Landelijk plan energie-infrastructuur gepresenteerd, geen duidelijkheid over waterstof in de gebouwde omgeving

06.03.2024 Jan de Wit

Landelijk plan energie-infrastructuur gepresenteerd, geen duidelijkheid over waterstof in de gebouwde omgeving
©Nationaal Programma Waterstof

In een dichtbevolkt en gereguleerd land als Nederland is de ruimtelijke ordening een van de meest bepalende factoren binnen de energietransitie. Om meer proactief op ruimte te kunnen sturen heeft Rob Jetten, demissionair minister voor Klimaat en Energie, het Programma Energiehoofdstructuur (PEH) naar de Tweede Kamer gestuurd. Het PEH laat zien welke ruimte er nodig is voor de noodzakelijke energie-infrastructuur voor een klimaatneutraal energiesysteem in 2050. Zo ook voor de waterstofbackbone op landelijk niveau, maar niet of de gebouwde omgeving hier in de toekomst op wordt aangesloten.

Het PEH richt zich specifiek op de nationale infrastructuur, zoals hoogspanningslijnen en -stations, grootschalige elektriciteitsproductie, batterijen, waterstoffabrieken en ondergrondse waterstofopslag. De enorme hoeveelheid infrastructuur die nodig is om Nederland klimaatneutraal te laten zijn in 2050 moet meer planmatig worden ingepast. Anders leidt dat op korte termijn tot ongewenste neveneffecten en op lange termijn tot onnodige knelpunten.

“In december heeft het kabinet het definitieve Nationaal Plan Energiesysteem aangeboden, waarin de langetermijnvisie is geschetst op de ontwikkeling van een duurzaam energiesysteem en welke systeemkeuzes daarvoor nodig zijn. Het PEH bevat daarnaast, als instrument onder de Omgevingswet, langjarig ruimtelijk beleid om zorg te dragen voor een zorgvuldige inpassing en voldoende ruimte in de toekomst”, zo schrijft minister Jetten aan de Kamer.

Een 4 gigawatt waterstoffabriekscapaciteit neemt ter illustratie zo’n 80 voetbalvelden aan ruimte in beslag. Er zijn scenario’s waar 50 gigawatt elektrolyse wordt voorspeld in 2050, omgerekend 1.000 voetbalvelden. Ook kan er zo’n 300 voetbalvelden aan ruimte worden gevraagd voor CO2-vrije elektriciteitscentrales. Hiervoor wordt de ruimte van de huidige fossiele energiecentrales gereserveerd. Ruimte voor energie wordt sturend in plaats van laatste op de lijst.

“Nederland staat aan het begin van een grote verbouwing van de infrastructuur, zeker waar het gaat om het energiesysteem. We kunnen niet meer project-voor-project over elkaar heen plannen zonder dat hier systematisch over is nagedacht. Door vooruit te denken en tijdig ruimte vrij te maken zijn er meer mogelijkheden om locaties te vinden die vanuit maatschappelijk oogpunt wenselijk zijn”, aldus Jetten.

“We plaatsen fabrieken voor de productie van waterstof dichtbij plekken waar windenergie van zee op land komt. Hierdoor zijn er minder kabels en buizen nodig door het land en is de waterstofproductie dichtbij de industrie, die de waterstof gaat gebruiken.”

Waterstofbackbone vastgelegd
Het PEH richt zich op de noodzakelijke ruimte voor buisleidingen van nationaal belang, zoals gas- en waterstofleidingen tussen industrieclusters, de zogeheten waterstofbackbone. Deze zal grotendeels ondergronds worden aangelegd en hoofdzakelijk bestaan uit hergebruikte aardgasleidingen. Gasunie begint na de zomer met de bouw.

De bouw van de waterstofbackbone zal in drie fasen plaatsvinden. In de eerste fase zijn de grote industriële clusters aan de kust als eerste aan de beurt, waarna het netwerk in de tweede fase van noord naar zuid wordt doorgetrokken tot en met het industrieel cluster Chemelot in Limburg.

In de derde fase zijn alle overige tracés aan de beurt. Hiermee moeten Zeeland en het industrieel cluster Chemelot via de Delta Corridor met elkaar worden verbonden. Ten slotte worden de connecties met België en Duitsland gemaakt en uitgebreid zodat Nederland kan bouwen aan zijn rol als (groene) waterstofhub.

In het PEH is nu ook duidelijk gemaakt dat de industriële clusters zijn aangewezen als locatie voor grootschalige elektrolysecapaciteit. Een logisch gevolg van de geplande aanlanding van grootschalig wind-op-zee in de buurt van deze clusters.

Ook al schept het kabinet duidelijkheid over de toekomstige infrastructuur van waterstof, het is geen steun voor het gebruik van waterstof in de gebouwde omgeving. Het PEH schetst de grote landelijke waterstofinfrastructuur, maar niet de fijnmazige aardgasleidingen in de gebouwde omgeving die in theorie omgebouwd kunnen worden tot waterstofleidingen. Welke rol toekomstige kabinetten zien voor waterstof in de gebouwde omgeving blijft afwachten.

Warmtenetten vallen buiten het PEH-bereik
Hoewel de opstellers ook hebben gekeken naar de mogelijkheden om met het PEH ook op warmtenetten te gaan sturen, is hier niet voor gekozen. Warmtenetten zijn doorgaans lokale of regionale aangelegenheden en zou daarom het beste decentraal worden ingevuld. Wanneer dit in de toekomst toch nodig blijkt dan kan er worden bijgestuurd, want het PEH wordt iedere twee jaar geëvalueerd en iedere vier jaar geüpdatet. De productie en benutting van warmte zijn wel meegenomen in de onderliggende berekeningen.

Ruimtelijke sturing op locaties voor thermische opslag, perslucht en mijnbouwactiviteiten op het gebied van geothermie is ook niet meegenomen. Hiervoor komt een nieuw Rijksprogramma voor duurzaam gebruik van de ondergrond binnen de bestaande Mijnbouwwetgeving.

Ook de productie van groen gas is niet opgenomen in het PEH. Hoewel er ruimte moet komen voor vergisters en vergassers van meer dan 8,5 miljoen kuub groen gasproductie per jaar en deze een grote impact hebben op het gastransportnetwerk, ligt de groen gasproductie en -distributie bij provincies, gemeentes en waterschappen. Dit kan eveneens veranderen in de toekomst, mocht dat nodig blijken.