek.

Centraal stond de stelling van Marjan Minnesma, directeur van Stichting Urgenda, dat groene industriepolitiek veel radicaler kan dan waar nu op wordt ingezet. “Ik noem het zelf het Woman on the moon-project. In principe is het mogelijk om 2030 een duurzame industrie te hebben, mits we daarvoor – zoals Kennedy met zijn Man on the moon-project – de knapste koppen en genoeg financiële middelen bij elkaar brengen”, aldus Minnesma.

“Dat is nodig om binnen acht jaar resultaat te boeken. De transitie duurt te lang. Het coronabeleid laat zien wat kan als we alles bij elkaar brengen, we moeten de volgende generaties niet met een opwarming van 2,7 graden Celsius opzadelen.”

Groene industriepolitiek ‘eindelijk’ scherp
2030 lijkt misschien nog ver weg, maar de tijd begint wel degelijk te dringen stelt Gehrels. “We hebben nog een half jaar om beleidskeuzes te maken, zodat we de doelstellingen voor 2030 halen. Wil je 2030 halen, dan moet je kijken waar je zo veel mogelijk CO2 bespaart per uitgegeven euro.”

Gehrels schaart zich daarmee bij de groep die ervoor pleit om eerst te verduurzamen in de industriële sector, waar de grootste gaten in de CO2-uitstoot geslagen kunnen worden – én een groot deel van de Nederlandse economische activiteit plaatsvindt.

“Wij investeren meer dan 100 miljoen euro in de elektrificatie van ons productieproces, maar de samenwerking met de overheid hebben we echt nodig”, vertelt Kuijpers van SABIC – de grootste petrochemische onderneming van het Midden-Oosten met verschillende locaties in Nederland.

“We moeten aan de slag in Nederland en niet blijven hangen in de doelstellingenbingo. De overheid moet de doelstellingen definitief maken en de industrie gaan ondersteunen voor de onrendabele top en in de wet- en regelgeving.” Van Loon sluit zich hierbij aan door de overheid om “garantie op beleid” te vragen.

Groene industriepolitiek betekent volgens Gehrels dat het verduurzamen van industriële activiteiten op één komt te staan binnen het kabinetsbeleid. “De industrie kan de grootste afnemer worden van groene stroom en zo een vliegwiel zijn voor het versnellen van de energietransitie.” Ook zij pleit ervoor dat het volgende kabinet dit financieel gaat stimuleren.

“Het huidige kabinet heeft nu ‘eindelijk’ groene industriepolitiek scherp, in de zin dat er hardop over gesproken wordt. Kijk bijvoorbeeld naar Glasgow en hoe staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat Dilan Yeşilgöz hierover spreekt. Maar geef ook meer uit aan de industrie.”

Hoe snel kan de industrie elektrificeren?
Er bestaat veel enthousiasme voor groene industriepolitiek in Nederland. Zowel in het deel van politiek Den Haag dat traditioneel de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven verdedigt, als in het deel dat opkomt voor milieubelangen.

Zo pleit ook Minnesma ervoor dat de overheid het bedrijfsleven gaat ondersteunen met de onrendabele top, snelle vergunningverlening en meer off shore wind om de benodigde hoeveelheid groene energie aan te kunnen. “Dat is nu nodig omdat partijen te veel op elkaar blijven wachten. De overheid hoeft alleen te helpen met de 20 procent onrendabele top. Per jaar is dat 2 tot 4 miljard euro. In vergelijking met de extra corona-uitgaven is dat echt peanuts.”

Hoewel er ook geluiden zijn om voorzichtig te zijn met uitgaven van deze grootte, wijst Schreurs van papieren verpakkingsleverancier Smurfit Kappa erop dat het risico van industriële elektrificatie meevalt. “Technisch is het haalbaar om uiteindelijk 100 procent te elektrificeren binnen de industrie. De papiersector is daarbij aangemerkt als benchmarksector, zo hebben we al 24 procent reductie gerealiseerd sinds 1990.”

Tegelijk waakt Schreurs voor een te grote hosannastemming, want zelfs met overheidsondersteuning denkt zij dat 100 procent elektrificatie “niet binnen tien jaar” kan. Ook Van den Berg denkt niet dat hij zijn Tata Steel zo snel kan elektrificeren. “Er kan heel veel, ook in de industrie, maar dit niet. We gaan voor 2030 een hoogoven vervangen voor een alternatief op waterstof, maar alle hoogovens uitstootvrij in tien jaar is niet mogelijk.”

Lees ook: Wat wil Nederland met groene waterstof, ‘de lovebaby van de energietransitie’?

Tata Steel maakte onlangs bekend zijn activiteiten te willen verduurzamen door over te stappen op productie met waterstof. “We zetten hiermee een hele radicale stap door geen gebruik te maken van het afvangen en opslaan van CO2, maar door gelijk met aardgas en waterstof aan de slag te gaan.”

Thijssen prijst hem om deze beslissing: “Het is een teken van groot leiderschap dat Tata Steel daar de duurzaamheidsstudie niet heeft afgewacht, maar heeft aangekondigd de stap direct te maken naar groene waterstof, laten de andere industriële clusters dat ook gaan doen.”

Wederzijdse afhankelijkheid van overheid en industrie
Het bedrijf Rodruza bevindt zich zelfs buiten een van de Nederlandse industriële clusters. “Wij willen er zo snel mogelijk klaar voor zijn, maar zijn in grote mate afhankelijk van de beschikbaarheid van duurzame technieken”, stelt Würzner.

“Kijk daarom hoe je de waterstofbackbone door het hele land kan krijgen. Wij kunnen waterstof zelf niet kostenefficiënt opwekken.” Wat volgens hem weer een positieve rimpeleffecten kan opleveren. “Energie-intensieve industrieën betalen steeds meer door het emissiehandelssysteem. Kijk hoe je die gelden terug kan laten stromen naar het MKB, zo trekken we ook de rest mee.”

Ook Thijssen is voorstander van de CO2-heffing. “We zien dat zo’n heffing werkt en je ziet dat groene industrie kan.” Als het aan hem ligt komen er meer van dit soort initiatieven. “Het idee is namelijk al veel ouder, daarom heb ik ook gepleit voor een klimaat OMT met onafhankelijke wetenschappers die dit soort maatregelen kunnen uitwerken. Er moet gewoon meer off shore windenergie voor waterstof komen.” Van Loon sluit zich daar volledig bij aan.

“Shell Nederland wil zijn uitstoot gehalveerd hebben in 2030 en zitten bijvoorbeeld ook in windenergie om al onze bedrijfsactiviteiten te kunnen verduurzamen. Wij willen best bijdragen aan 50 gigawatt wind op zee en de energietransitie versnellen, die inzet moet verhoogd worden om de industrie versneld te elektrificeren. Daarbij moeten we wel kunnen praten over de randvoorwaarden en of het allemaal wel echt haalbaar is”, stelt Van Loon. “Ook wij zijn bereid om te zien hoe ambities omhoog kunnen.”

Tweede Kamerlid Erkens ziet in de genoemde voorbeelden “een wederzijdse afhankelijkheid” en wil daarom kijken of er “harde afspraken” te maken zijn voor het creëren van “randvoorwaarden”. Een interessante ontwikkeling omdat de VVD niet altijd even positief stond tegenover verplichte verduurzamende maatregelen in ruil voor financiële ondersteuning.

“Het vergroten van de capaciteit van wind op zee steunen we. Een verdubbeling kan, maar verviervoudigen niet. De netbeheerders zeggen dat het niet kan en daar moet ik ook naar luisteren.”

Zijn collega Thijssen pleit er daarom voor meer direct meer subsidie naar groene waterstof te laten gaan. “Van de recente 6,8 miljard extra klimaatgeld gaat bijvoorbeeld maar 3 miljard euro naar de SDE en daarvan gaat een groot gedeelte naar het afvangen en opslaan van CO2. Er moeten echt miljarden meer naar groene waterstof. Maak het versnellen van de CO2-reductie tot een topprioriteit van het volgende kabinet.”