Wetsvoorstel Collectieve warmte: wat betekent het publieke eigendom van warmtesystemen voor Nederland?

16.01.2024 Anne Agterbos

Wetsvoorstel Collectieve warmte: wat betekent het publieke eigendom van warmtesystemen voor Nederland?

Ongeveer 80 procent van het energieverbruik van huishoudens bestaat uit energie voor ruimteverwarming. In 2030 moet 60 procent CO2-reductie in de gebouwde omgeving plaatsvinden, en in 2050 moet deze aardgasvrij zijn. Om deze reden heeft de huidige Warmtewet een opfrisbeurt nodig en moet deze binnenkort plaatsmaken voor de Wet Collectieve warmte (Wcw). Eén van de wijzigingen in het wetsvoorstel is het publiek maken van warmtesystemen, wat betekent dit voor het Nederlandse verwarmingsklimaat?

De Wcw beoogt groei en verduurzaming van collectieve warmtesystemen in de gebouwde omgeving. Pogingen om deze wet op te stellen leiden meerdermaal tot discussie. Op 23 november presenteerde Rob Jetten, demissionair minister voor Klimaat en Energie, de laatste versie van de Wcw, en het is nu aan de Raad van State om hier een advies over uit te brengen, waarna de Tweede Kamer kan stemmen over de wet. In dit artikel kijkt Warmte365 wat het publieke eigendom betekent voor het Nederlandse verwarmingssysteem en waarom er zoveel discussie bestaat rondom dit onderwerp?  

Publiek eigendom
In het wetsvoorstel Wcw wordt er duidelijk gekozen voor meer publieke sturing, in de wet staat dat de gemeente kan beslissen over de verduurzamingsstrategie voor de gebouwde omgeving. De gemeente kan een ‘warmtekavel’ aanstellen waar een collectief warmtesysteem kan worden gerealiseerd in een aaneengesloten gebied. De gemeente heeft daarnaast ook de bevoegdheid om een warmtebedrijf aan te wijzen die deze collectieve warmtevoorziening moet realiseren.

Het aangewezen warmtebedrijf krijgt integrale taken en verantwoordelijkheden. Dit houdt in dat een warmtebedrijf verantwoordelijk is voor het gehele warmtesysteem, maar het bedrijf mag bepaalde taken wel uitbesteden aan externe partijen.

In de wet wordt ook een belangrijk onderscheidt gemaakt in de omvang van het collectieve warmtesysteem. Wanneer een collectieve warmtesysteem meer dan 1500 aansluitingen heeft kan een warmtebedrijf een aangewezen worden, wat het bedrijf in staat stelt om warmte te transporteren en leveren . Wanneer een collectief warmte systeem minder dan 1500 aansluitingen heeft (ook wel een klein collectief warmtesysteem) kunnen warmtebedrijven juist een verbod op de transport en levering van warmte krijgen.

In de aanwijsprocedure van het warmtebedrijf speelt het publieke eigendom een belangrijke rol: het warmtebedrijf moet namelijk óf een bedrijfsvorm zijn waarvan meer dan 50 procent van de aandelen in handen is van een publieke instantie óf een warmtegemeenschap zijn die hoofdzakelijk gebruikt maakt van duurzame energiebronnen.

Een van de redenen waarom er is gekozen voor publiek eigenaarschap is dat warmte-infrastructuur zoals warmtenetten gemiddeld ongeveer vijf keer duurder is dan aardgas infrastructuur. Om de overstap naar warmtenetten betaalbaar te houden dekken overheden de onrendabele top af met subsidies zoals de Warmte Infrastructuur Subsidie (WIS).

Discussie
Eerdere wetsvoorstellen leverde veel discussie op. Aan de hand van de reacties besloot Jetten het wetsvoorstel over een andere boeg te gooien, waar publiek eigendom centraal stond. Maar ook dit voorstel leverde vraagtekens vanuit verschillende hoeken op.

Zo maakt Energie-Nederland zich zorgen over de investeringszekerheid. De branchevereniging twijfelt of het investeringsklimaat nog wel aantrekkelijk is  voor private bedrijven en of gemeenten en andere publieke partijen überhaupt de warmtenetten kunnen financieren.

Naar aanleiding van het eerdere wetsvoorstel besloten drie grote warmteleveranciers (tijdelijk) de investeringen in nieuwe warmtenetten of hernieuwbare warmtebronnen te stoppen. Het is voor private partijen niet duidelijk of ze hun investeringen na de overgangsperiode terug zullen verdienen en welke risico’s er zijn verbonden aan de investeringen. Hiermee wordt de uitrol van nieuwe warmtenetten in sommige gevallen vertraagd, wat in strijd is met de oorspronkelijke doel van de wet.

Partijen als pensioenfondsen of verzekeraars investeren vaak in allerlei vormen van infrastructuur, waaronder warmtenetten. In het meest recente wetsvoorstel wordt er daarom rekening gehouden met dit soort partijen. Doordat de warmtebedrijven volgens dit voorstel volledig geïntegreerd moeten zijn, wordt het investeringsklimaat aantrekkelijker. Hierdoor ontstaan er minder tegengestelde belangen en wordt het investeringsrisico ingedamd.

Een ander risico voor investeerders is dat zij door het nieuwe wetsvoorstel, doordat publiek eigendom centraal staat, alleen kunnen deelnemen als minderheidsaandeelhouder. In het hernieuwde wetsvoorstel wordt de minderheidsaandeelhouder echter beschermd zodat ze investeerders voldoende zeggenschap houden over bepaalde essentiële beslissingen in het warmtebedrijf. De praktijk zal leren of marktpartijen door deze maatregelen genoeg ruimte krijgen om rendabele investeringen te doen.

In een volgend deel van deze serie worden de overige belangrijke wijzigingen in het wetsvoorstel Wet Collectieve warmte besproken