Energietransitie ‘geen technisch probleem’ maar een ‘politiek en maatschappelijk proces’

15.05.2025 Gijs de Koning

Energietransitie ‘geen technisch probleem’ maar een ‘politiek en maatschappelijk proces’

In de jaren ‘60 ging Nederland in enkele jaren over van kolen naar aardgas. Na de vondst van het Groningse gasveld schakelden huishoudens massaal over op het gebruiken van aardgas in plaats van kolen om hun huis mee te verwarmen en om op te koken. Zo’n 60 jaar later zit Nederland in een nieuwe warmte-energietransitie, alleen nu lijkt het allemaal wat langer te duren. Waarin verschillen deze transities? En wat kunnen we leren uit die tijd? In gesprek met energietransitie-expert Aad Correljé onderzoekt Warmte365 de verschillen tussen toen en nu.

In 1959 werd er in het Groningse Slochteren een enorme hoeveelheid aardgas ontdekt. Daarna is in een aantal jaar aan het begin van de jaren zestig in een recordtempo het Nederlandse aardgasnet aangelegd. In 1963 kwam de exploitatie van het Groningse aardgas volledig op gang. In slechts vijf jaar werd 80 procent van de Nederlandse huishoudens voorzien van een nieuwe aansluiting op het aardgasnet. Die aansluitingen werden betaald door de distributiebedrijven. Voor deze tijd werden de huizen voornamelijk verwarmd met kolen- en oliekachels en werd er gekookt op stadsgas, petroleum, elektrische en kolenfornuizen.

In 1974 werden de laatste steenkolen in Nederland gewonnen. In iets meer dan tien jaar was Nederland daarmee volledig overgestapt van kolen naar aardgas. Deze energietransitie is mede door de investeringen van de distributeurs heel hard gegaan.

Correljé wijst naar de rol van de overheid en de tijdsgeest in de jaren 60 als belangrijke drijfveer achter de energietransitie. Correljé stelt dat de overheid veel controle nam over de infrastructuur, energiebedrijven en regelgeving. Van tevoren werd er in overleg goed nagedacht over de rol van de overheid, de Gasunie (die in 1959 werd opgericht voor de verkoop van het Nederlandse gas) en de energieleveranciers. Er werd een plan van aanpak gemaakt en dat werd uitgevoerd. “Dat was een top-down proces. De overheid en de oliemaatschappijen onderhandelden, wogen af en besloten: we gaan dit doen, en iedereen deed mee”, aldus Correljé.

Daarnaast was de samenleving heel anders ingesteld dan nu. “Er was veel minder sprake van inspraak of protest. Burgers accepteerden besluiten van bovenaf veel gemakkelijker”, legt Correljé uit.

Verder had aardgas een heel duidelijk voordeel ten opzichte van kolen waardoor de keuze om over te stappen vrij eenduidig was. Correljé: “Iedereen kreeg er iets voor terug: een comfortabeler huis, minder vieze rook, minder werk met kolen sjouwen.” Het is dus, met de juiste financiële en andere prikkels, zeker mogelijk om een heel land binnen een jaar van een nieuwe energiebron voor warmte te voorzien.

Van aardgas naar elektriciteit
In Nederland kan 2018 worden gezien als een mogelijk startpunt van een nieuwe warmte-energietransitie. Onder leiding van de VVD en kabinet-Rutte III werd dat jaar besloten om vanaf 2030 geen aardgas meer te winnen uit de Groningse gasvelden. Sinds juli 2018 mogen bovendien geen nieuwbouwwoningen meer worden aangesloten op het aardgasnet. Het kabinet stelde daarnaast het doel dat Nederland in 2050 volledig aardgasvrij moet zijn.

Als alternatief voor aardgas bij het verwarmen van gebouwen wordt ingezet op de elektrificatie van de warmtevoorziening. Warmtepompen (lucht-water, water-water en lucht-lucht) en warmtenetten vormen hierbij de meest gangbare oplossingen. Toch komt de warmte-energietransitie vooralsnog moeizaam van de grond.

Waarom de energietransitie nu trager verloopt
In de periode van 2019 tot 2024 is het aardgasverbruik in Nederland afgenomen, volgens het CBS. In 2019 werd er in totaal ongeveer 42,6 miljard kubieke meter aan aardgas verbruikt, in 2024 was dit 30 miljard kubieke meter. Deze afname zit hem met name in de het feit dat we minder stroom zijn gaan opwekken met aardgas door de opkomst van zon- en windenergie. Dit daalde namelijk van ongeveer 12,3 miljard kubieke meter naar 6,6 miljard. Ook daalde de hoeveelheid aardgas dat werd verbruikt door woningen en diensten van 12,2 miljard kubieke meter naar 9,2 miljard kubieke meter.

Volgens Correljé is de energietransitie nu fundamenteel anders is dan eerdere omschakelingen zoals die in de jaren 60. Hij stelt daarbij dat de energietransitie nu “geen technisch probleem” is maar een “politiek en maatschappelijk proces.” Een belangrijk verschil is dat er nu geen vooropgezet plan is vanuit de overheid om de energietransitie te bewerkstelligen, hoewel dat soms wel zo lijkt. Maar “We moeten het onderweg uitvinden”, stelt Correljé.

Daarnaast is er veel keuzevrijheid. “De energietransitie verloopt nu trager omdat we in een andere tijd leven: we hebben meer keuzevrijheid als consument en als burger, energie is een markt, er zijn andere politieke verhoudingen en we kijken anders naar bestuur. Die vrijheden maken het proces democratischer, maar ze belemmeren ook de snelheid. We nemen nu jaren de tijd om te bedenken wat we willen, terwijl een helder plan zou kunnen helpen”, aldus Correljé.

Onzekere energieprijzen maken investeren lastig
De adoptie van de warmtepomp is sterk afhankelijk van de verhouding tussen de stroom en de gasprijzen. “Voor zowel bedrijven als burgers maakt de onzekerheid over elektriciteitsprijzen de energietransitie lastig. Die prijzen zijn nu nauwelijks voorspelbaar door geopolitieke ontwikkelingen, regulering en voortdurend veranderend beleid. Dat maakt investeringsbeslissingen voor burgers riskant.”

Correljé ziet in het financiële plaatje nog een remmende factor waar hij graag verandering in ziet. “Wat het lastig maakt in de besluitvorming, is dat veel mensen nog steeds de energieprijzen van drie, vier jaar geleden als referentie gebruiken. Toen was alles ‘normaal’, en in vergelijking daarmee lijkt de huidige situatie altijd duur”, stelt hij. Maar het zou veel beter zijn om te kijken naar de mogelijke toekomstige energieprijzen in de overweging om over te stappen van aardgas naar elektriciteit. De gasprijs zal omhoog gaan, is het niet door schaarste en geopolitiek, dan wel door klimaatheffingen. Stroom wordt ook duurder, maar hoe groener hoe lager de prijs.

Hoewel de tijden veranderd zijn en een top-down benadering niet meer past bij onze pluriforme samenleving, ziet Correljé wel degelijk waardevolle lessen in het verleden. “Wat we kunnen leren van toen, is dat het helpt als je een partij hebt die het geheel kan overzien en coördineren,” zegt hij. De kracht van de gastransitie lag volgens hem in duidelijke regie, betrouwbare instituties en een stabiele langetermijnvisie. “Het succes van de gastransitie kwam ook doordat het een langetermijnproject was, met een duidelijk doel en stabiel beleid,” benadrukt hij. Ook nu is die behoefte aan structuur groot, zeker nu versnippering en beleidswisselingen de voortgang remmen. “Net als toen is infrastructuur de sleutel: zonder leidingen en aansluitingen gebeurt er niks.” De huidige energietransitie mag dan trager en rommeliger verlopen, met de juiste lessen uit het verleden, en oog voor de democratische realiteit van vandaag, kan ook deze transitie richting krijgen.