Is religie de juiste stap tussen duurzaam denken en duurzaam doen?
14.05.2024 Anne Agterbos
Omdat de Europese Unie streeft naar klimaatneutraliteit in 2050 is ook de inzet en medewerking van burgers van cruciaal belang. Het gedrag van burgers beïnvloedt het klimaat op verschillende manieren: van voedselconsumptie tot de aanschaf van spullen of het auto- en energiegebruik. Voor effectief klimaatbeleid is dan ook draagvlak nodig van de mensen die hun leefstijl moeten gaan aanpassen. Om deze reden presenteert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) het rapport Tussen duurzaam denken en duurzaam doen, over de houding, het gedrag en de veranderingsbereidheid van Nederlanders omtrent het klimaat.
Voor de ontwikkeling van effectief klimaatbeleid is het van belang om een goed beeld te hebben van de houding van burgers ten opzichte van klimaatproblematiek, hun gedrag en de bereidheid om hun handelen en leefstijl aan te passen. Het SCP kijkt daarom naar de relatie tussen de intenties en het daadwerkelijke gedrag van de Nederlandse burger.
Driekwart van de Nederlanders zegt bezorgd te zijn over het klimaat, vooral als het gaat over toekomstige generaties, natuur en milieu en het leven voor mensen wereldwijd. In vergelijking met een eerder onderzoek van het SCP is het gevoel van urgentie toegenomen, 74 procent van de mensen heeft het gevoel dat de mensheid in actie moet komen om klimaatverandering tegen te gaan, ten opzichte van 65 procent in 2019. Tegelijkertijd is de groep die vindt dat klimaatbeleid wordt opgedrongen gegroeid van 42 naar 45 procent.
Ouderen, vrouwen, hbo- en wo-geschoolden en mensen die in stedelijk gebied wonen zijn op verschillende manieren meer betrokken bij het klimaat. Het gevoel van urgentie leidt echter niet perse tot meer duurzaam gedrag. Bij ouderen, vrouwen en mensen die in stedelijke gebieden wonen liggen opvattingen over en daadwerkelijk duurzaam gedrag relatief dicht bij elkaar. Binnen de groep mensen met een hbo- of wo-opleiding vertalen duurzame opvattingen zich echter nauwelijks in duurzaam gedrag. Ook in verschillende inkomensgroepen is een verschil te zien tussen opvattingen en uitingen: mensen met een relatief laag inkomen gedragen zich duurzamer dan mensen met een hoger inkomen maar hebben over het algemeen minder duurzame opvattingen.
Leefstijlveranderbereidheid van de Nederlanders is beperkt
78 procent van de mensen maakt zich zorgen over klimaatverandering, terwijl maar 53 procent een eigen verantwoordelijkheid voelt voor de oplossing, dat aandeel is sinds 2019 met 3 procent afgenomen. Bijna de helft van de Nederlanders is niet bereid om hun leefstijl aan te passen. Mensen zijn het meest bereid om minder vlees te eten en het minst bereid om minder de auto te gebruiken.
Invloed van religie op houding tegenover klimaat
Het onderzoek maakt in het bijzonder een onderscheid tussen religieuze en niet-religieuze deelnemers, en stelt daarbij de vraag in welke mate geloofsovertuigingen van religieuze mensen bepalend zijn voor hun opvattingen, gedrag en veranderbereidheid ten aanzien van de klimaatopgave.
36 procent van de Nederlanders ziet zichzelf als religieus. De resultaten van het onderzoek laten zien dat er weinig verschillen te zien zijn tussen religieuze en niet-religieuze groepen in hoe mensen tegen klimaatverandering aankijken. Religieuze mensen zijn daarentegen meer bereid om duurzaam te handelen.
Bepaalde specifieke geloofsovertuigingen hebben wel een invloed op hoe mensen naar klimaatverandering kijken. Mensen met een overtuiging van het rentmeesterschap zijn bijvoorbeeld meer overtuigd dat de mens klimaatverandering tegen kan gaan en voelen meer verantwoordelijkheid voor klimaatverandering. Rentmeesterschap houdt in dat de mens de taak heeft om de aarde (de schepping van god) zorgvuldig te beheren. Mensen die deze overtuiging aanhangen zijn ook meer bereid om zich duurzaam te gedragen. Deze geloofsovertuiging is niet direct gekoppeld aan één religieuze groep.
Waar sommige gelovigen zorgen over de aarde zien als religieuze plicht zien anderen de mens als heerser over de natuur. Respondenten binnen deze groep reageren precies tegenovergesteld, zij vertonen minder betrokkenheid bij het klimaat en neigen minder naar duurzaam gedrag.
Volgens het onderzoek kunnen geloofsgemeenschappen in de huidige individuele samenleving, waar collectieve structuren steeds meer wegvallen, proeftuinen vormen voor het overbruggen van verschil en het creëren van gemeenschappelijkheid bij de aanpak van klimaatuitdagingen. Een aanzienlijk deel van de religieuze respondenten geeft dan ook aan dat zij in hun kerken, moskeeën en synagogen meer aandacht willen voor klimaat dan op dit moment het geval is. Volgens het onderzoek wordt het onderwerp klimaat momenteel nog weinig besproken op religieuze plekken.
Van besef naar handelen
Om Nederlanders meer in beweging te krijgen voor duurzaam gedrag wijst het rapport op het psychologische bystander effect. Volgens dit fenomeen wordt het verantwoordelijkheidsgevoel voor klimaatverandering door de groep gedragen, waardoor er minder individueel wordt gehandeld. Als mensen zelfbewuster worden en als meer mensen in de omgeving duurzaam gaan handelen zorgt dit volgens de theorie ervoor dat de rest van de groep ook meegaat.
Daarnaast moet klimaatbeleid eerlijk en rechtvaardig zijn. Dat vertaalt zich naar het principe dat mensen en bedrijven die meer vervuilend gedrag vertonen ook meer lasten moeten dragen voor het oplossen van het probleem. Mensen lijken vooral bereid meer duurzaam gedrag te vertonen als dit ook financieel de beste optie blijkt te zijn.