De warmte-infrastructuur komt in publieke handen, wat zijn de opties?

12.05.2023 Jan de Wit

De warmte-infrastructuur komt in publieke handen, wat zijn de opties?
©Techniek Nederland

In aanloop naar de nieuwe warmtewet maakte Rob Jetten, minister voor Klimaat en Energie, vorig jaar bekend dat hij wettelijk wil vastleggen dat warmtenetten in publieke handen komen. Private warmtebedrijven mogen een deel van de kritieke warmte-infrastructuur bezitten, maar een publiek bedrijf zal altijd een meerderheidsaandeel moeten hebben in een warmtenet. Reinier Koppelaar, plaatsvervangend directeur Energiemarkt op het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, legde op het Warmtenetwerk Jaarcongres uit wat dan de opties zijn.

Door vast te leggen dat warmtebedrijven alleen nog een minderheidsaandeel in warmtenetten kunnen hebben, komt minister Jetten tegemoet aan de wens van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Tweede Kamer.

Volgens de VNG wordt ermee “voorkomen dat marktmonopolisten de dienst uitmaken op vitale infrastructuur”. De warmte-infrastructuur “moet net als bij aardgas en elektriciteit in handen van de overheid zijn. Gemeenten willen dat dat publieke eigenaarschap bij wet wordt geregeld.”

De drie grootste warmtebedrijven in Nederland Eneco, Ennatuurlijk en Vattenfall reageerden vol onbegrip en legden de ontwikkeling van hun warmtenetten stil. “Door de plannen van de minister zijn de onzekerheden voor de lange termijn immers te groot”, stelde de Nederlandse pensioenuitvoeringsorganisatie PGGM, dat een 80-procent aandeelhoudersbelang in Ennatuurlijk heeft.

Lees ook: Strijd om warmtenetten nadert kookpunt, Jetten wil energiebedrijven op afstand

Daarmee is het dilemma voor minister Jetten direct concreet geworden. Vanuit de politiek bestaat een sterke wens om kritieke energie-infrastructuur niet aan de markt over te laten, maar dit mag niet ten koste van de snelheid van de warmtetransitie gaan.

In 2030 zal het gebruik van hernieuwbare warmte moeten zijn gestegen tot 128 petajoule. In 2021 was dit nog 88 petajoule. Niet alleen in de gebouwde omgeving, maar ook de industrie en de landbouw hebben vormen van aardwarmte nodig.

Een onderzoek van PWC wees echter al uit dat verplicht publiek eigendom de warmtetransitie zal vertragen. De hoofdconclusie van het onderzoek is dat het doel voor 2030 van 500.000 nieuwe aansluitingen hiermee “waarschijnlijk onhaalbaar” wordt. Door de reactie van de warmtebedrijven lijkt dit nu uit te komen.

“We erkennen dat dit een moeilijk moment is voor alle partijen”, aldus Koppelaar. Een van de zorgen bij de warmtebedrijven is dat de al bestaande warmte-infrastructuur wordt onteigend. Maar dat zal volgens Koppelaar niet zomaar gebeuren. “Uiteraard komt er een overgangsperiode met respect voor eigendommen.”

Lokale warmtemonopolies
Het besluit om warmtebedrijven slechts een minderheidsbelang in de warmte-infrastructuur toe te staan is overigens een politiek besluit. Als ambtenaar heeft Koppelaar zal hij dit besluit zo goed mogelijk moeten uitvoeren op basis van de kaders die de minister in zijn wetsvoorstel schetst.

De keuze is gemaakt in lijn met het beleid voor andere vitale infrastructuur zoals gas, elektriciteit, drinkwater en spoor, stelt Koppelaar. Daarbij zijn de investeringen en kennis van de private bedrijven onmisbaar om de warmtenetten te blijven ontwikkelen. “Maar een bedrijf waarover de publieke sector zeggenschap heeft is gebruikelijk in dergelijke sectoren.”

Een publiek meerderheidsbelang was dan ook de nadrukkelijke wens van de uitvoerende overheden. Volgens hun ontstaat er anders namelijk een monopoliepositie voor warmtebedrijven en wordt de infrastructuur daardoor “van vitaal belang”. Ook zou de beslissing door dit argument gerechtvaardigd zijn vanuit het perspectief van het Europese recht.

Toch gaat de vergelijking met de andere vitale infrastructuur niet helemaal op. Zo vullen de NS en ProRail elkaar aan en zijn ze niet elkaars concurrenten. En hoewel de infrastructuur van het elektriciteitsnet in publiek-private handen is, kunnen energieleveranciers elkaar op het eindproduct nog beconcurreren.

Wie op een warmtenet wordt aangesloten zit daarmee ook direct op de vitale infrastructuur aangesloten. Hierdoor heeft een warmtebedrijf in theorie een monopolie op de infrastructuur en het eindproduct, maar in de praktijk geldt het monopolie per locatie op alles. Wie wil aansluiten op een warmtenet kan maar van één partij een offerte voor alle onderdelen ontvangen.

Vier opties voor een publiek-privaat warmtebedrijf
Natuurlijk kan iemand er ook voor kiezen om een all-electric warmtepomp of een hybride warmtepomp op groen gas aan te schaffen, maar of dit een goede optie is hangt ook af van de energetische waarden van een huis. Het ministerie schat dat warmtenetten uiteindelijk een derde van de verwarming in de gebouwde omgeving zullen leveren, net als all-electric en hybride warmtepompen.

Wie zich op een warmtenet wil aansluiten is daardoor in de huidige situatie afhankelijk van dat ene warmtebedrijf dat lokaal het warmtenet ontwikkelt. Om de burger tegen een dergelijke afhankelijkheidspositie van een warmtebedrijf te beschermen ziet het ministerie van Economische Zaken en Klimaat vier opties voor een publiek-private onderneming.

Ten eerste een warmtebedrijf dat voor 100 procent in publieke handen is. Ten tweede een warmte-joint-venture met daarin een warmtebedrijf dat voor 100 procent in publieke handen is en een publiek of privaat warmteleveringsbedrijf. In de joint venture hebben partijen dan gelijke zeggenschap over de infrastructuur, inkoop, productie en levering van warmte.

Ten derde een warmtebedrijf dat voor 50 procent plus één aandeel in publieke handen is. In deze situatie zou de warmte-infrastructuur volledig in publieke handen zijn, terwijl de inkoop, productie en levering van warmte bij een private partij liggen.

Ten vierde een warmte-joint-venture met daarin een warmtebedrijf dat voor 50 procent plus één aandeel in publieke handen is en een publiek of privaat warmteleveringsbedrijf. Ook in deze situatie zouden de inkoop, productie en levering van warmte van een private partij komen, maar zou de warmte-infrastructuur voor 50 procent plus één aandeel in publieke handen komen.

Met een meerderheidsaandeel kan de publieke partij namelijk de gang van zaken bepalen en heeft zo zeggenschap over de infrastructuur. Het warmtebedrijf of de warmte-joint-venture zou dan integraal (eind)verantwoordelijk zijn.

“Dit zijn natuurlijk nog maar theoretische modellen”, zegt Koppelaar. “We moeten naar de praktische ontwikkelingen blijven kijken, maar we liggen op koers om het warmtespeelveld te ordenen.”