Wat is de directe invloed van instabiel energiebeleid op langetermijninvesteringen?
16.12.2024 Hrvoje Medarac
Het huidige Nederlandse langetermijnbeleid richt zich sterk op het koolstofvrij maken van energie. Maar aankondigingen van de overheid, die vooral op de korte tot middellange termijn waren gericht, hebben voor verwarring en impulsiviteit op de markt geleid. Het ging hierbij bijvoorbeeld om de aankondiging uit 2022, dat cv-ketels zouden verdwijnen, waarna in 2024 werd gezegd dat dat besluit toch wordt teruggedraaid. Als gevolg daarvan was er in 2024 een stijging te zien van 100.000 systemen die voor warmte kunnen zorgen, dat concludeert Dutch New Energy Research in het Nationaal Warmtepomp Trendrapport 24/25.
Een groot deel van die stijging is te verklaren doordat er meer koolstofrijke opties zijn, zoals cv-ketels. Ondanks dat de kiezersbelofte niet is gebroken, is het eindresultaat niet in lijn met het langetermijnbeleid. Daarom zullen er de komende jaren radicale maatregelen genomen moeten worden om de nationale doelen te halen die in lijn zijn met het Europese energiebeleid.
Wat opvalt in de cijfers van de verkoop van warmtepompen, cv-ketels en airconditioners van de afgelopen vijf jaar, is dat de verkoop van warmtepompen in 2022 en 2023 een groei kende van 50.000 en een daling van 50.000 in 2024. De verkoop van cv-ketels was stabiel tot 2022, waarna de markt een significante daling kende van 100.000 systemen in 2023 en eenzelfde groei kende in 2024, waardoor de verkoop van cv-ketels ook weer richting hun oude niveau steeg. De verkoop van airconditioners was stabiel tot 2023 en groeide plotseling met 50.000 systemen in 2024. Dat komt deels door de hoge gasprijzen tijdens de herfst van 2021 en gedurende 2022, evenals de daling van deze prijzen in 2023 en 2024.
Wanneer de jaarlijkse verkoopcijfers in het perspectief van beleidsbeslissingen worden bekeken, valt op dat het kabinet sinds 2022 erop aanstuurt dat vanaf 2026, bij de vervanging van de huidige gasketel efficiëntere verwarmingsinstallaties worden ingezet, ten minste een hybride warmtepomp. Dit heeft bijgedragen aan de stijging van de verkoop van 50.000 warmtepompen per jaar in 2022 en 2023 en de daling in de verkoop van 100.000 cv-ketels in 2023. In 2024 kondigde de regering een beleidswijziging aan met betrekking tot het gebruik van cv-ketels. Dit had een duidelijke impact op de daling van de verkoop van warmtepompen, van ruim 50.000 en de stijging van de verkoop van bijna 100.000 cv-ketels in 2024. Dat gas goedkoper werd droeg hier ook aan bij.
Het is ook mogelijk dat het instabiele energiebeleid de verkoop van cv-ketels versterkt heeft, waardoor huidige gebruikers van cv-ketels besloten hebben om een paar jaar eerder te investeren in nieuwe systemen, uit angst dat ze door nog meer wijzigingen in het beleid niet meer in staat zijn om hun gewenste verwarmingssysteem aan te schaffen in de toekomst. Om dat te concluderen moet de verkoop van cv-ketels in de komende jaren worden gemonitord.
Maar het is intrigerend dat de verkoop van airconditioners in 2024 een groei kende van 50.000 in vergelijking met de stabiele verkoop van de jaren daarvoor. Kan dit betekenen dat een significant deel van de airconditioners gebruikt wordt voor warmte en dat dit ook invloed had op de daling van de verkoop van andere warmtepompen? Dit is een ander onderwerp dat verder onderzocht moet worden in de context van dit verhaal en dat er steeds meer airconditioners als centraal verwarmingssysteem worden gebruikt in de Mediterrane en Scandinavische landen. Dit zou ook voor Nederland kunnen gelden.
Welke Nederlandse gemeenten zijn het verst gevorderd met hun warmtetransitie?
Wanneer we kijken naar het aandeel all-electric warmtepompen in verwarmingssystemen per gemeente, is de gemeente Blaricum de koploper met 22,6 procent, gevolgd door Etten-Leur, Vlieland, Waddinxveen en Goes met meer dan 10 procent. Aan de andere kant zijn er 22 gemeenten waar minder dan 2 procent van de woningen all-electric warmtepompen gebruiken, waarbij de gemeenten Voorschoten, Wassenaar, Uitgeest, Zwijndrecht, Simpelveld, Rheden, Brunssum, Huizen en Landgraaf zelfs de 1,5 procent niet halen.
Bij het vergelijken van deze kaart met de vorige kaart is te zien dat het aandeel hybride warmtepompen aanzienlijk lager is dan het aandeel all-electric warmtepompen. Ook valt het op dat in de dichtbevolkte Randstad het aandeel hybride warmtepompen het laagst is, mogelijk doordat in grote steden meer mensen in appartementen wonen in plaats van in woonhuizen. Daarentegen hebben dunbevolkte gebieden een groter aandeel hybride warmtepompen.
De algemene koploper is de gemeente Krimpen aan den IJssel met 3,9 procent hybride warmtepompen, gevolgd door Beesel met 2,1 procent, Echt-Susteren met 2 procent, en Beek, Roerdalen en Medemblik met 1,9 procent. Er zijn ook 28 gemeenten waar het aandeel hybride warmtepompen onder de 0,5 procent ligt, waarbij het niveau in Amsterdam en Rijswijk slechts 0,1 procent bekleed en in Rotterdam, Heemstede, Zandvoort, ‘s-Gravenhage en Purmerend slechts 0,2 procent van de verwarmingsinstallaties uit hybride warmtepompen bestaat.
De belangrijkste toepassing van warmtepompen is het voorzien in de warmtevraag, zoals gepresenteerd in de bovenstaande Figuur 19a. Momenteel wordt het grootste deel van de warmtevraag voorzien door aardgas.
Er wordt verwacht dat tegen 2040 het gebruik van fossiele brandstoffen in de Europese Unie met 80 procent zal afnemen, wat betekent dat het grootste deel van het aardgas in de bovenstaande Figuur 19b zal moeten worden vervangen door duurzamere opties, waarbij warmtepompen een belangrijke rol zullen spelen.
De industriële sector, weergegeven in de bovenstaande Figuur 19c, zal ook sterk moeten decarboniseren. Hierbij kunnen warmtepompen ook veel lage-temperatuurprocessen gemakkelijk dekken.
Tot slot is het belangrijk te vermelden dat het stadsverwarmingsnetwerk in Nederland goed ontwikkeld is, zoals te zien is in de bovenstaande Figuur 19d. Ook op dit gebied kunnen grote warmtepompen duurzame energie leveren, die verder kan worden gedistribueerd via het reeds ontwikkelde verwarmingsnetwerk.
De kaart in Figuur 20 toont de huidige status van het decarbonisatieproces van verwarmingsinstallaties in Nederlandse gemeenten. In totaal zijn er acht gemeenten waar meer dan 30 procent van de woningen volledig gasloos worden verwarmd. Hoewel Purmerend wordt genoemd als een van de regio’s met het kleinste aandeel hybride warmtepompen, loopt de gemeente voorop met een indrukwekkend percentage van 64,6 procent gasloze verwarming. De belangrijkste drijfveer in dit proces is het stadsverwarmingssysteem, dat hier gebaseerd is op de verbranding van biomassa. Een vergelijkbare situatie, met misschien ook andere duurzame energiebronnen, is te zien in Almere (61,6 procent) en Duiven (60,4 procent), Nieuwegein (56,1 procent), Westervoort (41,9 procent), Utrecht (32,6 procent), Capelle aan den IJssel (31,9 procent) en Diemen (30,2 procent).
Er zijn echter ook 127 gemeenten waar minder dan 4 procent van de woningen gasloos worden verwarmd. In Uitgeest, Simpelveld, Brunssum, Voorschoten, Wassenaar, Landgraaf, Huizen, Terschelling, Beek, Zwijndrecht, Voerendaal, Rheden, Den Helder en Valkenburg aan de Geul is zelfs nog geen 2 procent van de woningen niet meer aangesloten op het aardgasnet.