Het emissiehandelssysteem: hoe zit het ook alweer?

28.06.2021 Jan de Wit

Het emissiehandelssysteem: hoe zit het ook alweer?

Begin mei ging de prijs voor het uitstoten van een ton CO2 voor het eerst door de 50 euro-grens heen. Volgens velen een historisch moment dat laat zien dat het Europese emissiehandelssysteem (ETS) begint te werken. Hoe steekt dit ingewikkelde handelssysteem in elkaar?

In deze serie probeert Warmte365 te schetsen hoe het ETS in elkaar steekt, wat de gevolgen zijn voor de businesscase voor warmtebronnen en wat de gevolgen van de stijgende emissieprijzen hiervoor zullen zijn.

Het ETS is in 2005 door de Europese Commissie in het leven geroepen om de CO2-uitstoot terug te dringen en in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. Alle EU-lidstaten vallen onder het ETS en het systeem reguleert de uitstoot van ongeveer 11.000 Europese bedrijven. Gezamenlijk zijn zij verantwoordelijk voor zo’n 45 procent van de Europese uitstoot aan broeikasgassen.

In Nederland zijn ongeveer 450 bedrijven onder het ETS verplicht om hun uitstoot te beperken. Gezamenlijk veroorzaken zij weer 45 procent van de CO2-uitstoot in Nederland. Bedrijven die onder het ETS vallen zijn doorgaans grote, energie-intensieve bedrijven.

De Intercontinental Exchange, een energie-effectenbeurs, leert dat de voorlopige piekprijs op 14 mei is bereikt toen het recht om een ton CO2 uit te stoten 56,49 euro koste. Daarna zakte de prijs weer naar iets meer dan 50 euro en bleef de afgelopen maand rond die prijs schommelen.

Schone technologie of emissierechten bijkopen
De Europese Commissie geeft jaarlijks een bepaalde hoeveelheid emissierechten uit, waardoor het handelssysteem een plafond krijgt – de maximale toegestane hoeveelheid CO2-uitstoot. 48 procent van de rechten wordt via veilingen op de markt gebracht, 47 procent wordt gratis toegewezen en 5 procent is voor nieuwe installaties of uitbreiding van bestaande installaties.

De gratis toewijzingen zijn bedoeld om het risico op carbon leakage af te dekken. Hier is sprake van wanneer productie zou verplaatsen naar buiten de EU vanwege de lasten door deelname aan emissiehandel. Dit is nadelig voor de Europese concurrentiepositie en zorgt voor verplaatsing van CO2-uitstoot naar een gebied dat (hoogstwaarschijnlijk) niet gereguleerd is.

Wanneer bedrijven in een jaar meer CO2 uitstoten dan toegestaan, moeten ze ook meer emissierechten kopen. Blijven ze onder de toegestane hoeveelheid, dan mogen ze hun rechten verkopen. Bedrijven kunnen zelf afwegen wat het meest kosteneffectief is: investeren in schonere technologie of emissierechten bijkopen.

Ontstaan ETS en eerste handelsperiode
Momenteel bevinden we ons in de zogenaamde vierde (en laatste) handelsperiode die loopt tot en met 2030 . In dat jaar moet de CO2-uitstoot van de Europese Unie met 55 procent zijn gedaald ten opzichte van 1990.

Dit percentage lag eerst lager. “De Europese Commissie heeft zijn eigen ambities bijgesteld van 40 procent naar 55 procent uitstootbesparing ten opzichte van het niveau in 1990”, zegt Hans van Cleef, senior energie-econoom bij ABN AMRO.

Het besluit om het ETS in te voeren viel al in 2002. In de eerste handelsperiode mochten de EU-lidstaten zelf het plafond van de uit te stoten broeikasgassen vastleggen, werd het grootste deel van de emissierechten gratis aan bedrijven toegewezen en werd de zware industrie ontzien. In deze periode, die van januari 2005 tot januari 2008 liep, moest er vooral geleerd worden hoe het ETS eruit moest komen te zien.

Tweede handelsperiode
In de daaropvolgende periode tot januari 2013 sloten ook de niet-EU-landen Noorwegen, IJsland en Liechtenstein zich aan bij het ETS. Toch daalde de prijs van emissierechten in deze periode door de kredietcrisis en het ruimhartig toekennen van gratis emissierechten.

“In deze fase was er veel commentaar op het ETS”, zo memoreert Van Cleef. “Door de kredietcrisis van 2008 ontstond namelijk de vreemde situatie dat de CO2-uitstoot afnam, omdat er minder industriële activiteit plaatsvond.”

Wat weer als gevolg had dat de meeste bedrijven geen emissierechten bij hoefden te kopen, waardoor de emissieprijs laag bleef, net als de prikkel om te innoveren. “Ik ben ervan overtuigd dat het systeem toen ook al werkte, maar dat je dat door de crisis niet kon zien. De prijsprikkel was er in ieder geval niet.”

Derde handelsperiode
Het Europees Parlement begon daarom druk uit te oefenen op de Europese Commissie om de innovatieprikkel te versterken. Er werd besloten dat niet de nationale overheden, maar de Commissie de emissierechten toe zou gaan kennen en dat een deel van de gratis emissierechten eenmalig in zou worden getrokken.

In de derde handelsperiode, die liep van 2013 tot en met 2020, verminderde de Commissie ieder jaar het maximum aantal rechten met 1,74 procent en werd het aantal gratis rechten sterk verminderd. “De Commissie haalt het overschot langzaam van de markt zodat het uitstootplafond daalt en de prijs door schaarste stijgt, hierdoor neemt de prikkel om te verduurzamen weer toe”, stelt Van Cleef.

Alleen wanneer het risico op carbon leakage groot was, kon een bedrijf nog gratis emissierechten worden toegewezen. Voor de energiesector betekende dit het einde van de gratis rechten, behalve in de minder welvarende EU-landen. “Dat is echt alleen bedoeld voor sectoren waarin snelle verduurzaming lastig is, bijvoorbeeld doordat de technologische ontwikkeling nog achterblijft.”

Het doel van deze periode was om de CO2-uitstoot van de energie-intensieve industrie met 21 procent te laten dalen in 2020 vergeleken ten opzichte van 2005. Om dit proces te versnellen werd later de jaarlijkse verlaging van het plafond opgeschroefd naar 2,2 procent.

Vierde handelsperiode
De laatste handelsperiode die dit jaar is ingegaan loopt tot 2030 en heeft als doel dat de lage prijzen van de emissierechten zullen stijgen om het bijkopen van emissierechten te ontmoedigen. In 2030 moet uiteindelijk de CO2-uitstoot met 55 procent zijn afgenomen ten opzichte van 1990.

57 procent van de rechten zal via veilingen worden aangeboden – op dit moment is dat nog 48 procent. Vanaf 2024 zal nog eens een groot deel van de emissierechten worden geschrapt, waardoor de schaarste verder zal toenemen en de prijs zal stijgen.

Van Cleef wijst op de suggestie vanuit de Europese Unie die er eind juni, begin juli aan zit te komen. “Die gaat over het verder afbouwen van het aantal beschikbare rechten. Nu worden de beschikbare rechten jaarlijks met 2,2 procent teruggebracht, maar dat percentage zal nogmaals verhoogd worden.

“Ik durf niet te voorspellen hoe hoog dit percentage zal zijn, maar het wordt sowieso hoger omdat de doelstelling van de Europese Unie ook is verhoogd van 40 naar 55 procent minder CO2-uitstoot in 2030.”