Jetten informeert de Kamer over de voortgang van de nieuwe Warmtewet, wat is de stand van zaken?

07.07.2023 Jan de Wit

Jetten informeert de Kamer over de voortgang van de nieuwe Warmtewet, wat is de stand van zaken?
©Gemeentelijk Platform Kabels & Leidingen

Rob Jetten, minister voor Klimaat en Energie, heeft de voortgang van het voorstel Wet collectieve warmte (Wcw) met de Tweede Kamer gedeeld. Om de betaalbaarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid van collectieve warmtenetten veilig te stellen is er volgens het kabinet “meer publieke sturing” nodig. De Wcw is op 1 juni dit jaar aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM) aangeboden en zal vermoedelijk snel na de zomer naar de Raad van State gaan. De minister hoopt dat de nieuwe Warmtewet op 1 januari 2025 in werking kan treden.

Ondanks dat de ontwikkeling en bouw van nieuwe warmtenetten momenteel stilligt, houdt het kabinet vast aan de doelstelling van 500.000 nieuwe aansluitingen in 2030 op een collectieve warmtevoorziening in de bestaande bouw. Dit aantal kan volgens het kabinet oplopen tot 2,6 miljoen aansluitingen in 2050, grofweg een derde van de gebouwde omgeving.

Nadat medeoverheden een eerder wetsvoorstel niet steunden werd een onderzoek gestart naar de mogelijkheden voor sterkere publieke betrokkenheid en sturing op collectieve warmte. Dit heeft geleid tot een zestal belangrijke aanpassingen in het wetsvoorstel, waarvan een verplicht publiek meerderheidsbelang in een warmtebedrijf het meeste stof deed opwaaien.

Lees ook: Strijd om warmtenetten nadert kookpunt, Jetten wil energiebedrijven op afstand

De drie grootste warmtebedrijven in Nederland Eneco, Ennatuurlijk en Vattenfall reageerden vol onbegrip en legden de ontwikkeling van hun warmtenetten stil. Reinier Koppelaar, plaatsvervangend directeur Energiemarkt op het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, legde op het Warmtenetwerk Jaarcongres uit dat er in de toekomst vier mogelijke opties zijn.

Lees ook: De warmte-infrastructuur komt in publieke handen, wat zijn de opties?

Op 1 juni 2023 heeft minister Jetten het ontwerpwetsvoorstel aan de ACM aangeboden voor een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets. De tariefregulering, de regels voor de overdracht van warmtenetten, de verplichte samenvoeging van warmtekavels, de regels voor warmtetransportnetten en de duurzaamheidsnormen worden zo snel mogelijk uitgewerkt.

De minister verwacht de wettekst de goedkeuring van de ministerraad na de zomer te hebben. Daarna wordt de Wcw aan de Raad van State aangeboden. Jetten gaat er vanuit dat de definitieve Wcw op 1 januari 2025 in werking kan treden.

Bestuurlijk traject voor de investeringszekerheid
Voor de bestaande warmtenetten wordt een overgangstermijn voorgesteld van minimaal veertien jaar en maximaal dertig jaar. In deze periode zullen private warmtebedrijven hun eigendom van het warmtenet moeten overdragen aan een aangewezen warmtebedrijf met een publiek meerderheidsbelang. Daarbij stelt het kabinet voor dat het warmtebedrijf financiële genoegdoening ontvangt op basis van historische investeringen, afschrijvingen en indexeringen voor de kapitaalkosten van warmtenetten.

Minister Jetten heeft de Landsadvocaat gevraagd om te beoordelen of dit ook aan de Europese wetgeving voldoet. Vanwege de langjarige overgangsperiode en de financiële tegenprestatie is hier volgens de Landsadvocaat sprake van “een fair balance”.

Om gemeenten en warmtebedrijven te ondersteunen is de Leidraad lopende projecten ontwikkeld. Daarnaast moet de lange overgangsperiode ervoor zorgen dat publieke warmtebedrijven genoeg kennis en kunde kunnen opdoen van het ontwikkelen van warmtenetten. Tegelijk zou dit het aantrekkelijker moeten maken voor private partijen om betrokken te blijven, ondanks dat zij hun meerderheidsbelang moeten afbouwen.

Verder heeft minister Jetten weinig nieuws te melden op het gebied van investeringszekerheid. Behalve dat hij “perspectief” ziet voor lopende warmteprojecten en dat de animo voor de Warmtenetten Investeringssubsidie hem “sterkt” in het idee dat er belangrijke investeringen in warmtenetten zullen blijven komen.

Belangrijkste beleidsinhoudelijke ontwikkelingen
Allereerst is het besproken publiek meerderheidsbelang in toekomstige warmtebedrijven nu ook verankerd in het wetsvoorstel. Minister Jetten hoopt hiermee meer te kunnen sturen op een integraal energiesysteem en vindt een publiek meerderheidsbelang “wenselijk” omdat hij een “hoge mate van regulering” voorziet.

Ten derde heeft de eigenaar van een warmtenet zowel de vitale infrastructuur als de warmte in handen, de minister vindt het wenselijk dat de energie-infrastructuur in publieke handen komt. Om de private partijen te beschermen overweegt hij dat bepaalde ingrijpende besluiten alleen op basis van een flinke meerderheid van de aandeelhouders genomen kunnen worden.

De tweede ontwikkeling is dat de rol van publieke infrastructuurbedrijven is verruimd. Eerder mochten zij zich niet met warmtenetten bemoeien vanwege de verouderde Gaswet en de Elektriciteitswet 1998. Zij gaan traditioneel immers alleen over energietransport en over niet over energieproductie en -levering. Dat mag nu wel onder strikte voorwaarden.

De derde belangrijke ontwikkeling is dat de ruimte voor warmtegemeenschappen is verduidelijkt in de wet. Concreet betekent dit dat burgercorporaties die een warmtenet willen ontwikkelen ook als warmtebedrijf voor een warmtekavel gezien kunnen worden. Wanneer warmtegemeenschappen minder dan 1.500 aansluitingen hebben, dan vallen ze onder de regels voor kleine collectieve warmtesystemen.

De vierde belangrijke beleidsontwikkeling is dat er een ingroeiperiode van zeven jaar is voorgesteld. Dat geeft publieke warmtebedrijven de tijd om de benodigde kennis en kunde van het ontwikkelen van warmtenetten op te doen. In deze periode mogen private warmtebedrijven een warmtekavel ontwikkelen als er geen publiek alternatief met een meerderheidsbelang beschikbaar is. Als het nodig blijkt kan de ingroeiperiode met drie jaar worden verlengd.

Een vijfde ontwikkeling is dat het overgangsrecht is toegespitst op de transitie naar warmtebedrijven met een publiek meerderheidsbelang. Hierdoor moeten private warmtebedrijven genoeg tijd en ruimte moeten hebben om hun investeringen terug te verdienen en voor een publiek warmtebedrijf om het warmtenet over te nemen.

Gemeenten zullen warmtekavels moeten samenvoegen die eigenlijk één collectief warmtesysteem zijn en door hetzelfde warmtebedrijf worden geëxploiteerd. De overgangstermijn zal worden bepaald op basis van de bestaande transport- en leveringsovereenkomst, de laatste 10 procent gesloten aansluitovereenkomsten en de minimale overgangstermijn van veertien jaar.

De zesde en laatste belangrijke beleidsontwikkeling is de opt-out regeling. Als de gemeente een gebied aanwijst om binnen een bepaalde periode aardgasvrij te worden en tot een opt-out regeling besluit, dan moeten warmtebedrijven een aanbod voor aansluiting op de collectieve warmtevoorziening doen, inclusief de opt-out regeling.

De gebouweigenaar mag dan binnen een bepaalde termijn aangeven of die het aanbod aanvaard. Zo niet, dan moet de eigenaar zelf voor een fossielvrij alternatief zorgen.

Als een gemeente hier niet toe besluit, dan zal het aansluiten op het warmtenet binnen een warmtekavel op basis van vrijwilligheid. Het warmtebedrijf doet dan een aanbod voor een aansluiting op het moment dat een gebouweigenaar daarom vraagt.