Hoe staat het ervoor met energiecoöperaties?

12.09.2023 Brendan Hadden

Hoe staat het ervoor met energiecoöperaties?

Om draagkracht voor de energietransitie te vergroten moeten de voordelen van de verduurzaming direct voor mensen te voelen zijn. Energiecoöperaties, waarbij een groep burgers gezamenlijk (deels) hun energievoorziening regelt, kunnen hierbij helpen. Op woensdag 6 september organiseerde het platform Energie van Rotterdam op de Recharge Earth conferentie in Rotterdam Ahoy een sessie voor geïnteresseerden om meer over deze oplossing te leren.

Robbert de Vrieze, voorzitter van de Delfshaven Energie Coöperatie, schetste de potentie van energiecoöperaties met een rekenvoorbeeld:

“De gemeente Rotterdam heeft iets van 3,2 vierkante kilometer daken waar ook zonnepanelen op zouden kunnen. Als je daar alle gezinnen in de gemeente Rotterdam toegang toe zou geven, dan zou ieder gezin in Rotterdam vier zonnepanelen kunnen krijgen. Waarmee dus alle Rotterdammers opeens aandeelhouders kunnen zijn in de energietransitie.”

Kort samengevat is dat de belofte van energiecoöperaties: met een kleine investering kan iedereen aandeelhouder worden in de energietransitie. De manier waarop dat gebeurt loopt enorm uiteen. Energie van Rotterdam is naar eigen zeggen “een coöperatie van coöperaties”, en is met name actief in een stedelijke omgeving waar energiecoöperaties doorgaans zonnepanelen op collectieve daken plaatsen en inwoners de kans geven in de opbrengsten te delen. Maar andere coöperaties geven burgers bijvoorbeeld eigenaarschap over een windpark, warmtenet of initiatief voor energiebesparing.  

Groei afgevlakt, professionalisering neemt toe
Volgens de Lokale Energie Monitor 2022 van Klimaatstichting HIER en Energie Samen telde Nederland in 2022 705 actieve burgerenergiecollectieven. Ook had 86 procent van alle gemeenten een actieve coöperatie en schat HIER het aantal leden rond de honderdtwintig duizend (1,5 procent van alle huishoudens).

Het aantal energiecoöperaties neemt niet meer zo hard toe als dat het de afgelopen jaren deed. HIER rapporteert dat energiecoöperaties eigenlijk vanaf 2012 begonnen op te komen, om vervolgens elk jaar gestaag te groeien tot 2022. Toen kwamen er slechts negen coöperaties bij, waarmee er volgens HIER sprake is van een soort “verzadigingspunt”.

Een trend die herhaaldelijk benoemd werd tijdens de sessie van Energie van Rotterdam is de professionalisering van energiecoöperaties. Volgens Astrid Madsen, bestuurslid van Energie van Rotterdam, is hun organisatie een goed voorbeeld daarvan:

“Energie voor Rotterdam is een coöperatie van een coöperaties. (…) Het functioneert dus niet als een energiecoöperatie an sich, maar doet de ondersteuning en vormt een koepel. Dat is eigenlijk een trend in de professionalisering, waarbij je ziet dat er coöperaties van coöperaties ontstaan. Het is dus deels een projectbureau, die vooral helpt met de ondersteuning en ontwikkeling van projecten.”

Volgens HIER kost het veel tijd en middelen om samen te werken met gemeenten en regio’s, waarbij de afhankelijkheid van vrijwilligers sommige energiecoöperaties kwetsbaar maakt. Daarom werkt bijna een derde (31 procent) van de deelnemers die HIER ondervroeg met betaalde krachten en zijn er zelfs negen coöperaties met meer dan tien mensen betaald aan het werk.

Obstakels en de nieuwe Energiewet
Zoals genoemd is een van de redenen voor de professionalisering dat de samenwerking met gemeenten steeds meer inzet vraagt. Zonnestroomprojecten zijn nog relatief simpel, maar organisaties die bijvoorbeeld een warmtenet willen realiseren moeten dit afstemmen met Transitievisie warmte van de gemeente. Dit kost veel tijd en moeite, en vereist veel kennis.

Een koepelorganisatie als Energie van Rotterdam draagt aan deze uitdaging bij door expertise in huis te halen en beschikbaar te stellen voor de verschillende energiecoöperaties van Rotterdam. “Je merkt dat je als energiecoöperatie toch wel ook een gezamenlijk belang hebt in het organiseren van administratie of gesprekken met de gemeente, dat is een beetje ingewikkeld soms”, aldus Madsen. “Daarom hebben we een tijd geleden bedacht: wij moeten de handen ineen slaan en in ieder geval zorgen dat we een koepel hebben.”

Een ander obstakel is dat de huidige wetgeving nog niet in alle gevallen ingericht is op het bevorderen van lokale initiatieven. Daar zou verandering kunnen komen. De nieuwe Energiewet – waarvoor het voorstel in juni werd gepresenteerd – creëert volgens het kabinet “nieuwe mogelijkheden voor mensen en bedrijven om zelf actief te worden op de energiemarkt, bijvoorbeeld via energiegemeenschappen die de door leden geproduceerde elektriciteit verkopen en leveren”.

Tijdens de sessie op Recharge Earth besprak Vrieze een van die mogelijkheden, die hij “zelflevering plus” noemde. “Particulieren kunnen nu een zonnepaneel op een dak leggen, en dat wordt afgetrokken van hun eigen stroomgebruik. Mensen die meedoen met een collectief zonnedak, die kunnen dat niet”, licht Vrieze toe. “Dat is een soort ongelijkheid in de wet, die opgelost zou moeten worden. En dat maakt het dus mogelijk om energie voor ‘kostprijs plus’ te leveren. Dus als je zowel zonnedaken hebt, als ook bijvoorbeeld windmolens, dan kun je voor 60 tot 80 procent zelf je energie opwekken. Dan moet je alleen nog wat inkopen op de markt om aan te vullen en te zorgen dat je echt ook energie hebt wanneer het gebruikt wordt.”

Vrieze noemde nog een ander voorbeeld van waar wetgeving nog nadelig is voor burgers die via een collectief willen meedoen aan de energietransitie. “Op het moment dat je een collectief zonnedak hebt, op een dak van bijvoorbeeld een school of een woningbouwcorporatie, dan telt dat dak niet mee bij de verduurzamingsopgave van die organisatie”, vertelde hij. “Als ze die zonnepanelen zelf plaatsen tellen ze wel mee (…). Dat is een flinke barrière voor die instituties en partijen om die daken vrij te kunnen geven.”

Collectieve warmtetransitie komt op gang
Hoewel de overgrote meerderheid van de collectieve initiatieven met zonnestroom bezig zijn, is warmte in de afgelopen jaren ook een interessant thema geworden.

HIER meldt dat in 2022 er 140 coöperaties waren die uit warmte-initiatieven bestonden. Veruit het grootste deel hiervan (81) werken aan het realiseren van een collectief warmtenet. Hoewel het aantal initiatieven de laatste drie jaar vrijwel gelijk is gebleven, is nog steeds een groot deel van deze projecten in de opstartfase: slechts 14 zijn operationeel of in de realisatiefase. Interessant is ook om te melden dat de meest populaire warmtebron voor collectieve warmte-initiatieven thermische energie uit oppervlaktewater (TEO) is met 22 projecten.

Het tot stand brengen van succesvolle collectieve warmte-initiatieven brengt een aantal eigen uitdagingen met zich mee. Zo schrijft HIER dat het vaak om complexe en kapitaalintensieve projecten gaat, waar specialistische kennis voor nodig is. Ook is warmte moeilijker te transporteren dan stroom, en dus meer gebonden aan een lokale groep burgers. In hun Knelpunteninventarisatie energiecoöperaties noemt HIER ook nog dat ambtenaren zich vaak onvoldoende bewust zijn van de mogelijkheden om warmte op een collectieve manier te realiseren.

Hoewel er dus al wat mogelijkheden zijn voor burgers om met warmte-initiatieven mee te doen, en deze aan verschillende uitdagingen een steentje kunnen bijdragen, staat er nog het een en ander in de weg. Als dat verandert, zouden collectieve oplossingen verder kunnen gaan dan alleen het opwekken van hernieuwbare stroom en zou men van de warmtetransitie ook een collectief proces kunnen maken.