Geen grote veranderingen in warmteopties op nationaal niveau in vergelijking met vijf jaar geleden
17.03.2025 Sjoerd Rispens

De Nederlandse gemeenten moeten in 2026 concrete plannen hebben voor de vraag van de toekomst: hoe worden huizen voortaan verwarmd? Met een warmtepomp, warmtenet of toch via klimaatneutraal gas? Het streven is in ieder geval om de variant met de laagste kosten te kiezen. Met de Actualisatie Startanalyse Aardgasvrije Buurten, gepubliceerd door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) hebben gemeenten en wijken een beter vertrekpunt op het gebied van de kosten.
Om de gemeenten te ondersteunen bij het maken van keuzes voor een aardgasvrije warmtevoorziening is in het Klimaatakkoord uit 2019 afgesproken dat zij gebruik kunnen maken van een zogeheten ‘leidraad’. De eerste Startanalyse, die als hulpmiddel fungeerde, verscheen in 2020. Het PBL heeft deze nu geactualiseerd omdat er veel ontwikkelingen hebben plaatsgevonden.
In de onlangs gepubliceerde analyse heeft het PBL voor alle buurten in Nederland inzichtelijk gemaakt welke warmtestrategie de laagste nationale meerkosten heeft: individuele elektrische warmtepompen, warmtenetten, een combinatie van beide, of hybride warmtepompen met klimaatneutraal gas.
Geen grote veranderingen
Wat voor conclusies zijn er te trekken op basis van de nieuwe analyse? Het PBL heeft uit gebruikscijfers kunnen opmaken dat tweederde van Nederlandse gemeenten in 2020 gebruikmaakte van de eerste Startanalyse. Toen er onlangs opnieuw een peiling werd gedaan gaven veel gemeenten aan behoefte te hebben aan een update, voornamelijk op het gebied van kostenparameters.
Ten opzichte van de uitkomsten in de Startanalyse van vijf jaar gelden, laat de geactualiseerde versie geen grote veranderingen zien in de verdeling van warmteopties op nationaal niveau. Er is nog steeds een duidelijke mix van verschillende warmteopties op basis van de laagste nationale meerkosten. Op buurtniveau kunnen er wel grotere verschuivingen zijn in aardgasvrije strategieën de twee startanalyses.
Dit komt omdat bij een ruimtelijke verdeling het karakter van de buurt sterk bepalend is, denk hierbij bijvoorbeeld aan bebouwingsdichtheid. Klimaatneutraal gas komt bijvoorbeeld met name terug in buurten met een groot oppervlak en een relatief klein aantal gebouwen. Voor warmtenetten geldt juist het tegenovergestelde.
Het aandeel aansluitingen op een warmtenet met een midden- of hogetemperatuurwarmtebron is in de recente Startanalyse 4 procentpunt kleiner dan de vorige. Voor individuele elektrische warmtepompen gaat het om een afname van 3 procentpunt.
Daartegenover staat een groter aandeel aansluitingen met klimaatneutraal gas, een stijging van 4 procentpunt. Tot slot is er een stijging van 3 procentpunt zichtbaar in het aantal warmtenetaansluitingen op een (zeer)lagetemperatuurwarmtebron.
Uitvraag onder gemeenten
De verdeling van warmteopties op nationaal niveau maken de onderzoekers nog wel een kanttekening. Voor bijna een derde van de aansluitingen geldt namelijk dat het kostenverschil met een andere warmteoptie kleiner is dan 20 procent.
Deze 20 procent hebben de onderzoekers gebaseerd op een uitvraag onder gemeenten, maar het is ook mogelijk een ander kostenverschilpercentage als uitgangspunt te nemen. Bij de afweging om warmteopties verder te verkennen is het van belang om aandacht te blijven houden voor de kostenverschillen tussen warmteopties. Voor buurten waar warmtenetten met een MT/HT-warmtebron de laagste nationale meerkosten hebben, is er relatief vaak een kostenverschil van minder dan 20 procent met een andere warmte[1]optie.
Het aandeel van klimaatneutraal gas in de verdeling van warmteopties is vergelijkbaar met het aandeel van warmtenetten en individuele elektrische warmtepompen, concluderen de onderzoekers. Maar de rol die deze warmteoptie uiteindelijk in de verduurzaming van de gebouwde omgeving kan vervullen is onzeker, maar de beschikbaarheid moet dan vergroot worden en het is nog onduidelijk in hoeverre dat kan.
Tijd is een belangrijke factor
Het zal tijd kosten om de aardgasvrije warmtevoorzieningen te realiseren, besluiten de onderzoekers. Daarbij kent elke warmteoptie zijn eigen uitdagingen in de periode tot 2050. Volgens het onderzoek hebben warmtenetten voor 30 procent van de gebouwen de laagste nationale meerkosten.
Maar zolang er onduidelijkheid blijft bestaan over de eventuele aanleg van een warmtenet kunnen individuele burgers tussentijds maatregelen nemen waardoor het potentiële aantal aansluitingen voor een warmtenet in de buutten afneemt. Bij individuele elektrische warmtepompen is netcongestie een actueel vraagstuk, waardoor deze in bepaalde gebieden mogelijk pas later geïnstalleerd kunnen worden.
De vraag is hierbij wel hoe groot de rol van de warmtepompen in netbelasting is op de lange termijn, ook als er mogelijkheden worden verkend voor vraagsturing en de elektriciteitsnetten worden verzwaard. Voor klimaatnetraal gas tenslotte is tijd ook een belangrijke factor, aldus de onderzoekers.