Wetsvoorstel collectieve warmte: wat gaat er veranderen?

23.01.2024 Anne Agterbos

Wetsvoorstel collectieve warmte: wat gaat er veranderen?

In een eerder artikel besprak Warmte365 het publiek maken van collectieve warmtesystemen als onderdeel van het nieuwe wetsvoorstel voor de Wet collectieve warmte (Wcw). Voorafgaand aan het wetsvoorstel is er veel discussie geweest over de inhoud. Naast de wijziging omtrent het publieke eigendom, snijdt het wetsvoorstel nog meer onderwerpen aan die het beleid rondom collectieve verwarmingssystemen beïnvloeden.

De Wcw beoogt groei en verduurzaming van collectieve warmtesystemen in de gebouwde omgeving. Op 23 november presenteerde Rob Jetten, demissionair minister voor Klimaat en Energie, de laatste versie van de Wcw en het is nu aan de Raad van State om hier een advies over uit te brengen, waarna de Tweede Kamer kan stemmen over de wet. In dit artikel zet Warmte365 wat de belangrijkste wijzigingen op een rij (naast het publiekelijk stellen van collectieve warmtesystemen, dit werd in een eerder artikel al besproken).

Duurzaamheid
Eén van de doelen van de Wcw is het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Per warmtekavel (een aaneengesloten gebied met een collectief warmtesysteem) wordt er in de wet en maximum gezet op de hoeveelheid CO2 die mag worden uitgestoten. Er kan een tijdelijke ontheffing worden verleend op deze heffing, zodat het ook tijdens bijvoorbeeld de opstartfase haalbaar is om aan de eisen van de wet te voldoen.

Consumentenbescherming
Collectieve warmtesystemen hebben een monopolistische rol in de warmtelevering, de afnemer is hierdoor sterk afhankelijk van één warmtebedrijf. Om die reden worden afnemers in het wetsvoorstel goed beschermd. Deze bescherming wordt geboden in de vorm van kwaliteit, betrouwbaarheid en betaalbaarheid. De prijs die afnemers betalen voor warmte zullen gebaseerd zijn op daadwerkelijke kosten die het warmtebedrijf maakt en worden gereguleerd door toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM). Daarnaast zijn de mogelijkheden voor een warmtebedrijf om een opzegvergoeding in rekening te brengen beperkt.

Jetten verwacht dan ook geen excessief hoge tarieven voor warmtenetten die nieuw worden aangelegd. “Voor nieuwe systemen kan worden verwacht dat systemen die heel duur zouden kunnen worden, niet worden aangelegd omdat de gemeente de plannen daartoe niet goedkeurt.” Dit betekent dat afnemers tarieven gaan betalen die zijn gebaseerd op de kosten van het specifieke net waarop zij zijn aangesloten. Uit reacties blijkt dat er nog wel zorg is om onevenredige verdeling van kosten, omdat in deze situatie het ene warmtenet een stuk goedkoper kan uitvallen dan de ander, meldt Energeia.

Tariefregulering
In de huidige warmtewet wordt de gasreferentie of het NMDA-principe gehanteerd. Dit principe houdt in dat het maximum leveringstarief voor warmte uit een warmtenet niet hoger mag zijn dan de kosten die een gemiddelde verbruiker zou maken voor het verkrijgen van dezelfde hoeveelheid warmte bij het gebruik van gas als energiebron. Deze regeling gaat in de nieuwe Wcw op de schop en er wordt toegewerkt naar tarieven die zijn gebaseerd op de toegestane inkomsten van warmtebedrijven.

In de eerste fase worden maximumtarieven opgesteld, deze zullen gebaseerd zijn op een gecorrigeerd gasreferentietarief. In de daaropvolgende fase stelt het ACM tariefformules op waarmee warmtebedrijven op een eenvoudige manier leveringstarieven kunnen berekenen. In de derde fase worden leveringstarieven gebaseerd op toegestane inkomsten van warmtebedrijven, dit verschilt dus per warmtebedrijf of warmtekavel.

Netwerkbedrijven
Een andere opvallende wijziging in het wetsvoorstel is dat netwerkbedrijven na de intreding van de Wcw mogen opereren als een integraal warmtebedrijf, meldt Keesjan Meijering in samenwerking met Thijs ten Caten en Ron de Martines, advocaten bij AKD, op LinkedIn. In de huidige Warmtewet mogen netwerkbedrijven zich niet bezig houden met de productie en levering van warmte.

Er hangen echter wel een aantal voorwaarden aan vast: het warmtebedrijf moet bijvoorbeeld worden gescheiden van andere nevenactiviteiten. De bedrijven mogen dus geen elektriciteit, gas of waterstofgas binnen de groep produceren, tenzij het wordt ingezet voor eigengebruik of wanneer de leveringszekerheid wordt bedreigd.  

Overgangsrecht
Als laatst meldt EBN dat het overgangsrecht ervoor zorgt dat bestaande warmtebedrijven onder de werking van de Wcw vallen. Thijs ten Caten legt dit principe uit aan Warmte365: “Als een warmtebedrijf op grond van het overgangsrecht wordt aangewezen, dan mag deze gedurende een periode van minimaal veertien en maximaal dertig jaar doorgaan met de exploitatie van het warmtenet (waarbij hij zich aan de regels uit de Wcw moet houden).”

“Daarna moet een warmtebedrijf met een publiek meerderheidsbelang of een warmtegemeenschap worden aangewezen. Het kan dan zo zijn dat dat een ander warmtebedrijf is dan het warmtebedrijf dat een aanwijzing heeft verkregen via het overgangsrecht. Dan moet het warmtebedrijf dat via het overgangsrecht was aangewezen de eigendom van het warmtenet overdragen. In ruil daarvoor krijgt hij een ‘tegenprestatie’, die bestaat uit de marktwaarde van het warmtenet.”