PBL: 'Nederland kan veel leren van zijn buurlanden'

29.06.2021 Jan de Wit

PBL:

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft de CO2-uitstootreductie van Nederland met verschillende Europese landen vergeleken. Daaruit blijkt dat Nederland nog veel kan leren door van deze landen af te kijken.

De studie Ervaringen met energie- en klimaatbeleid in omringende landen: wat kunnen we van hen leren? kijkt naar een aantal indicatoren om te bepalen of buitenlands beleid ook in Nederland toepasbaar is.

Zo blijkt dat de energiegerelateerde CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking in Nederland het dubbele is van de Zweedse. Als verklaring noemt PBL dat Nederland in vergelijking met andere landen veel energie-intensieve industrie en landbouw heeft en dat het klimaatbeleid hier later is begonnen.

Stabiel beleid
In een aantal omringende landen gaat de reductie van de uitstoot van broeikasgassen sneller dan in Nederland, maar uit de studie blijkt ook dat klimaatbeleid nergens gemakkelijk te realiseren is. Hoewel andere landen regelmatig ambitieuzere klimaatdoelstellingen hebben, is er voor hen ook nog veel werk aan de winkel.

Stevig en stabiel beleid lijkt volgens het PBL noodzakelijk om grote reducties mogelijk te maken. De elektriciteitsvoorziening werd in Denemarken en het Verenigd Koninkrijk in relatief korte tijd schoner en het gebruik van kolen is vrijwel verdwenen uit de elektriciteitsproductie.

Warmte-oplossingen
In Denemarken en het Verenigd Koninkrijk zijn er ook energie-eilanden voor schone waterstof in aanbouw. Als het juiste beleid wordt gevoerd, moet dat volgens PBL ook in Nederland kunnen.

Daarnaast laten vooral Zweden en Denemarken zien hoe de warmtevoorziening voor de gebouwde omgeving koolstofarm kan worden gerealiseerd. Zij gebruiken relatief veel biomassa, restwarmte en afval als energiebronnen voor hun warmtenetten.

Onvoldoende compensatie
Dat in Nederland de uitstoot van CO2 tot op heden minder gereduceerd werd dan in omringende landen, komt volgens het PBL door een relatief hoge economische groei en een sterke bevolkingstoename.

In Nederland verbeterde de energie-intensiteit (de benodigde hoeveel energie per land dat het bruto binnenlands product vraagt) weliswaar en nam de koolstofintensiteit (de CO2-uitstoot per eenheid verbruikte energie) af, maar dit was onvoldoende compensatie voor economische groei en bevolkingstoename.

Koolstofbeprijzing, uitgekiende energiebelasting en regulering dan wel keuzevrijheid bij aansluiting op warmtenetten zijn belangrijke beleidsonderdelen van Zweden en Denemarken.

Burgerparticipatie
Een opvallend verschil met Nederland in de ogen van het PBL is hoe zeer het beleid zich richt op nul subsidie voor hernieuwbaar opgewekte elektriciteit. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk menen bijvoorbeeld dat de overheid blijvende risico’s voor investeerders moet wegnemen.

Een andere belangrijke vraag uit het onderzoek is de manier waarop burgers bij het klimaat- en energiebeleid betrokken kunnen worden. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk doen dit via burgerfora. Deze blijken veel te kunnen bereiken, mits er vooraf goede afspraken zijn gemaakt over de status en samenstelling, maar ook over wat er met de uitkomsten gedaan wordt.