De warmtewet: van warmtekavel naar publiek warmtenet
18.04.2023 Niels van der Horst

Niet alleen zorgde de boodschap van Rob Jetten, minister voor Klimaat en Energie, dat warmtenetten in publieke handen moeten komen voor een hoop beroering, ook zijn een aantal prangende zaken nog niet geregeld in de huidige warmtewet. Michelle de Rijke, partner bij advocatenkantoor Van der Feltz, ziet de aankomende Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw), oftewel de nieuwe warmtewet, daarom met grote interesse tegemoet. Hoe kijkt zij naar de shift naar publieke warmtenetten?
Onlangs liep de nieuwe warmtewet opnieuw vertraging op. Minister Jetten had de wet al naar de Raad van state willen sturen voor advies, maar dat wordt nu voor 1 juni op z’n vroegst. Als de raad en de Tweede Kamer akkoord gaan dan zou de nieuwe warmtewet in werking kunnen treden op 1 juli 2024, maar de wet zorgt nu ook al tijden voor beroering.
“De kern is dat als je warmte wil leveren, je door de gemeente moet worden aangewezen als warmtebedrijf maar je kunt een ontheffing krijgen van de verplichting aangewezen te zijn. Hoofdlijn van het verhaal is hoe je aangewezen wordt en hoe het werkt met zo’n ontheffing, waarbij ik heb gekeken naar de juridische aspecten”, legt De Rijke uit.
“Verder is momenteel een heel heikel punt dat minister Jetten heeft besloten dat warmtenetten in publieke handen moeten zijn. Vraag is of dat de deur dicht doet voor een heleboel initiatieven of dat er genoeg mogelijkheden overblijven. In de huidige Warmtewet is niks geregeld over het krijgen van een concessie om warmte te leveren in een bepaald gebied. Wel staat er dat je een leveringsvergunning moet hebben.”
Lees ook: Strijd om warmtenetten nadert kookpunt, Jetten wil energiebedrijven op afstand
Aanwijzingen en ontheffingen
Gemeenten zijn vrij in het aanwijzen van de warmtekavel. Wel kan je als burger of energiecoöperatie suggesties doen over welk gebied of welke buurt geschikt zou kunnen zijn. “De gemeente stelt vast wat de warmtekavel is waar een warmtesysteem moet gaan komen. Volgens de nieuwe Wcw wijst de gemeente dan het warmtebedrijf aan en moet daarbij een transparante procedure volgen. Het warmtebedrijf is vervolgens integraal verantwoordelijk voor zowel het warmtenet als de warmtelevering”, vertelt De Rijke.
“Dat wordt één bedrijf dat door de toezichthouder aangesproken kan worden op de verplichtingen volgens de Wcw.” Voor kleine collectieve voorzieningen kan de eerder genoemde ontheffing worden aangevraagd. Het gaat dan om een systeem met maximaal 1.500 kleingebruikers. “En als je een VvE bent of verhuurder die warmte levert, dan hoef je niet aangewezen te worden door de gemeente als warmtebedrijf.”
De Rijke: “De minister heeft gezegd dat warmtenetten zo essentieel zijn voor energievoorziening, dat we die liever in publieke en niet in private handen willen hebben. Er is beslist dat er overwegende zeggenschap bij een publieke partij moet zijn.” De publieke belangen zoals leveringszekerheid – dus dat mensen niet zonder energie komen te zitten – hebben voorrang gekregen op private belangen als winstgevendheid.
“Om bijvoorbeeld te voorkomen dat men niet om private of financiële redenen denkt: ‘Ik ga even minder investeren in het net.’ Daarmee ontstaat er mogelijk een risico voor de afnemers.” Het publieke belang zal zo via gemeenten, provincies en andere openbare lichamen de boventoon voeren, is de gedachte. Naast het gegeven van zeggenschap wordt de tarievenkoppeling van warmte en gas in de nieuwe wet losgelaten.
Private en publieke deskundigheid
Er zijn al veel private partijen op de warmtemarkt actief. Als je die volledig uitsluit, belemmer je mogelijk de energietransitie. Vraag is of de publieke partijen wel in staat zijn om warmtenetten te realiseren. “Aan de andere kant zijn er wat betreft deskundigheid de netwerkbedrijven voor elektriciteit en gas die ook in deze markt zijn gestapt. Zij hebben publieke aandeelhouders en zijn ook partijen met expertise en een infrastructuur waar gebruik van gemaakt kan worden”, geeft De Rijke aan.
Niettemin ziet ze dat de huidige (private) warmtebedrijven niet disfunctioneren en sommige gemeentelijke warmtebedrijven zoals in Rotterdam juist weer geen onverdeeld succes zijn gebleken. Publiek bezit of publieke zeggenschap zorgt niet per definitie voor een geslaagd warmtebedrijf.
Via wijzigingen van de Omgevingswet en de Gaswet – en in de toekomst de Energiewet – krijgen gemeenten de mogelijkheid om te bepalen dat een gebied afgekoppeld wordt van het gas. “Probleem bij de huidige wet is dat je wel warmtenetten kan aanleggen maar mensen niet kan verplichten hun gasaansluiting op te zeggen. Voor de woningen die niet op warmte willen, zou je dan heel oneconomisch de gasvoorziening in stand moeten houden”, schetst De Rijke.
Daarnaast wil een toekomstig warmtebedrijf zoveel mogelijk aansluitingen hebben om rendabel te kunnen opereren. “Twee goeie redenen om iedereen aan te sluiten, als er voor warmte gekozen wordt.” In deze lijn van redenering zit ook de verplichting dat een aankomend warmtebedrijf de minder rendabele, meer afgelegen, woningen moet aansluiten. Doel is dat de Wcw en deze wetswijzigingen volgend jaar gelijktijdig in werking treden.
“Een gebouweigenaar kan opteren voor een andere voorziening dan een warmtenet. Die alternatieve energievoorziening moet gelijkwaardig zijn aan het warmtenet qua energiezuinigheid en milieubescherming. Als je geen gebruik maakt van deze opt-out mogelijkheid, is het gebouw voor vijf jaar aangesloten op het warmtenet”, zegt De Rijke. De reden daarvoor is dat het warmtebedrijf zeker moet weten dat het een bepaald aantal aansluitingen heeft om rendabel te kunnen draaien.