Flink meer warmtepompen in Nederland dan geregistreerd
28.08.2024 Jan de Wit
Door recent vrijgekomen slimme-meterdata van de netbeheerders te analyseren heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) seizoenspatronen in het huishoudelijk elektriciteitsverbruik van individuele woningen weten te identificeren. Hiermee kan het aantal woningen dat waarschijnlijk een elektrische hoofdverwarming – en uiteindelijk ook het aantal warmtepompen – beter worden geschat. Hieruit blijkt dat er naast de geregistreerde warmtepompen nog een behoorlijk aantal niet-geregistreerde warmtepompen zijn geïnstalleerd in Nederland.
Met de seizoenspatronen in het huishoudelijk elektriciteitsverbruik kan het maandelijkse elektriciteitsverbruik van geregistreerde warmtepompen beter worden gemeten. Ook woningen met een niet-geregistreerde elektrische hoofdverwarmingsinstallatie worden beter herkend.
Een woning zonder geregistreerde warmtepomp, maar met een hoog aanvullend aantal wattuur per graaddag per vierkante meter woonoppervlak, heeft vermoedelijk een elektrische hoofdverwarmingsinstallatie en is niet aangesloten op blok- of stadsverwarming. Dat het aanvullende finale elektriciteitsverbruik van een huishouden sterk samenhangt met het aantal graaddagen laat zien hoe sterk seizoensafhankelijk het elektriciteitsverbruik van een woning met een warmtepomp is.
Een woning met een hoog aanvullend finaal elektriciteitsverbruik heeft nog niet per definitie een elektrische hoofdverwarmingsinstallatie. Een grote woning kan een hoog aanvullend finaal elektriciteitsverbruik hebben en óók een hoog gasverbruik. Maar andersom kan eveneens, een woning met een elektrische hoofdverwarmingsinstallatie kan door een goede isolatiegraad nog altijd een laag aanvullend finaal elektriciteitsverbruik hebben.
Een woning met een elektrische hoofdverwarmingsinstallatie is een woning met een seizoensafhankelijk elektrisch aandeel van minimaal 50 procent. In de meeste gevallen zal dit waarschijnlijk een warmtepomp betekenen, maar er zijn meer opties zoals infrarood panelen, convectorkachels en airco’s. Het CBS maakt hier geen onderscheid in.
Naast een seizoensafhankelijk elektrisch aandeel van tenminste 50 procent, moet het aanvullend finaal elektriciteitsverbruik groter zijn dan een gekozen drempelwaarde zodat het CBS kan schatten of een woning een elektrische hoofdverwarmingsinstallatie heeft. Deze drempelwaarde is zo gekozen dat zoveel mogelijk woningen met een geregistreerde warmtepompinstallatie hieronder vallen.
Het CBS heeft gekozen voor de 80e percentielgrens, dit betekent dat een type woning wat betreft het aanvullend finaal elektriciteitsverbruik bij de hoogste 20 procent van zijn categorie van bouwjaar, woningtype en bewonersaantal hoort. Wanneer de drempelwaarde nog verder wordt verhoogd vallen ook woningen met een warmtepomp af.
Zo komt het CBS er op uit op dat er in 817.300 van de 5.856.600 onderzochte woningen hoofdzakelijk elektrische activiteit plaatsvindt. Hiervan hebben 97.200 woningen een geregistreerde warmtepompinstallatie, waarvan er weer 73.500 installaties (75,6 procent) worden herkend als een elektrische hoofdverwarmingsinstallatie.
Op basis hiervan schat het CBS dat 373.000 van de 5.856.600 (6,37 procent) onderzochte woningen een elektrische hoofdverwarmingsinstallatie hadden in 2022. Eerder ging het CBS uit van 407.100 woningen met een warmtepomp op een totale woningvoorraad van 8.125.229 (5,01 procent). 6,37 procent van 8.125.229 is overigens 517.577, wat zou bevestigen dat er een aanzienlijk aantal niet-geregistreerde warmtepompen in Nederland staan. Volgens de meeste recente CBS-data stonden er na het eerste kwartaal van 2024 465.448 geregistreerde warmtepompen in Nederland.
Op regionaal niveau, zoals gemeente- of wijkniveau, kan het CBS nu nauwkeuriger schatten waar relatief veel woningen staan met een elektrische hoofdverwarmingsbron. Naast de al bekende warmtepompen zijn er relatief veel elektrisch verwarmde woningen in gebieden met stadsverwarming en in nieuwbouwgebieden. Doordat er geen informatie beschikbaar is op adresniveau kan het CBS niet duidelijk zien welke woningen er individueel zijn aangesloten op een (hybride) warmtepomp en, of warmtenet.
Al met al kan het CBS met de beschikbare slimme-meterdata hard maken dat een woning met een elektrische hoofdverwarmingsinstallatie een sterk seizoensafhankelijk elektriciteitsverbruik vertoont. Deze woningen hebben immers een veel hoger seizoensafhankelijk aanvullend finaal verbruik bovenop het seizoensonafhankelijk basis finaal verbruik.
In combinatie met bestaande gebruiksprofielen van woningen met een geregistreerde warmtepomp kan het CBS schatten hoe waarschijnlijk het is dat de elektrische hoofdverwarmingsinstallatie een warmtepomp is. Volgens het CBS liggen de uitdagingen met name in het identificeren van woningen waarbij het verwarmingstype niet zo duidelijk is, zoals woningen met een hybride warmtepomp of woningen aangesloten op een lage temperatuur warmtenet in combinatie met een warmtepomp.