Dutch Data Center Association: 'Wie komt onze warmte ophalen?'

29.04.2021 Simone Tresoor

Dutch Data Center Association:

Er wordt kritisch naar datacenters gekeken. Je kunt de krant niet openslaan of er staat een artikel over het opkopen van enorme hoeveelheden duurzame energie, restwarmte die verloren zou gaan en zorgen over exorbitant watergebruik. Erik Barentsen, beleidsmaker bij de Dutch Data Center Association (DDA), de belangenorganisatie voor datacenters in Nederland, legt uit dat er veel meer plussen zijn dan minnen.

In Nederland zijn er rond de 6000 inrichtingen om servers te faciliteren. Van zeer kleine ‘in house-inrichtingen' tot de enorme hyperscalers zoals Google en Microsoft. DDA heeft 37 leden en vertegenwoordigt 90% van het datacenteroppervlak, dat komt neer op 200 tot 250 gebouwen. De hyperscalers faciliteren vooral ‘the cloud-services’. We hebben er in Nederland een handjevol van die in Middenmeer en Eemshaven staan. Verder bestaat een groot deel van DDA’s leden uit colocatie datacenters: commerciële datacenters die hun ruimte en faciliteiten verhuren aan cloudproviders, hostingproviders, grote (technologie) bedrijven. Als laatste zijn er nog wat instanties zoals bijvoorbeeld banken en overheidsorganisaties die hun eigen datacenter hebben.

The Cloud is geen wolkje, maar een gebouw
Er staan nog aardig wat datacenters ‘op de rol’ en dat komt volgens de woordvoerder omdat Nederland echt een voorlopersrol vervult als je het hebt over internetgebruik. Ons land wordt vaak als springplank gebruikt door buitenlandse bedrijven die in Europa actief willen worden. Deze landen prijzen ons betrouwbare politieke klimaat en bijna onfeilbare stroomnetwerk.

Toch is er momenteel behoorlijk wat maatschappelijke onrust. “Onbekend maakt onbemind, eerder dacht men er niet zo over na, maar er is een publieke opinie ontstaan. Zeker nu men zich realiseert dat alle foto’s en alle games in de cloud staan en dat dat niet zomaar een wolkje is, maar een gebouw”, beweert Barentsen. “De Nederlander denkt dat onze markt niet transparant is en dat heeft veel te maken met de journalistiek die vooral de negatieve aspecten benadrukt. Wat ons betreft is die onrust niet terecht en dat kunnen wij ook onderbouwen met feiten.” 

"Warmte tot aan de voordeur, dan zeg je toch: ja graag?"

Barentsen vervolgt: “Wij produceren natuurlijk veel warmte en sinds 2017 zeggen we al: ‘kom onze warmte ophalen.’ Ons systeem is gemaakt om IT te faciliteren, daar moet stroom in en het gebouw moet op een bepaalde temperatuur draaien. Die combinatie zorgt ervoor dat 90% van de energie die je er in stopt er aan de achterkant uitkomt als warmte.”

Die warmte is prima te gebruiken en kan een warm waterstroom creëren. Het water is laagcalorisch en komt er op 30 graden Celsius uit. “Als je een warmtepomp in de winter een huis wil laten verwarmen en dat moet van 0 naar 70 graden Celsius, dan vreet dat elektriciteit. Stel er komt een gemeente die dat water redelijk warm voor je deur kan brengen, dan zeg je toch: ‘ja graag?' Het is technische prima mogelijk. Je kunt dan bijvoorbeeld kiezen voor een tweetrapsplan: zet een warmtepomp in de wijk die verwarmt naar 50 graden Celsius en laat de warmtepomp in huis naar 70 graden Celsius verwarmen. Andere opties om te verwarmen zijn vaak veel duurder”, beweert Barentsen.

Toch zijn er momenteel maar een handjevol projecten waar gebruik wordt gemaakt van de datacenterwarmte en lijkt de ontwikkeling van warmtenetten vanaf datacenter stroef te verlopen. Neem het voorbeeld van de hyperscalers in Middenmeer: hier werd voorgehouden dat de restwarmte prima gebruikt kon worden voor het verwarmen van het nabijgelegen kassencomplex. Nu, een aantal jaar naar dato, wordt daar nog steeds geen gebruik van gemaakt en blijven de kassen stoken op gas. De kassen gebruiken een WKK-systeem (warmtekrachtkoppeling) waarbij gas de warmte, elektriciteit en CO2 produceert. En dat heeft alles te maken met economisch belang.

Geen goed voorstel met huidige gesubsidieerde gasprijs
De gasprijs wordt gesubsidieerd en dus is het voor de tuinder een no-brainer en komen initiatieven om de kassen te verwarmen met restwarmte niet van de grond. De tuinders zitten daar om hun boterham te verdienen en met datawarmte hebben ze nog niet de voor hun tuinbouw benodigde CO2 of elektriciteit. Die krijgen ze nu uit de WKK met een gesubsidieerde gasprijs. “Er mist echt een goede business case”, meent Barentsen. “Laten we de subsidie ombuigen. Geef subsidie op warmte, CO2 en elektriciteit die duurzaam opgewekt zijn, want met de huidige gesubsidieerde gasprijs kunnen we geen aantrekkelijk voorstel maken.”

En wat gebeurt er in de zomer met de restwarmte, als de warmtevraag er niet is? Barentsen: “Als de vraag naar warmte er niet is zullen wij onze eigen koelte maken. Dat kan via koelen met de buitenlucht of door koude op te slaan in de winter in een WKO (warmte-koudeopslag). Voor ons is koelen van levensbelang. Een goed ontworpen warmtenet heeft een koude-retourleiding en die is voor ons heel waardevol, omdat we dan onze eigen koelte niet meer hoeven te maken en dat is veel energie-efficiënter. Daar zit een economisch voordeel voor ons in en dat maakt de business case aantrekkelijk. Zo kunnen we de investeringskosten voor de uitkoppeling terugverdienen.”

De schoen wringt bij de gekozen wijkaanpak
Als je dit zo hoort zou je bijna denken: appeltje eitje. Datacenters leveren hun warmte aan een warmtenet en krijgen koelte terug, iedereen blij. Toch blijkt het allemaal een stuk complexer. Dit komt volgens de beleidsmaker door het systeem. In Nederland hebben we gekozen voor de wijkaanpak. Iedere wijk mag zelf bepalen hoe ze te werk gaan. En daar wringt de schoen. De ene wijk kiest voor warmtepompen, de volgende gebruikt oppervlaktewater, de derde kiest voor geothermie. Dan ontstaat er een erg versnipperd beeld van warmteafname, want ergens moet iemand een besluit nemen om bijvoorbeeld pijpen van een warmtenet aan te leggen. Barentsen: “Als je wel zeker bent van je bron, maar niet zeker bent van de afname, dan kun je je business case niet rondmaken. Als de gemeente niet daadkrachtig zegt: ‘zo gaan we het doen’, dan blijft er onzekerheid bestaan of er wel voldoende aansluitingen kunnen worden gerealiseerd en blijft het een kip-ei-verhaal.” Ook blijken veel gemeenten huiverig voor het zgn. 'vollooprisico' waar wij eerder over schreven. Volgens Stichting Warmtenetten zijn er ideeën voor een nationaal volloopfonds, omdat blijkt dat bijna elk project tegen deze problematiek aanloopt, terwijl het in de praktijk relatief weinig optreedt. Dit zou een soort verzekering moeten worden, maar dit plan is momenteel nog niet uitgewerkt.

Barentsen vervolgt: “Wij zijn als datacenter voor de uitkoppeling van warmte erg afhankelijk van de haalbaarheid van warmtenetten. Met de huidige SDE++ wordt enorm ingezet op CO2-reductie, en terecht. Wat we zien is dat deze CO2-reductie nu vooral wordt ingezet voor de bestaande fossiele-industrie, met afvang en opslag. Dat is prima om onze doelstellingen wat betreft CO2 te halen, maar we zien dat de fossiele industrie wel een heel groot deel uit de SDE++-ruif haalt met CO2-opslagprogramma’s. Dat trekt ons in een spagaat, want die pot is ‘maar’ vijf miljard en dat gaat wel heel hard. Moet dit dan ten koste gaan van de warmte- en energietransitie? Het is een middel om de doelstellingen te halen, maar het is wel de bedoeling dat we uiteindelijk van die hele fossiele-industrie af komen. Daar maken wij ons wel zorgen over.”

Op Warmte365 en zustersite Solar365 zullen de komende weken nog drie artikelen verschijnen over datacenters; te weten over elektriciteitsverbruik, batterijen en koelen. De eerstvolgende lees je op Warmte365 op 12 mei.