Welke sectoren gaan CO2 afvangen en opslaan?

10.01.2024 Brendan Hadden

Welke sectoren gaan CO2 afvangen en opslaan?

De transitie naar CO2-vrije energiebronnen gaat hard, maar om de uitstoot voldoende terug te dringen is het niet genoeg. Vrijwel alle scenario’s en plannen om de klimaatdoelen te halen zetten daarom ook deels in op het afvangen en opslaan van CO2-emissies (CCS). Toch komt hier in de praktijk nog weinig van terecht en is er nog veel onduidelijkheid over de rol die CCS gaat spelen. In welke situatie is CCS de beste oplossing? En waar moet CCS het eerst worden ingezet?

CCS kan een polariserend onderwerp zijn. Voorstanders zien het als een noodzakelijke technologie om emissies te beperken en de klimaatdoelstellingen te halen. Tegenstanders zien het als een manier voor de fossiele industrie om te kunnen blijven produceren en onze fossiele afhankelijkheid in stand te houden.

Bij CCS – van het Engelse carbon capture and storage – wordt CO2 afgevangen op de plek dat het wordt uitgestoten, vaak bij grote industriële installaties of krachtcentrales. Vervolgens wordt het getransporteerd naar een plek waar het ondergronds kan worden opgeslagen, zoals een leeg olie- of gasveld.

CCS speelt in vrijwel alle expertscenario’s voor een klimaatneutrale maatschappij een belangrijke rol. Ten eerste beperkt het de klimaatschade van de fossiele brandstoffen die we in deze fase van de energietransitie nog nodig hebben. Verder kan het worden ingezet bij een handjevol industriële processen die heel moeilijk te elektrificeren zullen zijn. En tot slot maakt het negatieve emissies mogelijk, als het wordt ingezet bij het afvangen van CO2-uitstoot bij biomassacentrales (aangezien biomassa CO2 uit de lucht haalt als de planten groeien) of in het geval van Direct air capture (rechtstreekse CO2-verwijdering uit de atmosfeer).

Toch reflecteert de praktijk de scenario’s nog niet. Het Internationaal Energieagentschap (IEA) schreef in juli dat projecten voor het afvangen van CO2 nog niet op koers liggen om de benodigde capaciteit te behalen. Met de huidige geplande installaties zouden we in 2030 net onder de 400 megaton CO2 per jaar kunnen afvangen, terwijl in het Net Zero Emissions by 2050-scenario van de IEA er 1,2 gigaton moet worden afgevangen op jaarbasis.

Geplande CCS-installaties versus benodigde CCS-capaciteit | ©IEA


Omdat de beschikbare middelen voor het afvangen van CO2 schaars zijn, moeten beleidsmakers zorgvuldig kijken waar CCS het best in kan worden gezet. Om daarbij te helpen ontwikkelden denktanks E3G en Bellona de zogeheten ‘CCS-ladder’ voor Europa, waarbij verschillende toepassingen voor CCS worden gerangschikt op basis van hoe geschikt ze zijn.

Prioriteren noodzakelijk
In een klimaatneutrale samenleving is CCS uiteindelijk slechts een klein deel van de oplossing. Waar mogelijk zullen fossiele brandstoffen zo veel mogelijk vervangen worden door hernieuwbare energiebronnen, die geen uitstoot produceren. De beperkte CCS-faciliteiten die er zijn moeten dus worden ingezet voor de processen die het moeilijkst te verduurzamen zijn.

Beleidsmakers moeten dus prioriteren. Volgens E3G en Bellona is een situatie geschikt om CCS in te zetten als het aan de volgende criteria voldoet:

  1. Er zijn beperkte alternatieven voor het gebruik van fossiele brandstoffen;
  2. CCS kan tot significante reductie van emissies leiden;
  3. het is relatief haalbaar om emissiereducties op te schalen, op het gebied van kosten, locatie, en de bron van uitstoot;
  4. de negatieve neveneffecten van CCS, zoals fossiele lock-in, zijn beperkt.

Als CCS wordt ingezet in situaties die niet aan deze criteria voldoen, loop je bijvoorbeeld het risico dat processen die anders verduurzaamd hadden kunnen worden te lang fossiele brandstoffen blijven gebruiken. Ook zou het kunnen betekenen dat er geen CCS-subsidie meer beschikbaar is voor processen waar uitstoot niet op een andere manier kan worden gereduceerd.

De CCS-ladder
Om beleidsmakers te helpen prioriteren hebben E3G en Bellona de CCS-ladder opgesteld. De CCS-ladder is geïnspireerd door de waterstof-ladder van Michael Liebreich: verschillende toepassingen voor CCS worden ingedeeld in ‘treden’, op basis van hoe waardevol de inzet van CCS in die situatie is. Omdat steeds meer processen richting 2050 zullen worden verduurzaamd, hebben de auteurs voor CCS onderscheid gemaakt tussen de situatie in 2030 en 2050.

Toepassingen bovenaan de ladder (in het groen) zijn volgens E3G en Bellona vrijwel onmogelijk CO2-vrij te krijgen zonder de inzet van CCS. Veelbelovende toepassingen voor CCS in 2030 zijn met name industriële processen zonder betaalbare alternatieven, zoals staal- en cementproductie, of de productie van ammonia en blauwe waterstof. Daarnaast wordt het belang van negatieve emissies (direct air capture en biomassa met CCS) steeds groter richting 2050.

Opvallend zijn ook dat een aantal toepassingen die voorheen als veelbelovend werden beschouwd niet hoog scoren in de ladder. Met name in de energiesector heeft CCS volgens E3G en Bellona weinig toegevoegde waarde. Dit komt door de dalende prijs van hernieuwbare energie als alternatief, wat het minder interessant maakt om CCS bij fossiele elektriciteitcentrales te stimuleren.

Verder kijken dan de meeste emissies, voor het minste geld
De auteurs van het rapport maken een aantal disclaimers bij de CCS-ladder. Zo is het niet bedoeld om individuele toepassingen te beoordelen, maar om een kader te geven voor beleidsmakers om regulering en subsidiering op te baseren. Ook is het gericht op toepassingen in Europa en kunnen de uitkomsten verschillen in andere delen van de wereld.

Het belangrijkste onderscheid dat ze maken is misschien wel tijdgebonden. Voor veel toepassingen van CCS geldt dat naarmate de tijd vordert en processen duurzamer worden, de waarde van CCS afneemt. Om die reden bestaat de CCS-ladder uit een beeld voor 2030 en een beeld voor 2050. Hoewel de waarde van CCS over tijd in veel gebieden afneemt, wordt het richting 2050 wel in toenemende mate cruciaal om de benodigde negatieve emissies te realiseren. Daardoor blijft de CO2-infrastructuur nog lange tijd belangrijk voor het klimaat.

E3G en Bellona raden dan ook aan dat beleidsmakers verder kijken dan simpelweg welke toepassing de meeste emissies reduceert voor het minste geld. Ze raden aan een ‘holistische benadering’ te hanteren, waarbij men ook rekening houdt met andere factoren om vast te stellen wat de echte waarde van CCS per toepassing voor het klimaat is.

Hoewel de auteurs schrijven dat de CCS-ladder geen definitieve conclusies trekt over de inzet van CCS, biedt het een hoognodig lange termijn visie voor de rol van CCS. Domien Vangenechten, één van de auteurs van het rapport, schrijft op X dat ‘het CCS-debat lange tijd vast heeft gezeten in voor óf tegen’:

“In de realiteit is niet alle CCS hetzelfde! Sommige toepassingen kunnen daadwerkelijk bijdragen aan klimaatdoelstellingen, terwijl anderen een groter risico met zich meebrengen dat ze echte vooruitgang vertragen. Beleid moet de eerste categorie faciliteren, en de laatste verantwoordelijk houden.”