‘Europese norm voor toekomstige gasnet levert internationaal concurrentievoordeel’
10.05.2022 Jan de Wit
Onderdeel van de energietransitie is het aardgasvrij maken van Nederland. Dat betekent ook dat het gasnet een nieuwe functie zal krijgen, want Nederland moet nog steeds verwarmd worden. Er zal voorlopig nog wel aardgas door de pijpleidingen stromen, maar het zal steeds meer worden vervangen door waterstof, biomethaan en wellicht koolstofdioxide. Om dit zorgvuldig te monitoren werken NEN en het Nederlandse metrologisch instituut VSL (Van Swinden Laboratorium) samen binnen het Europese project Decarb. Hoe ziet dat eruit?
De warmtetransitie betekent ook voor de Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) dat het takenpakket wordt uitgebreid. Voor aardgas bestaan duidelijke normen en hoewel de kwaliteit kan verschillen, gaat het om één product waarvan met name de hoeveelheid gemeten moet worden.
Straks zal er ook aardgas met groene waterstof erbij gemengd door de aardgasleidingen stromen. En wellicht ook biomethaan of afgevangen CO2 dat wordt verplaatst voor opslag. Vragen die de NEN ziet ontstaan zijn dan ook om wat voor mengsel het precies gaat, in welke verhoudingen, wat zijn de eigenschappen van de stoffen, is de gaskwaliteit goed genoeg om de apparatuur van eindgebruikers en industrie veilig en betrouwbaar te houden?
Maar ook hoe zijn gaslekken te detecteren en welke veiligheidsvraagstukken brengt dat met zich mee? En de belangrijkste vraag die er voor de NEN uitspringt: Hoe kan dat worden gemeten?
Meten is weten, normen noodzakelijk om klimaatdoelstellingen te monitoren
Sinds 2021 houdt het Europese onderzoeksproject Decarb zich met deze vragen bezig en ook de NEN en VSL zien de waarde in van een aanpak op Europees niveau. Niet geheel onlogisch, met de komst van liquefied natural gas (LNG) is de gasmarkt internationaler geworden.
En ook voor (groene) waterstof begint een internationale vraag zich te ontwikkelen. Dat het aanbod eveneens zal internationaliseren is geen vreemde gedachte. Landen kijken nu al hoe ze op het gebied van groene waterstof kunnen samenwerken. Zo verkent Nederland de mogelijkheden om dit met Namibië te gaan doen.
Lees ook: Wordt Namibië het belangrijkste waterstofexportland ter wereld?
“NEN is opvallend goed in het bij elkaar brengen van mensen en het vinden van consensus met Europese partners. Niet voor niets heeft de Britse voorzitter van Decarb NEN er speciaal bij gevraagd”, zegt Annarita Baldan, senior wetenschappelijk medewerker bij VSL.
"Het onderzoeksproject Decarb heeft vier hoofdrichtingen. Ten eerste: meten hoeveel gas er door een leiding gaat, ofwel het debiet. Ten tweede: meten wat de fysische eigenschappen van een bepaald gas zijn. Ten derde: bij gasmengsels het meten van de samenstelling ofwel de kwaliteit. En ten vierde: metingen doen met het oog op de veiligheid van het gasnet."
De eerste hoofdrichting is vooral belangrijk voor de afnemer. Op basis van de hoeveelheid afgenomen gas wordt de rekening opgemaakt. “Daar ligt een meetstandaard onder die boven iedere twijfel verheven moet zijn en die door alle partijen wordt geaccepteerd”, aldus Adriaan van der Veen. Hij is eveneens senior wetenschappelijk medewerker bij VSL.
Daarnaast is het van belang in het kader van de doelstellingen vanuit het Klimaatakkoord. Ook vanuit de Europese suggestie Fit for 55 zijn er doelstellingen die moeten worden gehaald. Om hier geloofwaardig antwoord op te geven, zijn gestandaardiseerde metingen cruciaal.
"De meetmethode en bijbehorende apparatuur die we daarvoor kiezen, moeten herleidbaar zijn tot een universele eenheid. We gebruiken daarvoor de scheikundige eenheid 'mol', die de hoeveelheid stelt op grond van het aantal aanwezige deeltjes zoals atomen, moleculen en ionen", legt Baldan uit.
Concurrentievoordeel bij Europese norm
De NEN is ook bij Decarb betrokken omdat de meetafspraken moeten worden vastgelegd in normen. En dat is waartoe NEN ter aarde is. Om ervoor te zorgen dat de onderzoeksresultaten van Decarb worden omgezet in een internationale breed gedragen normen, werkt Lennart de Waart, consultant bij het NEN-cluster energie, het aan het onderdeel Impact binnen het project.
"We brengen daarvoor een breed scala aan partijen aan tafel. Niet alleen de industrie die ermee werkt, maar ook bijvoorbeeld certificerende instanties en de academische wereld. Dat zorgt voor een goede inhoudelijke balans en voorkomt dat één partij al te zeer zijn stempel zou drukken op de uitkomsten, hetgeen brede acceptatie in gevaar kan brengen."
Hierin wil de NEN volgens De Waart neutraal blijven. “Inhoudelijke experts – in dit geval onder andere metrologen – moeten samen inhoudelijke keuzes maken. Wel is het nodig om de grote lijnen van de gesprekken te kunnen volgen, want dat kan van invloed zijn op hoe het in een norm terecht komt."
Hij is ervan overtuigd dat dit beter op Europees niveau kan omdat nieuwe technieken steeds meer internationaal worden uitgerold. Vanuit “een strategische en geopolitieke achtergrond” kan een algemene norm Europa een voorsprong geven ten opzichte van de internationale concurrentie.
"Als je hier tijdig een breed geaccepteerde norm kunt ontwikkelen, geeft dat een concurrentievoordeel voor Europese industrieën en kunnen hiermee de belangen van Europese consumenten en Europese waarden worden versterkt, met inbegrip van sociale en klimaatambities. Bij een dynamisch terrein als vergroening van het gasnet speelt dat des te sterker."