Wat wil Nederland met groene waterstof, ‘de lovebaby van de energietransitie’?

17.11.2021 Jan de Wit

Wat wil Nederland met groene waterstof, ‘de lovebaby van de energietransitie’?
©Gasunie

Het concept wordt steeds vaker genoemd: groene industriepolitiek. Dat moet dé strategie worden om de Nederlandse industriële activiteiten te verduurzamen, zonder negatieve economische gevolgen. Een speciale rol is daarbij weggelegd voor groene waterstof. Waarom is dit zo belangrijk voor de energietransitie en de bijbehorende klimaatdoelen?

In deze serie probeert Warmte365 te schetsen hoe groene industriepolitiek er uit zal gaan zien. In deel 1 aandacht voor groene waterstof en de waterstofbackbone.

Onlangs was op 1 november de Dag van het Klimaatakkoord, een congres georganiseerd door het Voortgangsoverleg Klimaatakkoord in het NBC in Nieuwegein. Voorzitter Ed Nijpels wees erop dat groene waterstof ook wel “de lovebaby van de energietransitie” word genoemd, het heeft namelijk vele toepassingen en “verbind sectoren”. Maar wat is waterstof en eigenlijk en wanneer is het groen?

Waterstof is het meest voorkomende element in ons universum, zo verklaart Lennart van der Burg, waterstof business developer bij TNO. Het is ook het lichtste gas voor zover bekend en kan onder hoge druk een hoge energiedichtheid van 120 megajoules per kilo dragen, bijna drie keer meer dan aardgas. De lichtheid – en ontvlambaarheid – brengt ook een verhoogd veiligheidsrisico met zich mee op ontsnapping en brand.

De drie meest bekende soorten waterstof zijn grijs, blauw en groen. Bij de productie van grijze productie wordt aardgas gebruikt en komt CO2 vrij. Blauwe waterstof wordt op dezelfde manier geproduceerd, maar bij dit productieproces wordt de vrijgekomen CO2 (80 tot 90 procent) afgevangen en opgeslagen.

Groene waterstof is de enige hernieuwbare vorm van waterstof, omdat het via elektrolyse geproduceerd wordt met hernieuwbare energie. Met een elektrolyse worden samengestelde stoffen van elkaar gescheiden. Voor waterstof moet water dus met groene elektriciteit gesplitst worden in waterstof en zuurstof.

“Daarnaast zijn er nog vele andere kleuren waterstof”, vertelt Ad van Wijk, professor future energy systems aan de TU Delft, tijdens de deelsessie Waterstof in Nederland gaat nog niet hard genoeg op de Dag van het Klimaatakkoord. Van bruine (kolen) tot roze (nucleair) waterstof. Maar om groene waterstof massaal en kostenefficiënt te kunnen toepassen, zijn er eerst meer electrolysers nodig.

“Bij grootschalige productie worden die vanzelf veel goedkoper. Een electrolyser is een elektrochemisch apparaat, een beetje zoals een zonnecel. Opschalen betekent dan: je legt er een aantal naast of op elkaar”, aldus Van Wijk.

Het Nationaal Waterstof Programma
Er is veel waterstof nodig omdat de industrie alleen al verantwoordelijk is voor ongeveer 25 procent van de Nederlandse CO2-uitstoot. Slechts een deel van de industriële activiteiten kan geëlektrificeerd worden. Er zijn ook CO2-vrije gassen nodig – zoals groene waterstof – als opslagmiddel van energie, grondstof voor industriële processen bij hoge temperatuur én brandstof voor zwaar transport.

Op 1 januari gaat – na een jaar voorbereiding – het Nationaal Waterstof Programma (NWP) van start. Het NWP is geïnitieerd door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en wordt uitgevoerd met landelijke partners (zoals de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en TKI Nieuw Gas) en regionale organisaties (bijvoorbeeld de New Energy Coalition).

Het NWP is ontstaan vanuit het Klimaatakkoord en wordt vooral ingezet om waterelektrolyse op te opschalen van ongeveer 500 megawatt geïnstalleerd vermogen in 2025, naar 3 tot 4 gigawatt in 2030 voor de industrie. In deze periode mikt het NWP op een kostenreductie van zo’n 65 procent. In 2050 komt dan 30 tot 50 procent van het eindgebruik van energie tot stand met gasvormige energiedragers, waaronder waterstof.

Daarnaast heeft het NWP doelstelling gesteld voor de sectoren elektriciteit, mobiliteit en transport, en de gebouwde omgeving en agro. Zo hoopt het programma dat waterstof 17 terawattuur flexibele CO2-vrije elektriciteitsproductie kan realiseren in 2030.

In 2025 mikt het NWP op 50 vulpunten, 15.000 lichte voertuigen en 3.000 zware voertuigen op waterstof, met een jaarlijkse reductie van 10 procent van investeringskosten in waterstofvulpunten. Ook moeten er in 2030 minimaal 150 binnenschepen zijn, met 5 petajoule waterstof om 0,4 megaton CO2-reductie te realiseren.

Voor de gebouwde omgeving en agro-sector is het NWP minder concreet. In 2030 moet er een duidelijk idee zijn hoe waterstof kan helpen bij het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050.

“We hebben nu met meer dan 100 partijen geïnventariseerd dat er 130 projecten in Nederland lopen. Daarvoor hebben we nu een werkplan, en er is 250 miljoen euro beschikbaar aan subsidies gesteld”, vertelt Anne Melchers, senior beleidsmedewerker op EZK en kwartiermaker van het NWP, tijdens de deelsessie.

Landelijke initiatieven ondanks demissionaire status
Om de ontwikkeling van groene waterstof te stimuleren, introduceerde Dilan Yeşilgöz, demissionair staatssecretaris van EZK, een nieuwe financiële stimulans. Bedrijven in Nederland die brandstoffen voor vervoer leveren, hebben een jaarverplichting om ook een deel hernieuwbare energie te produceren.

De staatssecretaris wil deze jaarverplichting voor 2023 en 2024 verhogen voor de productie van waterstof. De extra kosten zullen de producenten hoogstwaarschijnlijk doorberekenen aan de automobilist. Het kabinet belooft daarom ook 210 miljoen euro subsidie ter compensatie.

Op verzoek van NRC rekende onderzoeksbureau Trinomics uit dat dit 0,5 tot 1,5 eurocent extra zou kosten per liter brandstof – zonder rekening te houden met de subsidie. Of de subsidie voldoende compenseert en of de maatregel voldoende efficiënt is ondanks de korte looptijd, zal de komende jaren moeten blijken.

Tijdens de deelsessie zijn alle sprekers het er over eens dat er ook meer import van groene waterstof moet komen, uit gebieden met veel ruimte, zon en wind. Dat zal ook nodig zijn, beaamt Wilco van der Lans, business development manager bij Havenbedrijf Rotterdam: “Als we kijken naar onze doelstellingen voor wind op zee: om de hele industrie te voorzien is wel tien keer zo veel nodig.”

Onlangs gaf Yeşilgöz daaraan gehoor. Op de klimaatconferentie in Glasgow sloot ze namelijk een intentieverklaring met Namibië over de levering van groene waterstof aan Nederland.

Centrale regie ontbreekt
Ook is er consensus dat een centrale regie nog ontbreekt. “Er worden al veel deelbesluiten genomen, maar een algemene brede visie ontbreekt nog”, aldus Nijpels.

Melchers vindt dat Yeşilgöz al aan de weg timmert, maar verwacht meer. “Natuurlijk vormen wij een mooie paraplu voor alle ontwikkelingen en projecten. Maar wij nemen uiteindelijk niet de besluiten over de rol van waterstof in ons energiesysteem. Het zou mooi zijn als het nieuwe kabinet hierop een visie verder ontwikkelt en ons volop de ruimte geeft.”

Jacqueline Vaessen, general manager van Nextstep en boegbeeld van Topsector Chemie, schetste daarbij de uitdaging. “Voor de waterstof die Tata Steel voor een schone staalproductie nodig heeft, is 6 miljard watt aan windturbines nodig. In windpark IJmuiden Ver komt 4 gigawatt. Dat is dus al te weinig.”

Het Voortgangsoverleg Klimaatakkoord pleitte daarom bij BNR Nieuwsradio en bij de informateurs voor een verdubbeling van het aantal windparken op zee en de capaciteit van 11 naar 22 gigawatt op te trekken.

Dat benadrukte Nijpels nogmaals in de openingssessie van de Dag van het Klimaatakkoord. “Het is bijna een cliché: we staan voor de grootste verbouwing van Nederland. Nu nog een nieuw kabinet dat uitvoering geeft aan de uitdaging waar we voor staan.”

Daarbij is het belangrijk dat de wet- en regelgeving wordt aangepast op de situatie. Die is “nog niet geschikt”, vertelt Jan Willem Langeraar, directeur business development van HYGRO. HYGRO bouwt windturbines met een ingebouwde elektrolyser die windenergie direct omzet in waterstof.

“Dat is veel goedkoper. Dan bespaar je namelijk veel ruimte, apparatuur en transportcapaciteit. Onze berekeningen wijzen erop dat een offshore windpark voor waterstof in 2025 al even duur is, of zelfs goedkoper dan een windpark dat stroom maakt.”

Van Wijk zou graag zien dat er een waterstofnet op zee komt. “Er is net een nieuwe concessie uitgegeven voor het winnen van aardgas op de Noordzee. Dat kan de bedoeling toch niet zijn? Als we daar nou eens direct, ter plekke, waterstof van maken en de CO2 in de bodem terugstoppen?”

HYGRO’s concept komt echter niet in aanmerking voor een concessie op zee of voor subsidie. Typerend voor de verouderde wet- en regelgeving die onvoldoende aansluit op de snelheid van de technologische ontwikkeling en dus ook niet op de energietransitie.

Aan de slag met de waterstofbackbone
Desondanks stelde staatssecretaris Yeşilgöz optimistisch te zijn. “Dankzij alle inspanningen komen we in de buurt van de 49 procent. Dat mag soms wel wat meer nadruk krijgen. Maar we zijn er nog niet. We hebben recent nog bijna 7 miljard euro extra beschikbaar gesteld. Op alle vlakken moet meer gebeuren en industriële waterstof is een zaak van de lange adem.”

Nijpels toonde zich daarop afgewogen kritisch. “We moeten daarom nu aan de slag met de waterstofbackbone, ook al zijn ook daarover al vele deelbesluiten genomen.” Misschien wel het belangrijkste genomen deelbesluit is dat het gasleidingnetwerk omgebouwd zal worden tot waterstofinfrastructuur.

Deze waterstofbackbone wordt de hoofdmoot van het landelijke waterstofnet, dat Gasunie de komende zeven jaar zal ontwikkelen. Hiervoor worden eerst vijf industriële clusters verbonden met elkaar, met het buitenland en met waterstofopslagen.

Vanaf 2025 komt dit landelijke netwerk in gedeeltes beschikbaar, voornamelijk door het hergebruik van bestaande aardgasleidingen. Gasunie schat dat het ongeveer 85 procent van de waterstofbackbone zal kunnen opbouwen met hergebruikte aardgasleidingen.

Van Wijk ziet grote voordelen voor waterstofnetten: “De capaciteit van een gasnet is – gemeten in de hoeveel energie – tien tot vijftien keer zo groot. En die gasleidingen hebben we al, dus laten we daarop mikken.”