PBL: warmtepompen en isolatie onmisbaar om klimaatdoelen te halen

19.09.2025 Evelien Schreurs

PBL: warmtepompen en isolatie onmisbaar om klimaatdoelen te halen
©Natuur & Milieu

De klimaat- en energietransitie in Nederland dreigt te vertragen, zo blijkt uit de nieuwste Klimaat- en Energieverkenning 2025 (KEV) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Met het huidige beleid is de kans zeer klein dat de afgesproken reductie van 55 procent broeikasgassen in 2030 wordt gehaald. Voor de warmtetransitie betekent dit dat belangrijke stappen, zoals de snelle uitrol van warmtepompen, uitbreiding van warmtenetten en betere isolatie van woningen, onder druk komen te staan, terwijl juist deze technieken een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de energieonafhankelijkheid van Nederland.

Met de klimaat- en energieplannen die er nu staan, zal 45 tot 53 procent emissiereductie (ten opzichte van 1990) worden behaald in 2030. De afspraak in het Klimaatakkoord is echter om 55 procent emissiereductie bereikt te hebben tegen die tijd. Ook met aanvullend beleid is de kans dat het klimaatdoel wordt behaald minder dan 5 procent.

 “In het hoofdlijnenakkoord van het kabinet-Schoof is afgesproken dat de klimaat- en energiedoelen ongewijzigd blijven. Wel zijn daarna maatregelen afgeschaft, afgezwakt of teruggedraaid.” Volgens het PBL is dan ook ‘stevig extra beleid nodig om de energietransitie weer op koers te krijgen’.

Warmte in de gebouwde omgeving

De uitstoot van de gebouwde omgeving zal volgens het rapport wel afnemen, met name door verdere isolatie en een toename in het gebruik van warmtepompen en geothermie. Hoe groot die afname zal zijn, hangt af van het stookgedrag, de temperatuur in de winters en van het tempo waarin het aantal warmtepompen toeneemt. Daarbij zullen ook energieprijzen een grote rol spelen.

Het PBL verwacht een toename van het aantal warmtepompen, onder andere met behulp van de ISDE. In het ‘basispad’ zal de ISDE echter niet toereikend zijn voor het aantal aanvragen voor warmtepompen en isolatie. Met het extra budget uit het Ontwerp-meerjarenplan Klimaatfonds 2026 is er wel voldoende budget voor isolatie en warmtepompen in bestaande bouw.

De uitstoot van de sector gebouwde omgeving daalt naar verwachting verder na 2030, maar het zal minder snel gaan dan daarvoor. De verdere daling na 2030 komt voornamelijk door de toename van het aantal warmtepompen, vervanging van gebouwen door aardgasvrije nieuwbouw, na-isolatie in de bestaande woning- en gebouwenvoorraad en warmere winters als gevolg van klimaatverandering. Bij de uitvoering van de aardgasvrije wijkaanpak is vertraging opgelopen, net als bij de uitbreiding van warmtenetten en de normstelling voor verduurzaming van de utiliteitsbouw. Bovendien is nog veel onzeker over de uitwerking van Europees en nationaal beleid na 2030. Hierdoor is er nog onvoldoende beleid voor versnelling van de emissiereductie op de langere termijn.

Het PBL stelt: “Om het energieverbruik te verminderen is specifiek beleid nodig, gericht op energiebesparing. Veel klimaatbeleid is gericht op het verduurzamen van energiedragers. Om het energieverbruik te verminderen, is specifiek beleid nodig, gericht op energiebesparing. In de gebouwde omgeving is er in het beleid wel aandacht voor warmtepompen en na-isolatie, maar minder voor het zuinig stoken, ventileren en koelen.

Warmtepompen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de energieonafhankelijkheid van Nederland. “De afhankelijkheid van energie-import is nu historisch hoog: bijna 80 procent van ons energiegebruik komt uit het buitenland”, schrijft het PBL. In 2030 zal de energie-import afgenomen zijn naar zo’n 68 procent, met name door meer opgewekte elektriciteit uit zon en wind, en door meer winning van omgevingswarmte met warmtepompen, verwacht het PBL.

Energiebesparing

Ook een derde energiedoel, over energiebesparing, wordt waarschijnlijk niet gehaald. Vanuit de Europese Unie is voor Nederland een maximaal finaal energieverbruik van 1.609 petajoule in 2030 vastgesteld. In het ‘basispad’ van het PBL zal dat naar verwachting 1.716 petajoule zijn in 2030, en 1.556 tot 1.784 petajoule met aanvullend beleid. “De kans dat daarmee de streefwaarde voor vermindering van het finaal energieverbruik wordt gehaald, is circa 20 procent”, stelt PBL.

“Het zou nuttig zijn om meer beleid specifiek op energiebesparing te richten, want dat draagt niet alleen bij aan vermindering van emissies en importafhankelijkheid, maar ook aan een lagere energierekening voor huishoudens en bedrijven”, stelt PBL in het rapport. In beleid voor de industrie is nu vooral de focus op emissiereductie en minder op energiebesparing. In de gebouwde omgeving is er wel aandacht voor warmtepompen en isolatie, maar mag er volgens het PBL meer aandacht zijn voor zuinig stoken, ventileren en koelen.

Volgens het PBL zal het finaal energieverbruik tot 2030 wel afnemen, door elektrificatie van de industrie, gebouwde omgeving en mobiliteit. “De besparing door elektrificatie in woningen en mobiliteit wordt tenietgedaan door een hogere stroomvraag door datacenters en kerosine voor de luchtvaart.”

Energiesector vraagt om nieuw beleid

Voor verschillende belangenverenigingen in de energiesector komen de conclusies van het PBL niet onverwacht. Zij zien al langer de pijnpunten van het energiebeleid. Om meer energie van eigen bodem te kunnen realiseren, pleit de NVDE ervoor om het investeren in hernieuwbare energieprojecten aantrekkelijk te maken, vergunningsprocessen in te korten tot twee jaar en twee procent van onze ruimte te reserveren voor het energiesysteem.

Energie-Nederland uit haar zorgen over netcongestie, stijgende nettarieven en lange wachttijden voor stroomaansluitingen. Om de enorme investeringen die nodig zijn voor het uitbreiden van het net behapbaarder te maken, stellen zij voor de kosten meer te verspreiden (amortisatie). Ook stellen zij dat er snel beleidskeuzes gemaakt moeten worden om de leveringszekerheid van elektriciteit na 2030 te kunnen garanderen.

Ook demissionair minister van Klimaat en Groene Groei, Sophie Hermans, reageert op het rapport. “Het kabinet blijft derhalve inzetten op de uitvoering, de randvoorwaarden en logische (vervolg) stappen in de sectoren om het 2030-doel te halen. Daarbij neemt het kabinet acties om de aanleg van een windpark op zee aantrekkelijker te maken, om vraag en aanbod van hernieuwbare elektriciteit samen te brengen, en om de basis voor verduurzaming in de industrie via elektrificatie te versterken.”

Directeur PBL Marco Hekkert: “Het halen van het streefdoel van 55 procent zoals in 2021 vastgelegd in de klimaatwet is heel erg onwaarschijnlijk. Ook als er een nieuw kabinet komt met grote ambities zal het halen van het doel zeer onwaarschijnlijk zijn. De tijd is simpelweg te kort.” “Om de energietransitie weer in de benodigde versnelling te krijgen zal het nieuwe kabinet heel stevig dienen in te zetten op het oplossen van de grote knelpunten. Het zal zeer waarschijnlijk niet leiden tot het halen van het 55 procent doel maar de zaak wel weer in versnelling krijgen.”