Versnelde aanpak voor de uitrol van zeer lage temperatuur warmtenetten
20.05.2025 Evelien Schreurs

Ten opzichte van traditionele warmtenetten hebben Zeer Lage Temperatuur warmtenetten (ZLT-warmtenetten) verschillende voordelen. Toch gaat de aanleg van dit type warmtenet, omdat ze relatief nieuw zijn, nog niet snel genoeg. Om de uitrol van ZLT-netten te versnellen en verbeteren, bundelen 25 organisaties hun kennis en ervaringen in een MOOI-project.
MOOI-projecten (Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie) zijn subsidieprojecten die worden gefinancierd door het ministerie van Klimaat en Groene Groei en worden uitgevoerd door RVO. Eén daarvan is het project ‘Cooling and Heating Integrated Low temperature Logistics’. Niet geheel toevallig leidt dat tot de naam CHILL, die ook slaat op het feit dat ZLT-warmtenetten naast verwarmen ook kunnen koelen, en is met een knipoog ook een verwijzing naar ‘de verhitting van het warmtedebat’.
Dat vertellen Jacob Janssen, Maarten Bijl en Rob Kotte, die alle drie vanuit verschillende perspectieven hebben samengewerkt aan het opzetten van het CHILL-project. Janssen houdt zich met name bezig met vraagstukken rondom beleid, Bijl betrekt het lokale perspectief in het project en Kotte onderzoekt meer vanuit technisch perspectief hoe individuele woningen onderdeel kunnen worden van een collectief systeem.
Deze verschillende TNO-afdelingen worden bij het project betrokken, omdat zowel op technisch, organisatorisch en sociaal vlak verbeteringen nodig zijn om de uitrol van ZLT-netten op te schalen. Janssen: “wat we willen doen is het ontwikkelen van ZLT-warmtenetten als gestandaardiseerde oplossing voor bestaande gebouwde omgeving. Die moet betaalbaar zijn en toekomstbestendig.”
De voordelen van ZLT-warmtenetten zijn duidelijk, maar de uitrol ervan kan nog een stuk beter, daar is tenslotte nog relatief weinig ervaring mee. Om dat proces, sneller, simpeler en goedkoper te maken is het CHILL-project gestart.
Janssen: “Zeker bij iets wat nog relatief nieuw is, zoals deze ZLT-netten, loop je het risico dat je verzandt in de details van een specifiek project, in plaats van dat je bezig bent met het trekken van lessen over een innovatie en hoe die ook voor de rest van Nederland gebruikt kunnen worden.”
Modulair, duurzaam en goedkoper
Een ZLT-warmtenet verschilt op een aantal punten van traditionele warmtenetten, eigenlijk kan het gezien worden als een soort hybride systeem tussen een warmtepomp en een warmtenet. Bewoners zijn namelijk op een warmtenet aangesloten, maar hebben daarnaast ook een individuele warmtepomp nodig.
Warmte komt namelijk een woning binnen met een temperatuur die vergelijkbaar is met de omgevingstemperatuur, en ligt daarom doorgaans tussen de 0 en 40 graden Celsius. Deze combinatie, van warmtepomp en warmtenet, betekent dat er op heel efficiënte manier verwarmd en gekoeld kan worden, met relatief lage druk op het elektriciteitsnet en relatief lage kosten voor de de aanleg en voor energieverbruik.
Groot voordeel van ZLT-netten is dat ze naast verwarming ook koude kunnen leveren. Ook kan via het ZLT-net warmte en koude worden uitgewisseld met andere aangesloten gebruikers, zoals een WKO of restwarmte van een ziekenhuis of supermarkt.
Ander belangrijk voordeel is dat ZLT-warmtenetten modulair aangelegd kunnen worden, er kan met een relatief kleine groep van 10, 20 of 100 woningen gestart worden, en andere woningen kunnen op een later moment nog aansluiten, legt Kotte uit: “Je hoeft niet in een keer het hele net aan te leggen en daarin te investeren, je kan ook kleine groeikernen kiezen die op termijn misschien aan elkaar kunnen groeien.” Daarmee is er ook een veel lager vollooprisico, omdat de aanlegkosten relatief laag zijn en bewoners kunnen op een moment aansluiten dat voor hen uitkomt, bijvoorbeeld bij een grotere verbouwing of renovatie. De uitrol van glasvezel wordt hier als inspirerend voorbeeld gezien.
ZLT-warmtenetten kennen dus een aantal verschillen ten opzichte van eerdere warmtenet-generaties, wat betekent dat dat ook in de aanleg om andere methoden vraagt, legt Bijl uit. “Een aantal zaken zijn wat complexer, er moet relatief meer achter de voordeur gebeuren bij ZLT-netten. Het type net vraagt ook om een andere manier van governance [bestuur] en een andere businesscase, wat ook niet altijd goed uitgewerkt is, dus er zijn nog wat complexiteiten en onduidelijkheden zond ZLT-netten ten opzichte van meer conventionele midden en hoge temperatuur netten.”
In het project zal daarom werkt worden aan handvatten en tools die ervoor zorgen dat er een eerlijke vergelijking gemaakt kan worden en het wiel niet telkens opnieuw uitgevonden hoeft te worden.
Vijf gemeenten
De verschillende vraagstukken omtrent ZLT-netten komen samen in vijf gemeenten die deelnemen aan het CHILL-project. Dat gaat om Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere, die allemaal ook bezig zijn met het ontwikkelen van ZLT-warmtenetten. Deze voorbeeldcases kunnen zich verder ontwikkelen aan de hand van de bevindingen en innovaties uit het lopende onderzoek. En die innovaties kunnen dan weer gelijk worden verbeterd aan de hand van ervaringen die de gemeenten opdoen.
Uiteindelijk moeten die bevindingen worden geborgd in standaardisatie, legt Kotte uit, zodat de kennis die hier is opgedaan gebruikt kan worden in toekomstige projecten. “De methode van planning, ontwerp, ontwikkeling en aanleg, hoe kan je dat standaardiseren, zodat je niet bij iedere gemeente of elk netwerk opnieuw moet bedenken hoe je het moet aanpakken.” Door met elkaar een helder plan te maken is er de ruimte om op te schalen en aan kostenreductie te doen.
In totaal doen er 25 partners mee aan het project, waaronder de gemeentes en TNO, maar ook waterbedrijven, warmtepompproducenten en organisaties die zich op het perspectief van bewoners richten. Een andere belangrijke partner zijn bouwbedrijven.
“De bouwbedrijven waar we ook in het project mee samenwerken hebben te maken met dezelfde krapte op de arbeidsmarkt als andere sectoren. ZLT-netten hebben een aantal redenen waardoor de aanleg makkelijker kan. Ze hoeven wat minder diep de grond in, hoeven wat minder afstand te houden tot drinkwater, en door de lage temperatuur hoeven niet alle leidingen geïsoleerd te worden” vertelt Janssen, het onderzoek richt zich dus ook op dit soort technische aspecten. “We zien daarover vanuit de bouwbedrijven veel enthousiasme, omdat ze op deze manier misschien veel meer capaciteit kunnen maken in termen van hoeveelheid warmtenetten die ze kunnen aanleggen.”
Deze verschillende projectpartners onderzoeken allemaal verschillende aspecten van de ontwikkeling van ZLT-netten, waarvan de resultaten in 2028 samen zullen komen in een ‘blauwdruk’ die gemeenten helpt bij het maken van afwegingen in het proces van de aanleg van een ZLT-net. “Er is niet één weg maar Rome, maar meerdere routes waaruit je keuzes kan maken. Maar wel keuzes waarvan je weet dat ze al getoetst zijn en wat de ervaringen ermee zijn.”