Dat gemeenten niet duidelijk voor warmtenetten kiezen, betekent niet dat burgers niet kiezen
20.12.2023 Anne Agterbos & Jan de Wit

Een “klimaatneutraal energiesysteem is haalbaar als we durven te kiezen” stellen de netbeheerders bij de publicatie van hun Integrale infrastructuurverkenning 2030-2050. Maar het grootste probleem in het bepalen van de verdeling tussen de drie toekomstige verwarmingstechnieken – hybride warmtepompen op groen gas of groene waterstof, all-electric warmtepompen en warmtenetten – is nou juist dat er niet wordt gekozen. Hoe langer overheden hun keuzes voor zich uitschuiven hoe meer burgers willen elektrificeren, maar daar zit nou juist het grootste knelpunt.
Sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne versnelt de groei van het aantal geïnstalleerde warmtepompen. Met de hybride warmtepompnorm vanaf 2026 stuurt het kabinet hier actief op, maar de gigantisch gestegen energieprijzen zorgden voor de echte trigger. Beide fenomenen leiden echter tot hetzelfde resultaat: een versnelde elektrificatie van de warmtevraag. Maar in hoeverre is dat de bedoeling?
In de Startanalyse aardgasvrije buurten 2020 concludeerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) nog dat een warmtenet bij 36 procent van de woningen de laagste nationale kosten oplevert. Op het ministerie van Economische Zaken en Klimaat gaat men nog altijd uit van een scenario waarin zowel warmtenetten, all-electric als hybride warmtepompen een derde van de gebouwde omgeving zullen verwarmen.
In juni dit jaar concludeerde het PBL nog dat gemeenten nog altijd onvoldoende duidelijkheid scheppen in hun Transitievisies Warmte over welke keuzes zij willen maken. “Welke keuzes maken we nu al in de gebouwde omgeving? Zowel qua warmte als mobiliteit worden die keuzes niet gemaakt. We moeten niet eindeloos alle opties open willen houden”, stelt Hans-Peter Oskam, directeur beleid en energietransitie bij Netbeheer Nederland.
Maar dat gemeenten niet kiezen, betekent niet dat burgers niet kiezen. Het PBL concludeert dat de aanhoudende onduidelijkheid ertoe leidt dat burgers voor een warmtepomp kiezen. De eindscenario’s van de Integrale infrastructuurverkenning 2030-2050 van de netbeheerders laten dan ook een bandbreedte zien van 10 tot 30 procent van alle woningen die uiteindelijk in 2050 op een warmtenet zullen zijn aangesloten.
Daarbij klinkt intern bij sommige netbeheerders dat het hoogste elektrificatiescenario misschien nog wel het meest waarschijnlijk is. De snelle groei van het aantal geïnstalleerde zonnepanelen verraste ook jaar op jaar, de marktordening van warmtenetten heeft tot marktstilstand en een groeiend vollooprisico geleid, en het Nationaal Plan Energiesysteem zet in op maximale groei van de opwekcapaciteit van duurzame elektriciteit en overdimensionering ten opzichte van de toekomstige behoefte.
Hybride warmtepompnorm leidt tot snelle elektrificering
Uit onderzoek van Dutch New Energy Research (DNE Research) blijkt dat de hybride warmtepompnorm vanaf 2026 er al toe zal leiden dat er – afhankelijk van het scenario – 240.000 tot 300.000 nieuwe warmtepompen per jaar worden geïnstalleerd. Daar komen per jaar naar schatting nog zo’n 50.000 extra warmtepompen in nieuwbouwwoningen bovenop.
Dat betekent dat er in alle uitgewerkte DNE Research-scenario’s ruim 2 miljoen warmtepompen in woningen zijn geïnstalleerd in 2030. In het hoogste scenario ligt dit cijfer zelfs boven de 2,7 miljoen. Ook hierbij zijn de ruim 700.000 warmtepompen in nieuwbouwwoningen niet meegerekend.
“Het idee dat er in vrijwel elk dorp of stad een warmtenet zal komen wordt minder sterk, maar warmtenetten zullen sowieso een aandeel krijgen in het eindplaatje, dus het belang blijft. Maar de hybride warmtepomp gaat het aantal warmtepompen in Nederland fors verhogen en in een hoger tempo dan we nu gewend zijn”, ziet Atze Peters, consultant toekomstvast netontwerp bij Alliander.
“De kaarten liggen nu in het voordeel van de warmtepomp, maar in Nederland zijn er grote verschillen van gebied tot gebied. In monumentale binnensteden blijft het moeilijker verduurzamen met warmtepompen, terwijl gebieden rond datacentra nog altijd veel mogelijkheden bieden voor warmtenetten. We moeten daarom voorzichtig zijn met al te snelle conclusies.”
Toch denkt Frank Agterberg, voorzitter van de Vereniging Warmtepompen, dat het aandeel van hybride warmtepompen in 2050 verwaarloosbaar zal zijn. “In de industrie en voor het zware transport zullen groene gassen veel harder nodig zijn.”
Ook Peters verwacht geen grote blijvende rol voor hybride warmtepompen voor zich. Behalve dat de industrie en de lucht- en scheepsvaart veel lastiger zijn om te verduurzamen, zullen deze sectoren vermoedelijk ook meer kunnen betalen voor groene gassen. “Voorlopig blijft het allemaal nog erg onzeker, maar de kans is groot dat de industrie en de lucht- en scheepsvaart voorrang zullen krijgen op de groene gassen, omdat daar minder verduurzamingsopties zijn.”
Het onafhankelijke Expertteam Energiesysteem 2050 kwam in zijn toekomstvisie Energie door Perspectief: Rechtvaardig, Robuust en Duurzaam naar 2050 tot dezelfde conclusie. De warmtevraag moet in principe zo elektrisch mogelijk worden opgelost. Door de snelle elektrificatie vanuit burgers – en bedrijven – kunnen lage temperatuur warmtenetten in de toekomst vermoedelijk alleen nog in dichtbevolkte gebieden uit, zeker wanneer die ook voor koeling en voor langetermijnopslag zorgt.
“De collectieve oplossingen zullen in de toekomst vermoedelijk een lagere aanvoertemperatuur hebben en dus een warmtepomp nodig hebben”, stelt Agterberg. “Ik denk dat we daarom veel meer combinaties zullen gaan zien met aquathermie, water-lucht-warmtepompen en warmte-koudeopslag (WKO).”
Hoe zien de verdelingen tussen de warmteoplossingen er in 2030 uit?
Het vinden van een geschikte aardgasvrije warmteoplossing is maatwerk en hangt af van verschillende variabelen, waaronder het type woning en het lokale beleid. Uit gezamenlijk onderzoek van DNE Research en Warmte365 blijkt dat in de verdeling tussen de warmteoplossingen, warmtenetten nog altijd een grote rol kunnen krijgen, mits de Transitievisie Warmte van de gemeente duidelijkheid schept.

Ter illustratie hebben we de ontwikkeling van warmteoplossing tot en met 2030 in drie Nederlandse wijken gesimuleerd. De wijk Boerenstreek in Soest, Garderen in Barneveld en Noordoost in Utrecht, de samenstelling van het type woning in deze wijken is te zien in Figuur 1. De uitkomsten kunnen natuurlijk niet gegeneraliseerd worden omdat elke wijk uniek is, maar het geeft een goed beeld wat de impact is van duidelijk beleid. De 2030-scenario’s laten de mate van collectieve (of individuele) oplossingen en de mate van hybride (of volledig elektrische) oplossingen zien.
Boerenstreek laat een prognose van de ontwikkelingen van warmteoplossingen zien in een wijk waar veel vrijstaande woningen staan. In deze wijk staan zijn vooral koopwoningen uit het jaar 1999. De meest voorkomende oppervlakte in deze wijk ligt tussen de 99 en 172 vierkante meter. Garderen bestaat grotendeels uit koopwoningen (74 procent) en 19 procent sociale huurwoningen. De woningen zijn iets ouder, het grootse deel van de woningen komt uit 1972.
Daarnaast ligt het woningoppervlak grotendeels tussen de 109 en 164 vierkante meter. Noordoost kent veel appartementen en huurders. De mediaan van het bouwjaar van de woningen is 1932. Daarnaast zijn deze woningen relatief kleiner: 50 procent van de woningen zijn tussen de 72 en 120 vierkante meter groot.
In Garderen hebben woningen een relatief hoog energielabel, van de labels die bekend zijn is 38 procent energielabel A of B. Hier komen nu al relatief de meeste warmtepompen voor, namelijk 8 procent. In Boerenstreek en Noordoost komen energielabel A en B in iets meer dan 20 procent van de gevallen voor, terwijl respectievelijk 4 en 1 procent van de woningen al een warmtepomp heeft.
Transitievisies gemeenten
Gemeente Soest zet sterk in op warmtenetten blijkt uit hun Programma Energietransitie. Waar een collectief warmtenet niet mogelijk is, willen ze inzetten op elektrisch verwarmen met onder andere warmtepompen. Daarom zijn de uitkomsten in scenario 1 en 2 het meest aannemelijk.
In de Transitievisie Warmte van gemeente Barneveld valt Garderen binnen het gebied Individueel/klein-collectief, dat wil zeggen dat vanuit de gemeentelijke visie scenario 3 en 4 meer aannemelijk zijn. Uit de Transitievisie Warmte van gemeente Utrecht blijkt dat in Noordoost voornamelijk wordt ingezet op een collectief warmtenet, in lijn met de uitkomsten uit scenario 1 en 2.
Resultaten per wijk
De ontwikkeling van de verschillende warmteoplossingen tot en met 2030 verschilt sterk per wijk. Nogmaals, deze uitkomsten zijn illustratief om de doorontwikkeling van de huidige marktsituatie en het bestaande beleid in de praktijk te simuleren.
De uitkomsten zijn niet te generaliseren omdat elke wijk uniek is, maar het geeft een goed beeld wat de impact is van duidelijk beleid en dient als input voor het maatschappelijke debat rondom de verdeling van de verschillende warmteoplossingen, wat nu nog nauwelijks wordt gevoerd.
Boerenstreek, Soest

In Boerenstreek zal het aantal warmtepompen naar schatting toenemen met 30 tot 35 procent. Welk type warmtepomp wordt gekozen hangt echter sterk af van het scenario. Wordt er gekozen voor scenario 2 of 4 dan zullen er meer hybride warmtepompen worden geplaatst, terwijl in scenario 1 of 3 de volledig-elektrische warmtepomp de populairdere variant is in 2030.

Garderen, Barneveld

De beleidskeuze waarop de verschillende scenario’s gebaseerd zijn van invloed is op de potentiële warmteoplossing. Vooral in Garderen is de focus op collectieve of individuele warmteoplossing van grote invloed op de uitkomst. De figuren illustreren dat in Garderen meerdere warmteoplossingen geschikt zijn, terwijl in Boerenstreek en Noordoost de uitkomst meer overeen komt tussen de scenario’s.

Noordoost, Utrecht

In Noordoost zal het aantal warmtepompen slecht beperkt toenemen tot 2030, omdat er vooral wordt gekozen voor collectieve warmteoplossingen, zoals omschreven in scenario 1 en 2, omdat dit meer aansluit bij de warmtevraag van appartementen. Wanneer er wordt gekozen voor de meer individuele scenario’s zal het aantal warmtepompen in de wijk met ongeveer 10 procent toenemen tot 2030.
