Personeelscrisis in de techniek: ‘Elk vertrekkend talent is er één te veel’
27.11.2025 Sjoerd Rispens

Personeelsproblemen vormen een groot probleem binnen de branche. In 2023 hebben ruim 23.000 mensen de sector verlaten, laten cijfers van Wij Techniek zien. Vorig jaar steeg dit getal licht. Het is van groot belang dat de gaten worden opgevuld om de transitie soepel te laten verlopen. Waar vetrokken de mensen naartoe en kun je uitstroom het beste voorkomen?
Het onderzoek van Wij Techniek laat zien dat de in- en uitstroom de afgelopen twee jaar dicht bij elkaar lagen. En dat zal volgens hen de komende jaren ook zo blijven. “Op papier lijkt dat gezond: de werkgelegenheid blijft stabiel na een periode van sterke groei. Maar in de praktijk betekent het dat elke toename in uitstroom direct voelbaar wordt. Zeker als de instroom van nieuw talent afvlakt”, geeft Wij Techniek aan.
Van de 23.000 mensen die in 2023 de sector verliet stapte bijna de helft (45 procent) over naar een andere sector, al zijn die vaak wel gelieerd aan de techniek. Het gaat dan om reparatiebedrijven, advies- en ontwerpbureaus en de technische maakindustrie. 18 procent van de uitstroom verliet de markt tijdelijk en 12 procent startte als zzp’er. Volgens Wij Techniek is dat geen hele gekke stap, monteurs en installateurs kunnen prima zelf aan de slag met een eigen, sterke klantenkring. 7 procent van de mensen die uitstroomden ging met pensioen.
De uitstroom was bij de jongere vakmensen het hoogste en dat baart Wij Techniek zorgen, ook al is dit gegeven logisch. Jongere werknemers stromen vaak in en zijn nog bezig om hun plek te vinden op de arbeidsmarkt. Een deel kiest ervoor om door te leren en komt dan later weer terug als leerling-werknemer. “Maar ieder talent dat vertrekt, is er één te veel. Zelfs het behouden van een klein deel maakt al verschil.” Het betekent ook dat er meer werk terechtkomt bij de oudere werknemers.
Alternatieve scenario’s
Wat kan er het beste gedaan worden om de personeelsbehoefte aan te pakken? Wij Techniek heeft daar vijf oplossingen voor opgesteld. Er moet gewerkt worden aan meer instroom, uitstroom moet voorkomen worden, evenals uitval, de productiviteit moet verhoogd worden en de arbeidsvraag moet beperkt worden door innovatie. De impact van deze scenario’s schetst Wij Techniek aan de hand van scenario’s.
In het meest neutrale scenario, wat ook wel het basisscenario wordt genoemd, gaan Wij Techniek uit van een groei van 0,5 procent in 2026. Hierbij groeit het installatieproductievolume tot ruim 21 miljard euro, de werkgelegenheid tot ruim 154 duizend werknemers en bijna 140 duizend fte (geeft omvang baan en personeelssterkte aan) . Er zijn vervolgens alternatieve scenario’s doorgerekend waarbij steeds een of enkele alternatieve veronderstellingen zijn toegepast.
In het eerste alternatieve scenario is de veronderstelling dat de benodigde instroom om de gaten op te vullen niet gehaald wordt en blijft steken op 20.000 mensen per jaar. In dat geval zal er in 2029 een tekort aan werknemers zijn van ruim 15.000 mensen. Het productievolume blijft dan ook achter, met 2 miljard in 2029.
Het tweede alternatieve scenario gaat uit van dezelfde veronderstelling op het gebied van instroom als het eerste, maar dat wordt dan gecompenseerd met een groei van het gewerkte aantal uren. In de praktijk betekent dit dat alle werknemers in 2029 een volledige werkweek van 38 uur moeten maken om de productiviteit van het basisniveau te krijgen. De werkgelegenheid blijft steken op 139.000, dat is dan tevens 139.000 fte.
In het derde scenario geven de schrijvers aan dat de gemiddelde werkweek juist afneemt van gemiddeld 4,5 dagen per week in 2025 naar vier dagen per week in 2029. Daar staat tegenover dat het aantal werknemers groeit tot ruim 154.000 werknemers (volgens het basismodel). Een nadeel is wel dat er dan sprake is van 131.000 fte en een krimp in het productievolume van 1,27 miljard in 2029. Om dit te compenseren zijn bijna 10.000 extra werknemers nodig in 2029.
In het vierde en laatste scenario is de afname van de werkweek hetzelfde als in het derde, in combinatie met een toename van de productiviteit zodat het standaardvolume uit het basisniveau gerealiseerd kan worden. Om het productievolume op niveau te houden bij een daling van de werkweek, is een productiviteitsstijging van 4 procent nodig.
Problemen maar ook kansen
De scenario’s laten duidelijk een aantal hobbels en problemen zien die negatieve gevolgen zullen hebben. Bijvoorbeeld, als de benodigde instroom achterblijft en blijft staan op 20.000 per jaar, dan zal het personeelstekort oplopen naar 15.000 krachten in 2029. Een toename van de werkweek tot 100% ofwel 38 uur per week, kan dit oplossen, maar dat is niet realistisch.
Als de instroom daarentegen wel op niveau blijft, maar de gemiddelde deeltijdfactor afneemt naar 0,85 fte, zal de extra personeelsbehoefte met bijna 10.000 werknemers toenemen in 2029. De productiviteit moet met 4 procent stijgen om dit tekort te compenseren. De oplossingsrichtingen van Wij Techniek zijn enerzijds gericht op het verminderen van de benodigde instroom (minder uitstroom, minder uitval, vergroten productiviteit, beperken arbeidsvraag), en anderzijds op het vergroten van de instroom.
Al deze factoren hebben een positief effect op het productievolume en het werknemerstekort. Uit de scenario’s lijkt de invloed de productiviteitsverhoging echter het grootste effect te hebben.


























