Waarom lage-temperatuur geothermie meer vraagt dan techniek alleen
16.12.2025 Sjoerd Rispens

Lage-temperatuur geothermie (LTG) kan een belangrijke bijdrage leveren aan de Nederlandse warmtetransitie. Het wordt op dit moment nog niet breed toegepast, omdat LTG nog het nodige vraagt op het gebied van gerichte technologische en organisatorische toepassingen en doorbraken. Dat blijkt uit het rapport Unlocking low temperature geothermal reservoirs, van TNO, dat is opgesteld binnen het samenwerkingsprogramma Geo4all. Vooral het beheer van ondergrondse reservoirs is nog een uitdaging.
LTG richt zich op het winnen van warmte uit relatief ondiepe aardlagen, doorgaans tussen de 500 en 1.500 meter diepte. In tegenstelling tot diepe geothermie, waarbij hogere temperaturen worden bereikt, levert LTG warmte op lagere temperatuur. Die is vooral geschikt voor toepassingen als stadsverwarming, utiliteitsgebouwen en de glastuinbouw. Juist omdat LTG op minder grote diepte plaatsvindt, wordt het gezien als een kansrijke optie om dichtbevolkte gebieden van warmte te voorzien.
En omdat Nederland over decennialange ervaring met ondergrondse boringen beschikt in de olie- en gassector, is de techniek zelf nauwelijks een obstakel, concluderen de onderzoekers. De opgedane kennis kan dus vrijwel één op één worden toegepast bij lage-temperatuur geothermie.
Volgens TNO zijn technieken zoals hellende en horizontale boringen voldoende ontwikkeld om LTG-reservoirs effectief te ontsluiten. De technische uitdaging zit dus niet zozeer in het bereiken van de ondergrond maar voornamelijk in de manier waarop bronnen worden ontworpen, gepositioneerd en geëxploiteerd. “De technologie is er, maar het succes van een project wordt vooral bepaald door operationele keuzes”, aldus de onderzoekers.
Waar de grootste risico’s wél liggen, is in de complexiteit van de Nederlandse ondergrond. Voor een goed functionerend LTG-systeem is het essentieel dat productie- en injectieputten voldoende ver uit elkaar liggen. Dat is essentieel want als putten te dicht bij elkaar worden geplaatst kan de warmte te snel afkoelen, waardoor het rendement afneemt en de economische levensduur van een project wordt verkort.
Het probleem dat hierbij speelt is dat in Nederland de ondergrond steeds voller begint te raken. Naast geothermie worden dezelfde aardlagen gebruikt voor onder meer drinkwaterwinning, gasopslag, infrastructuur en in de toekomst mogelijk ook voor CO₂-opslag. TNO waarschuwt daarom dat er zonder goede afstemming en ruimtelijke regie de kansen op botsingen tussen projecten toenemen.
Zanddeeltjes zorgen voor schade
Een tweede knelpunt is de productie van zand en fijn materiaal tijdens het oppompen van warm water. Dit lijkt op het eerste gezicht een onbelangrijk technisch detail, maar volgens de onderzoekers kan dit grote gevolgen hebben. De kleine zanddeeltjes kunnen namelijk voor grote schade zorgen. Leidingen kunnen verstopt raken en pompen beschadigd. Dit kan leiden tot hogere onderhoudskosten en in extreme gevallen zelfs tot het vroegtijdig stilleggen van een installatie.
Juist bij LTG is nog onvoldoende praktijkervaring beschikbaar om dit risico goed te beheersen. Het rapport benadrukt dat meer onderzoek nodig is naar de relatie tussen gesteente-eigenschappen, putontwerp en bedrijfsvoering. Zonder die kennis blijft het lastig om LTG-projecten betrouwbaar en langdurig te laten draaien.
Om deze onzekerheden te verkleinen, pleit TNO voor een sterke verbetering van de karakterisatie van de ondergrond. Hoe meer kennis er is over hoe een reservoir precies in elkaar zit, hoe beter de putten ontworpen kunnen worden. Een verbeterde karakterisatie zorgt er tevens voor dat er een betere voorspelling van de prestaties kan worden gemaakt.
Dat is op twee vlakken van belang: op technisch gebied maar ook voor de businesscase. Warmtebedrijven en investeerders zijn namelijk gebaat bij voorspelbaarheid. Onzekerheden over debiet, levensduur en onderhoudskosten maken projecten financieel risicovol. Meer en beter toegankelijke data kunnen dat risico aanzienlijk verkleinen.
Stabiele en duurzame warmtebron
Ondanks dat LTG voordelen kent, is TNO is in het rapport realistisch over de rol die het gaat spelen binnen de transitie. “LTG is geen snelle of eenvoudige oplossing voor het vervangen van aardgas. De technologie vraagt zorgvuldige inpassing in de ondergrond, goede samenwerking tussen partijen en verdere innovatie.”
Tegelijkertijd maakt het rapport duidelijk dat de potentie groot is. “Als de technische en organisatorische knelpunten worden aangepakt, kan LTG een stabiele, lokale en duurzame warmtebron worden. In combinatie met warmtepompen, warmteopslag en goed geïsoleerde gebouwen kan lage-temperatuur geothermie zo een belangrijke pijler vormen onder een aardgasvrije warmtevoorziening.”
Het rapport is opgesteld binnen het Geo4all-programma, een samenwerking tussen TNO, Energie Beheer Nederland (EBN) en Geothermie Nederland. Binnen Geo4all wordt lage-temperatuur geothermie gezien als een waardevolle aanvulling op bestaande diepe geothermieprojecten. Waar diepe geothermie vaak geschikt is voor grootschalige warmtenetten, kan LTG juist een rol spelen op wijkniveau of bij specifieke warmtevragers.



























