Alle seinen op groen voor duurzame warmte
24.09.2025 Ad van Bokhoven Senior adviseur bodemenergie en duurzame technieken bij KWA

De warmtetransitie in Nederland krijgt een stevige duw in de rug. Er komen namelijk twee ontwikkelingen in wet- en regelgeving aan die ervoor zorgen dat de uitrol van duurzame warmtenetten, veelal gevoed door bodemenergiesystemen, niet alleen kansrijker wordt, maar ook eenvoudiger uitvoerbaar.
Allereerst is daar de Wet collectieve warmte, die gemeenten een heldere regierol geeft in de warmtetransitie. De wet wordt op 1 januari 2026 van kracht. Geen vrijblijvende vergezichten meer, maar concrete sturingsmogelijkheden om per wijk of gebied te kiezen voor een collectieve oplossing. Dat schept duidelijkheid voor bewoners, ontwikkelaars en exploitanten. Waar bodemenergie en warmtenetten vaak al technisch haalbaar waren, ontbrak het te vaak aan bestuurlijke en juridische kaders. Met deze wet komt er meer stabiliteit en transparantie.
Daarbovenop komt de ontwerp-Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) Vergunningvrije duurzaamheidsactiviteiten. Een hele mond vol, maar met een belangrijk effect: verduurzamingsprojecten die leiden tot een substantiële reductie van stikstofuitstoot, hoeven mogelijk in veel gevallen géén Natura 2000-vergunning meer aan te vragen, mits de reductie fors genoeg is en eventuele tijdelijke emissies tijdens de realisatie beperkt blijven. Het gaat dus om projecten die écht verschil maken — denk aan de vervanging van gasgestookte cv-ketels door bodemenergiesystemen of warmtenetten. Daarmee valt een grote hobbel weg voor de praktijk. Dat deze projecten ook daadwerkelijk het verschil maken is, onder andere terug te lezen in de maatschappelijke kostenbaten analyse bodemenergie, opgesteld door CE Delft.
De boodschap is helder: verduurzaming mag niet vastlopen in papieren procedures, zeker niet wanneer de baten voor klimaat én luchtkwaliteit evident zijn. Het kabinet erkent dat en biedt ruimte om te versnellen. Wanneer deze ruimte er echt komt is nog onduidelijk, maar de concept tekst ligt nu in ieder geval in de consultatieronde ter becommentariëring.
Toch moeten we niet te vroeg juichen. Want hoewel de seinen op groen springen, zijn er uiteraard ook andere belemmeringen die het treffen van duurzaamheidsmaatregelen belemmeren. Bij de aanleg en het jaarlijks onderhoud van bodemenergiesystemen komt bijvoorbeeld altijd ontwikkel- en spuiwater vrij: grondwater met hooguit wat verhoogde concentraties zwevend stof. Van vervuiling is geen sprake. Toch is sinds de komst van de Omgevingswet het lozen van dit water op riool of oppervlaktewater steeds moeilijker geworden. Initiatiefnemers worden hierdoor vaker geconfronteerd met dure alternatieve afvoeropties, die de businesscase van duurzame warmte onnodig onder druk zetten. Een paradox: terwijl beleid en wetgeving ruimte scheppen om te versnellen, werkt de praktijk op dit punt juist tegen.
De techniek is er, de praktijkervaring ook, en nu ontstaat er eindelijk meer bestuurlijke en juridische ondersteuning. Maar als we écht vaart willen maken met de warmtetransitie, dan hoort daar ook een realistisch en werkbaar kader bij voor praktisch uitvoerbare zaken. Wetgevers we zijn er dus nog niet, maar we komen er wel!