Wat gaat het Actieplan Groene en Digitale Banen voor het technisch personeelstekort betekenen?

04.08.2022 Jan de Wit

Wat gaat het Actieplan Groene en Digitale Banen voor het technisch personeelstekort betekenen?

Om het grote tekort aan technisch personeel – en ICT’ers – aan te pakken komt het kabinet met het zogeheten Actieplan Groene en Digitale Banen. Volgens het kabinet een essentieel onderdeel van de energie- en digitale transitie, die weer belangrijk zijn om de Nederlandse economie en maatschappelijk toekomstbestendig te maken. Wat is er al bekend?

Het kabinet merkt dat de versnelling in de energietransitie ook vraagt een toenemende hoeveelheid technisch personeel. “Een eerste essentiële rol ligt hiervoor bij werkgevers”, schrijven Micky Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat, en Rob Jetten, minister voor Klimaat en Energie, in een brief aan de Tweede Kamer.

Maar Nederland heeft stevige ambities. Het wil in 2050 klimaatneutraal zijn én bij de koplopers blijven in de Europese Digital Economy and Society Index. Ook erkent het kabinet het maatschappelijke belang van de klimaat- en digitale transitie, daarom komen de ministers in het najaar met een Actieplan Groene Banen.

Het plan wordt overigens opgesteld in samenhang met een aanpak van het tekort aan ICT’ers, omdat de klimaat- en digitale transitie op veel vlakken nauw met elkaar verbonden zijn.

Een groeiend probleem
Het tekort aan technisch geschoold personeel is een probleem dat al jaren speelt, zo erkennen de ministers ook. De toenemende vraag vergroot het tekort alleen. Maar tot welke hoogte blijft niet geheel duidelijk.

In het vierde kwartaal van 2021 steeg het aantal vacatures in de techniek en ICT naar recordhoogte van meer dan 100.000 openstaande vacatures. Uit gesprekken met vertegenwoordigers van de sector maken de ministers echter op dat dit “een onderschatting van de daadwerkelijke behoefte” is.

Een exact cijfer plakken op het aantal vacatures in de techniek is nauwelijks te doen omdat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) bijvoorbeeld geen onderscheid maakt wát een elektricien installeert. De schatting van het Dashboard Klimaatbeleid op basis van openstaande vacatures, die relevant zijn voor het klimaat- en energiebeleid, is 89.190 in het laatste kwartaal van 2021. De monitor Techniekpact houdt het op 104.500 openstaande vacatures voor technische beroepen.

Een andere belangrijke indicator is de zogeheten spanningsindicator van het dashboard. Die staat in alle provincies en alle klimaattafels op zeer krap. Het werkloosheidspercentage van personen met een technische opleidingsachtergrond ligt met 3,2 procent ook lager dan het landelijk gemiddelde van 4,2 procent.

Ondertussen vergrijst de technische sector – behalve de ICT sector –relatief sneller en zijn vrouwen en Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond ondervertegenwoordigd in de banen voor de energietransitie.

Met behulp van input uit de sector blijkt dat er drie grote knelpunten zijn, zowel kwantitatief als kwalitatief. Ten eerste daalt de instroom in het bètatechnisch onderwijs – waarin de instroom van vrouwen en jongeren met een migratieachtergrond al chronisch laag is.

Ten tweede is het voor zij-instromers lastig om een overstap te maken richting een technische baan, omdat de omscholingsperiode samengaat met (gedeeltelijk) inkomensverlies. En ten derde ontbreekt het aan een gecoördineerde strategie.

De dalende instroom
De vraag naar technici stijgt al jaren sneller dan het aantal aanmeldingen voor bètatechnische opleidingen. De Monitor Techniekpact laat een dalende trend zien in de profielkeuze voor bètatechniek op havo en vwo. Op het vmbo stabiliseert die trend juist na jaren van daling.

Op mbo- en hbo-niveau loopt met name de instroom van het aantal vrouwen en jongeren met een migratieachtergrond scheef. Die ligt ver onder het landelijke gemiddelde en biedt dus nog een hoop kansen, maar dan moeten er een aantal zaken veranderen.

Op het basis- en middelbaar onderwijs is wetenschap en technologie onvoldoende onderdeel van het lesprogramma waardoor veel jonge leerlingen niet in contact komen met techniek. Veel jongeren hebben ook een negatief en achterhaald beeld van werken in de technieksector, waarin er weinig ruimte voor deeltijdwerk zou zijn en die niet door iedereen als inclusief wordt ervaren. Om het onbenutte potentieel aan te spreken zou dit moeten veranderen.

Daarnaast sluiten innovaties op de arbeidsmarkt en in het bedrijfsleven doorgaans pas na lange tijd aan bij het bètatechnisch onderwijs en is er een tekort aan voldoende technische docenten.

Om een hogere instroom te realiseren moet er volgens de ministers aan de beeldvorming worden gewerkt, inclusief het aanpakken van de technieksector als traditionele mannenwereld. Rolmodellen en de nadruk op het maatschappelijke belang van de energietransitie kunnen meer jongeren enthousiasmeren.

De lastige zij-instroom
Voor zij-instromers is het lastig om over te stappen richting een technische baan. Diegene kan bijvoorbeeld te maken krijgen met inkomensverlies tijdens de omscholing. Ook ontbreekt het bij veel bedrijven aan een actieve leercultuur en bijpassende investeringen in menselijke ontwikkeling. Mede door de hoge werkdruk.

Vrouwen en jongeren met een migratieachtergrond ervaren ook als zij-instromer belemmeringen om in de technische sector te gaan werken of een technische opleiding te doen. “Dit komt onder andere door de cultuur die ze in bedrijven zien, stage- en arbeidsmarktdiscriminatie, het gebrek aan rolmodellen en (gender)stereotype studievoorlichting”, zo schrijven de ministers.

Kansen liggen er ook in de groep mensen die nu rondkomen van uitkeringsregelingen, maar die wordt om dit moment onvoldoende bereikt en leidt nog weinig tot succesvolle omscholingstrajecten. De ministers vermoeden dat het gericht inzetten van deze groep grote maatschappelijke en individuele voordelen heeft. Daarbij wijzen ze ter inspiratie op de succesvolle GAP Academy.

Het kabinet wil dit soort bewezen formules meer landelijk gaan ondersteunen, zodat meer werkloze mensen zich kunnen laten omscholen naar technische beroepen. Ook hopen ze meer gebruik te maken van de zogeheten Open Hiring-methode, daarbij worden kandidaten direct en op volgorde van aanmelding aangenomen.

Ook is het belangrijk dat bedrijfsleven en onderwijsinstellingen intensiever gaan samenwerken en zich aansluiten bij al bestaande samenwerkingsverbanden.

Wie doet wat?
De ministers erkennen dat er weliswaar regio’s, sectoren en samenwerkingsverbanden zijn – zoals het Techniekpact, maar dat een gecoördineerde strategie ontbreekt. Vaak is nog onduidelijk “wie voor wat verantwoordelijk is, bijvoorbeeld over de rol van de Regionale Energiestrategieën ten opzichte van regionaal arbeidsmarktbeleid”.

Ook zorgen de vele overlegtafels voor een versnipperd beleid. Hierdoor is het voor uitvoerende partijen onduidelijk tot wie ze zich moet richten voor ondersteuning. Hetzelfde geldt voor de vele regionale pilots die ook niet op structurele subsidies kunnen rekenen.

Een langetermijnstrategie – inclusief subsidiëring – richting 2030 en 2050 is wenselijk, omdat de vele proefprojecten te kleinschalig zijn om voldoende impact te hebben.

Werkgevers aan zet
Om de structurele krapte op te lossen kijkt het kabinet in eerste instantie naar werkgevers en werkgeversorganisaties. Op de korte termijn kunnen zij het meeste doen om technische banen aantrekkelijker te maken voor de groepen met de meeste potentie, oftewel vrouwen, jongeren met een migratieachtergrond en werklozen.

Naast een duidelijk beeld van de functie gaat het hier ook om een cultuurverandering met meer inclusieve en flexibelere werkomgevingen, meer kansen voor opleiding en ontwikkeling en marktconforme beloning.

Daarnaast hoopt de overheid een deel van de krapte op de arbeidsmarkt op te lossen door de arbeidsproductiviteit te verhogen. Het kabinet onderzoekt daarom hoe het opschalen van procesinnovatie hier meer aan kan bijdragen, onder ander met de Fieldlabs, maar ook hier wringt het tekort aan technisch personeel weer.

Al met al erkennen de ministers ook dat het tekort aan technisch personeel weliswaar een zeer urgent en belangrijk probleem is, maar ook dat de overheid dit maar in beperkte mate kan oplossen, zeker op de korte termijn.

Sinds 2020 implementeert de overheid beleid in alle onderwijslagen dat techniek aantrekkelijker moet maken en koppelt hier ook financiële middelen aan. Maar het is volgens de ministers nog te vroeg om de effectiviteit te kunnen meten. En ook aanvullend beleid zal in het meest gunstige geval pas op de lange termijn meer technisch personeel opleveren.

Daarom doet het kabinet een beroep op de werkgevers. Met name door technische beroepen en hun werkcultuur aantrekkelijker te maken voor vrouwen, jongeren met een migratieachtergrond en werklozen kan het technisch personeelstekort op korte termijn worden verminderd.

Het Actieplan Groene en Digitale Banen zal er meer zijn om al deze inspanningen te coördineren en aan te moedigen met praktijkervaringen en financiële middelen.