Bewonersinitiatieven en gemeenten kunnen niet zonder elkaar in de warmtetransitie
20.10.2025 Sjoerd Rispens

De wet collectieve warmte (WCW) is in juli door de Tweede Kamer aangenomen. Daarmee krijgt de rol van warmtegemeenschappen een plek in de wet. Maar wat betekent de wet nou precies voor bewonersinitiatieven? En welke kansen openen de komst van de aanstaande wet voor hen om bijvoorbeeld warmtenetten aan te leggen? In een webinar van EnergieSamen worden deze vragen beantwoordt.
Ilonka Marselis, strategisch adviseur bij EnergieSamen, trapt het webinar af en legt uit wat er in de WCW is vastgelegd rond warmtegemeenschappen. “De WCW omschrijft aan welke voorwaarden je moet voldoen om je tot gemeenschap te kwalificeren. Je moet een rechtspersoon zijn die actief is als warmtebedrijf. Je moet gebruikmaken van duurzame bronnen en dat moet ook je hoofdbron zijn. Daarnaast mag je als gemeenschap geen winstoogmerk hebben en je moet de lokale belangen dienen.”
Wie kan er precies in zo’n warmtegemeenschap aansluiten? “Elke partij mag op elk moment lid worden, maar ook weer weggaan”, zegt Marselis. “Dat gaat van huiseigenaren tot lokale overheden. De enige die niet toe mag treden is de bedrijfsoverheid. Het feitelijke zeggenschap van de gemeenschap ligt ook bij de leden.”
Het meest voorkomende voorbeeld van een warmtegemeenschap is een coöperatie. Daar wordt nu vaak een BV onder gehangen omdat het anders heel moeilijk is om de financiering rond te krijgen. Alle aandelen van de BV liggen dan bij de coöperatie. “De wet schrijft voor dat er drie categorieën warmtenetten zijn”, zegt Marselis. “Elke partij mag een net ontwikkelen onder de 10 aansluitingen. Dan volgt de categorie netten tussen de 10 en 1.500 aansluitingen en de derde is meer dan 1.500 aansluitingen.”
Hoe werkt het bij de categorie groter dan 1.500? “Dan moet je een aanwijzing krijgen voor een warmtekavel. Bij meer dan 1.500 aansluitingen is het belangrijk om te weten dat er maar twee partijen zo’n net mogen ontwikkelen. Het moet voor de meerderheid in publieke handen zijn en het mag bij een warmtegemeenschap liggen. Maar dan moet er een warmtekavel worden vastgesteld.”
Buren weten elkaar te vinden
In het webinar wordt aangegeven dat een veelgestelde vraag luidt waar je nou precies moet beginnen als je een warmtegemeenschap op wil richten. Olaf Heinen, actief bij Coöperatie Warm Assendorp in Zwolle, heeft dat proces zelf doorlopen. “Ik ben in 2019 gewoon in mijn eigen wijk begonnen met het platform Groen Assendorp. Er zijn veel uitdagingen, zoals wateroverlast, hittestress. Met dat platform zijn we samen op zoek gegaan naar oplossingen.”
“Wat wij toen merkten is dat buren elkaar in elke wijk wel weten te vinden. Over allerlei onderwerpen wordt informatie gedeeld. Wij zijn toen met een actie gestart om zonnepanelen te verkopen en dat verspreidde zich door de hele wijk. Het begon heel organisch, zonder rechtsvorm. Daarna zijn we gaan samenwerken met de gemeente Zwolle, die subsidies verstrekte. Toen zijn we een stichting geworden, dat was beter op organisatorisch vlak.”
Een project dat vervolgens ontstond was Warm Assendorp. “We zijn samen met de gemeente klein begonnen”, vertelt Heinen. “We gingen onderzoeken hoe we de wijk het beste duurzaam konden verwarmen. We keken ook hoe bewoners daarover dachten en die waren heel enthousiast. Ons doel is nu om 200 huizen te verwarmen en dat later uit te breiden naar 500. Uiteindelijk willen we de hele wijk meenemen.”
Moeten al die 500 mensen per se bereikt worden om mee te doen aan het project? “In principe niet, maar je moet wel zorgen dat je alle verhalen ophaalt”, zegt Heinen. “We hebben geleerd dat als je alle perspectieven kent, je een beter mandaat hebt om de volgende stap te zetten. Een besluit wordt in een coöperatie met leden op basis van meerderheid gemaakt. We willen dat iedereen meedoet, niet alleen de leden van de coöperatie. Ook mensen die geen lid zijn moeten meedoen.”
Mijlpalen
Gerwin Verschuur van EnergieSamen, komt als laatste aan het woord. Hij is veel met warmtegemeenschappen bezig en geeft tips over hoe je het beste een goede relatie met de lokale overheid op kan bouwen. “Dat doe je door het gesprek aan te gaan en elkaar te leren kennen, zoals bij alles. Het is eigenlijk een simpele kwestie van bellen. Toen de gemeente Culemborg van het gas af wilde heb ik de wethouder gebeld om te overleggen. Zo simpel is het gewoon. Gemeenten hebben van het Rijk de taak gekregen om dit te regelen, maar dat wil niet zeggen dat bewoners niks kunnen doen.”
Hoe pakt een gemeente het aan wanneer ze een wijk of buurt willen verduurzamen? “Een gemeente start met het vaststellen warmteprogramma volgens Europese wet. Daarin geven ze aan waar ze denken dat collectieve of individuele oplossingen mogelijk zijn. En ze geven aan hoe ze dat uit willen voeren. Vervolgens wordt per wijk een volgende stap gemaakt voor het uitvoeringsplan. Dan is het min of meer al beklonken.”
“Tijdens de ontwikkelfase zijn er drie mijlpalen, D, E en F. Mijlpaal D is dat er een gedetailleerd kavelplan ligt, E dat er een bedrijfsplan inclusief inventarisatie met opt-out is, daarin wordt duidelijk wie wel en niet meedoet. Mijlpaal F is dat het investeringsplan klaar is.”
De gemeente Utrecht is een goed voorbeeld van waar de samenwerking tot een doorbraak zorgde. “De gemeente was eerst lange tijd eerst huiverig om bewonersinitiatieven ruimte te geven, omdat ze vonden dat ze het als grote stad zelf moesten kunnen. Maar dat is de laatste jaren helemaal gekanteld. Het besef kwam dat het met bewoners moet want anders krijgen we het niet voor elkaar. Als je in de gebouwde omgeving warmtenetten wil aanleggen kan je dat niet zonder bewoners doen.”