De warmtepompmarkt voor bestaande gebouwen is afhankelijk van subsidies

01.07.2025 Mônica Anater

De warmtepompmarkt voor bestaande gebouwen is afhankelijk van subsidies

In de afgelopen jaren hebben subsidies een steeds belangrijkere rol gespeeld bij de adoptie van warmtepompen in Nederland. Overheidsprogramma’s zoals de ISDE hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de groei van nieuwe installaties, met name in de residentiële sector, blijkt uit een analyse van Dutch New Energy Research (DNE) van de cijfers van de Regionale klimaatmonitor. 

Nu de verkoop van warmtepompen in 2024 landelijk is teruggelopen, zijn subsidieregelingen nog belangrijker geworden om het momentum vast te houden. De cijfers laten niet alleen een toenemende afhankelijkheid van financiële steun zien, maar brengen ook duidelijke regionale verschillen in kaart. Van goed presterende plattelandsgemeenten tot achterblijvende stedelijke gebieden: de spreiding van gesubsidieerde installaties biedt waardevol inzicht in de kansen en uitdagingen binnen de Nederlandse energietransitie.

Aandeel van nieuwe warmtepompinstallaties met ISDE-subsidie (2022–2024)


 Het gebruik van de ISDE-subsidie voor warmtepompen is de laatste jaren steeds belangrijker geworden. Het aandeel nieuwe installaties is dankzij de ISDE-subsidie aanzienlijk gegroeid. In 2022 werd 38 procent van de nieuwe warmtepompen geïnstalleerd met behulp van ISDE. In 2023 lag dit getal op 56 procent en in 2024 op ruim 72 procent. Dit houdt in dat van de ongeveer 125.000 geïnstalleerde warmtepompen in 2024, bijna 90.000 geïnstalleerd zijn met behulp van de ISDE-subsidie. Ongeveer 90 procent van de aanvragen van de subsidie was afkomstig van particulieren met een eigen woning. Waar het totale aantal van nieuwe installaties afnam met 10 procent, werd het belang van de subsidie wel steeds duidelijker.

Warmtepompen met ISDE subsidie per 1.000 woningen

Waar er in 2023 nog een sterke groei in het aantal installaties van warmtepompen te zien was, kenmerkte 2024 zich door een daling in de meeste Nederlandse provincies. In 2024 was Drenthe de provincie met de meeste ISDE-subsidies, met 23 installaties per 1.000 huishoudens. Zuid-Holland kende het laagste aantal, met slechts 6 installaties per 1.000 huishoudens. Flevoland, Groningen en Noord-Holland waren de enige provincies die een groei lieten zien in het aantal geïnstalleerde warmtepompen per 1.000 huishoudens in 2024, ten opzichte van 2023. De provincies Limburg, Utrecht, Flevoland, Noord- en Zuid-Holland zitten onder het nationaal gemiddelde wat betreft het aantal geïnstalleerde warmtepompen per 1.000 huishoudens. Dit wijst erop dat de adoptie van de warmtepomp achterblijft in de meer dichtbevolkte provincies.

Totaal aantal warmtepompen met subsidie in woningen (exclusief zakelijk) per 100 huishoudens

In de residentiële sector ligt het aantal gesubsidieerde warmtepompen per honderd huishoudens op 5,4. In totaal zitten 148 gemeenten boven dat aantal, terwijl 194 er onder zitten. Ondanks dat Amsterdam het hoogste aantal cumulatieve gesubsidieerde warmtepompen heeft, is het ook de gemeente met het laagste aantal per honderd huishoudens, namelijk maar 0,7. Diemen volgt de hoofdstad met 0,8. Rotterdam (0,9), Den Haag (1,0), Delft (1,1) en Schiedam (1,2) volgen. Dat staat in schril contrast met het Overijsselse Tubbergen, wat op kop loopt met 15,6 gesubsidieerde warmtepompen per 100 huishoudens, gevolgd door Schagen (15,4), Drechterland (15,0), Wierden (12,2) en Aa en Hunze (11,7). De bovenstaande kaart laat zien dat gemeenten met het hoogste aantal warmtepompen voornamelijk in de noordelijke regionen van het land liggen, voornamelijk in Overijssel en Drenthe. Ook in het zuiden zijn enkele gebieden waar veel warmtepompen zijn aangeschaft.

Totaal aantal warmtepompen met subsidies per 1.000 inwoners

De gemeente Schagen, in de provincie Noord-Holland, heeft het hoogste aantal gesubsidieerde warmtepompen met 70 installaties per 1.000 inwoners. Tubbergen volgt met (67,5), Drechterland (64,8), Texel (60,4) en Aa en Hunze (58,2). De andere kant van het spectrum, met het laagste aantal gesubsidieerde warmtepompen, staat Rotterdam met 5,5 warmtepompen per 1.000 inwoners. Amsterdam volgt met 6,9, Purmerend met 7,1, Capelle aan de IJssel met 8,0 en tot slot Dordrecht met 8,4. Het nationale gemiddelde komt uit op 26,2 warmtepompen per 1.000 inwoners, met 186 gemeenten onder het gemiddelde terwijl 156 er boven zitten.

De cijfers tonen significante regionale verschillen op het gebied van gesubsidieerde warmtepompen. Kleine en landelijke gemeenten, zoals Schagen, Tubbergen en Drechterland, voeren het land per hoofd van de bevolking. Deze gebieden profiteren van voordelige woonomstandigheden voor warmtepompen, zoals veel vrijstaande huizen en meer ruimte en betere toegang voor en tot technische systemen. Stedelijke omgevingen daarentegen, zoals Rotterdam en Amsterdam liggen ver achter, met cijfers die ver onder het landelijke gemiddelde liggen.

Meerdere oorzaken liggen hier aan ten grondslag. In dichtbevolkte steden wonen mensen vaker in appartementen of huurhuizen waar individuele beslissingen om warmtepompen te installeren niet door de bewoners genomen kunnen worden. Dat moet in samenspraak met bijvoorbeeld een huisbaas. Daar komt bij dat oudere gebouwen in stedelijke gebieden vaak dure renovaties moeten ondergaan voordat er een warmtepomp geïnstalleerd kan worden.