PBL: ‘RES-regio’s moeten een antwoord vinden op wat een rechtvaardige kostenverdeling is’

12.12.2024 Jan de Wit

PBL: ‘RES-regio’s moeten een antwoord vinden op wat een rechtvaardige kostenverdeling is’
©Gemeentelijk Platform Kabels en Leidingen

In de Monitor RES 2024 concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat de pijplijn met nieuwe zon- en windprojecten én de voortgang van warmtenetten aan het opdrogen is. Het doel uit het Klimaatakkoord van ten minste 35 terawattuur duurzaam opgewekte energie in 2030 zal “heel erg waarschijnlijk” worden gehaald, maar het streefdoel van 55 terawattuur is “heel erg onwaarschijnlijk” geworden. Voor warmtenetten ziet PBL dat met name een rechtvaardige verdeling van de kosten steeds belangrijker begint te worden voor het draagvlak.

De Monitor RES staat het meest bekend om de monitoring van de opwekcapaciteit van hernieuwbare elektriciteit uit windinstallaties en grootschalige zonne-energie-installaties (zon-PV) op land. Hiervoor hebben de RES-regio’s het gezamenlijke doel van ten minste 35 terawattuur elektriciteit in 2030. De bandbreedte hiervoor ligt op 37 tot 45 terawattuur in 2030. Maar de RES-regio’s stellen ook een Regionale Structuur Warmte (RSW), met daarin de verdeling van bovenlokale warmtebronnen in de gemeentelijke warmteplannen, op die PBL monitort.

Vorig jaar concludeerde PBL dat de lokale regie weliswaar werd versterkt met de komst van de nieuwe Warmtewet en de bijbehorende beleidsinstrumenten, maar dat de aanhoudende onduidelijkheid over het wet- en regelgevingskader, de gemeentelijke Transitievisies Warmte en de RSW voor veel vertraging zorgde bij warmtenetten. Hierdoor werden nieuwe investeringen in warmtenetten steeds moeilijker en stimuleerde dit het aantal individuele warmtevoorzieningen.

In de Monitor RES 2024 concludeert PBL dat “er geen nieuwe documentatie is” en dat er daarom niet verder wordt ingegaan “op het procesdoel over de verdeling van bovenlokale warmtebronnen”. In plaats daarvan wordt de focus gelegd op een aspect dat ook bij nieuwe zon- en windprojecten steeds sterker begint te leven: de roep om een eerlijke kostenverdeling.

Zo worden bijvoorbeeld de kosten van een verzwaring van het elektriciteitsnet gefinancierd met het belastinggeld alle Nederlanders, terwijl huishoudens met een warmtepomp hiervan profiteren en huishoudens met een warmtenetaansluiting niet. Bij de aanleg van de energie-infrastructuur van een warmtenet betalen alleen de gebruikers mee. PBL concludeert dan ook dat de RES-regio’s met een antwoord op dit soort verdelingsvraagstukken zullen moeten komen. In hoeverre moet hier overheidsregulering voor komen of moet dit aan de vrije markt worden overgelaten?

Uit eerder onderzoek van PBL blijkt immers dat de kostenverdeling “zeer bepalend” blijkt voor hoe legitiem burgers het beleid vinden. Ook zouden de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen, zou aardgasvrij verwarmen niet te duur mogen worden en zouden hierbij niet té grote prijsverschillen mogen ontstaan tussen verschillende wijken.

Van de overheid verwachten burgers dat zij de regie neemt, de burger ontzorgt, de kosten rechtvaardig verdeelt en dat dit gebeurt met consistent beleid. Uit het PBL-onderzoek blijkt dat het vertrouwen van burgers in de overheid en het energietransitiebeleid laag is en dat het de zorgen van burgers over de betaalbaarheid en kostenverdeling van de warmtetransitie niet wegneemt. Hierbij moet wel worden aangetekend dat er inmiddels een nieuw kabinet is aangetreden, maar hun beoordelingscijfers zijn ook niet om over naar huis te schrijven.

In de Monitor RES 2024 geeft PBL vijf perspectieven op rechtvaardigheid: libertarisme (vrijheid), egalitarisme (gelijkheid), sufficiëntarisme (voldoende), consequentialisme (goede uitkomst) en communitarisme (gemeenschap). Door deze perspectieven te inventariseren en af te wegen zouden de RES-regio’s tot een meer gelaagde afweging moeten komen.

In hoeverre vindt de regio bijvoorbeeld dat iemand die als vroege investeerder meer risico neemt, er ook meer aan mag verdienen? Heeft de gemeente die zijn warmtenet als eerste gereed heeft, ook het eerste recht op de nabijgelegen warmtebron, moet dit naar het warmtenet dat hiermee de meeste huishoudens van het gas af helpt, de meeste huishoudens met slechte energielabels van het gas helpt of waar weinig alternatieven voor handen zijn?

Hieruit blijkt al dat de verdeling, ervaring en erkenning voor heel veel burgers, huishoudens, bedrijven en dus RES-regio’s verschillend kunnen zijn. Wat PBL hier als mogelijke oplossing ziet het socialiseren van de kosten van warmtenetten. De provincie Noord-Brabant onderzoekt bijvoorbeeld of een provinciebreed warmtenet, waarbij de kosten over het gehele aangesloten gebied zouden worden verdeeld, een optie zou zijn.

Op een dergelijke schaal spelen schaalvoordelen immers ook een rol en kunnen overheden hun regierol effectiever pakken. Maar wat de juiste schaal hiervoor is? Dat moet volgens PBL nader worden onderzocht en is een vraag waar uiteindelijk de politiek en de RES-regio’s een antwoord op moeten vinden.