‘Netcongestie hoeft zeker geen showstopper te zijn voor warmtenetten’
13.10.2025 Sjoerd Rispens

Warmtenetten kunnen een belangrijk schakel zijn voor toekomstige warmtesystemen in Nederland. Meerdere onderzoeken laten zien dat het op bepaalde plekken zelfs een perfecte oplossing kan zijn. Desondanks kleven er ook hobbels en problemen aan, zoals netcongestie. Maar ook dan is de realisatie van een warmtenet mogelijk. Daarom is het inspiratieboek Warmtenetten en Congestie samengesteld, door MSG. Het boek werd in een webinar van TKI Urban Energy, dat samen met Rijksvoorlichtingsdienst voor Ondernemers (RVO) opdracht gaf voor het boek, toegelicht.
“Het doel dat we met het boek hadden is om te laten zien dat netcongestie zeker geen showstopper hoeft te zijn”, zegt Jylles van der Vliet, een van de makers van het boek. “We zijn deskresearch gaan doen naar wat de rol van warmtenetten is in ons systeem. Vervolgens hebben we experts geïnterviewd, die tegen netcongestie aanliepen. Ook staan er praktijkvoorbeelden in waar een innovatieve oplossing tegen netcongestie werd gevonden. Er staan voorbeelden in uit Hilversum, Culemborg, Apeldoorn, Delft, Deventer, Veenendaal, Groningen en Wierden.”
Jana Suilen, de andere maker van het boek, gaat in op de oplossingen die in het boek staan. “De eerste belangrijke is warmteopslag, want dat is heel flexibel. Je kunt warmte en koude opslaan en die later inzetten. En dan verminder je de belasting van het net en het systeem wordt duurzamer. We zagen bij de voorbeelden veel verschillende manieren. Met bufferen kon je enkele uren overbruggen, zoals in Hilversum, tot heel grootschalig zoals in Delft.”
Energy hub, cable pooling en directe lijnen
andere oplossing die in het boek wordt genoemd is de slimme warmtepomp. “Die is flexibel aan te sturen op basis van netcapaciteit, vraagpatronen en stroomprijzen”, zegt Suilen. “Ze hebben een hoge SCOP. En het kan zowel centraal als decentraal. Collectieve warmtepompen zijn vaker op het middenspanningsnet aanwezig. Een andere oplossing is een EMS, vaak in combi met warmtepompen.”
“Wat we in de praktijkvoorbeelden ook hebben gezien zijn de energy hub, cable pooling en directe lijnen. Bij de energy hub wordt alles slim op elkaar afgestemd. Door met meerdere partijen samen te werken kan er een slim systeem ontstaan met veel voordelen. Cable pooling houdt in dat wanneer meerdere installaties een verschillend gebruikersprofiel hebben je die kan combineren op een aansluiting en dan benut je de capaciteit beter.”
“Een andere oplossing zijn directe lijnen”, gaat Suilen verder. “We hebben hem zelf nog niet in het boek kunnen opnemen maar het zou zeker een mogelijkheid zijn. Er is een rechtstreekse verbinding tussen de producent en afnemer buiten het net om. Je hebt ook flexibele contractvormen. Zo’n vorm zorgt ervoor dat je op afgesproken momenten minder verbruikt. Dan benut je de schaarse ruimte beter.”
Van Der Vliet geeft vervolgens een korte conclusie. “Het is misschien een dooddoener maar er is geen one size fits all-oplossing. Elke situatie is anders, net als de mogelijkheid om er iets aan te doen. Je kan het verschil maken als je slim maatwerk toepast, veel flexibiliteit in je systeem hebt en een gezonde samenwerking met de gemeente en netbeheerder.”
Geen garanties
Anastasia Koesjakov, werkzaam bij Liander komt ook aan het woord in het webinar. Ze werkt aan maatoplossingen voor klanten. “Bij warmteopslag is het belangrijk dat wanneer het gaat om vermogen te realiseren je een flexibel contract afsluit en dat met meerdere partijen doet. Dat moet vroeg in het proces want dan heb je inzicht. Als de focus meer op het verlagen de totale warmtevraag ligt, dan komt dagopslag in beeld. Dat is essentieel om een flexibel contract te waarborgen.”
“In de gebruikscijfers zien we een ochtend- en avondpiek terugkomen. In deze situatie is een tijdsgebonden contract voordelig. Dan heb je tussen 8 uur ’s ochtends en 12 uur ‘s middags minder vermogen en later op de dag niks. Wat je dan kan doen is je buffer zo gebruiken dat de uren waarin je wel buffert extra warmte produceert, opslaat en die gebruikt wanneer je het net niet op mag. Dan kan je een warmtenet wel realiseren. In Veenendaal en Apeldoorn is dit succesvol toegepast.”
Koesjakov doet vervolgens een oproep. “Als netbeheerders maken we ons hard voor het ontwerpbesluit dat er ligt. Er is geen garantie dat het er door komt, maar dan blijft het vraagstuk of we wel transportcapaciteit hebben. Voor gemeenten: als het duidelijk is dat er een warmtenet komt of een gebied kansrijk is, zorg dat mensen dat weten. Ga geen subsidies geven voor individuele oplossingen. We moeten het met zijn allen doen.”
Hilversumse Meent
Hubert Bloemen, voorzitter van de Warmtemaatschappij, ligt vervolgens het voorbeeldproject van de Hilversumse Meent uit. “Dat is een wijk zoals je die veel ziet in Nederland. Wat wij daar hebben aangelegd noemen we een smart thermal grid. Dat is in de basis een zeerlagetemperatuur warmtenet. Wat hebben een collectief bronnet aangelegd dat door de wijk gaat. Het warmtenet is dus een distributienet en ook een bron. Het voordeel is dat je dan niet in een keer duizend woningen nodig hebt, maar slechts honderd. Dat is beter te overzien.”
“Maar de bronwarmte moet je dan nog wel opwaarderen naar de juiste temperatuur voor het tap- en cv-water. Doen we met water-water warmtepompen. Maar als je die op de meterkast aansluit zijn de netbeheerders niet blij. Daarom hebben we voor het smart thermal grid gekozen. Naast het warmtenet leggen we ook een data- en collectief stroomnet aan waar iedere boiler en warmtepomp op is aangesloten. Per 40 woningen kunnen wij voor 30 jaar lang de exploitatie op ons nemen en de woningen voorzien van tap-en cv-water.”
Een belangrijke les die Bloemen leerde bij het project was dat ze te veel wilden uitleggen aan inwoners hoe het net werkte. “Je moet zorgen dat je voldoet aan de verwachtingen van de bewoners. Onze doelgroep is niet geïnteresseerd in techniek. Als ze onder de douche staan moet de douche warm zijn en meer niet.”