‘Een mini-warmtenet is pas succesvol als je het met anderen doet’

22.12.2025 Sjoerd Rispens

‘Een mini-warmtenet is pas succesvol als je het met anderen doet’

Binnen de warmtetransitie wordt vaak gezegd dat men het samen moet doen. Als je je huis gasloos wil maken en je buren willen dat ook, kan het voordelig zijn om samen op te trekken. Een mini-warmtenet kan dan uitkomst bieden en met deze vorm wordt op meerdere plekken in Nederland geëxperimenteerd. Maar hoe stamp je dat uit de grond? Waar begin je? In een serie van webinars legt Stichting HIER uit hoe je dat het beste aan kan pakken.

Om te beginnen, wat is een mini-warmtenet? Menno van Kicken, van stichting HIER, legt dat in een van de webinars uit: “In 2050 hebben we afgesproken dat we van het gas af willen zijn. Tot voor kort zijn daar twee opties voor geweest. Mensen sloten zich aan op een groot warmtenet waar velen dan aan meededen.  Het nadeel van die mogelijkheid was dat het moeilijk is om genoeg mensen zover te krijgen. Of je gaat individueel aan de slag. Een mini-warmtenet is een tussenoplossing. Het net maakt gebruik van aquathermie of bodemenergie waarmee tussen de 2 en 50 huizen kunnen worden verwarmd. En de huizen moeten een warmtepomp hebben.”

In Soest namen de burgers eerder dit jaar het heft zelf in handen. In de wijk Overhees is een warmtewisselaar geplaatst in het aanliggende water. Deze gaat drie huizen verwarmen. Jessica Doorn was projectleider in Soest en vertelt in een ander webinar uit de serie wat de voordelen van een mini-warmtenet zijn. “Je zit niet met een lelijk apparaat dat lawaai maakt op het dak of in de tuin. Daarnaast is de efficiëntie van een mini-warmtenet hoger dan een luchtwaterwarmtepomp. Wanneer het vriest kan het net afkoelen naar 4 graden maar dat warmt daarna snel weer op.”

“Een bodemlus koelt meer af en heeft meer tijd nodig om op te warmen”, gaat Doorn verder.
“En een net is onderhoudsarm. Het mooie  met het aanleggen van een miniwarmtenet is dat je niet alleen de koplopers meeneemt, maar ook hun buren. Mensen worden aangestoken en gaan mee met een aardgasvrije woning.”

Hoe ga je aan de slag wanneer er aquathermie in het spel is? “Ga op zoek naar geschikte locaties, huizen aan het water hebben natuurlijk een voordeel. En idealiter heb je tussen het water en het huis geen pad van de gemeente ertussen. Dan kan je de warmtewisselaar recht naast het huis plaatsen of in je tuin. Dat scheelt gedoe met vergunningen en het is ook goedkoper qua graafkosten.”

Stappenplan

Wanneer er gebruik wordt gemaakt van bodemenergie geldt de warmte uit de grond als vervanging van aardgas. Dat gaat via één of enkele gedeelde bodemlussen en warmtepompen die de warmte opwaarderen en verdelen. Het is technisch en financieel haalbaar, efficiënter door het delen van bronnen, en vermijdt installatie-overlast zoals buitenunits, wat het een slimme stap maakt in de energietransitie. Een bijkomend voordeel is dat overtollige warmte tijdens de zomer weer teruggepompt kan worden en dat draagt bij aan de efficiëntie van het systeem.

Van Kicken behandelt in het webinar waar hij aan het woord komt ook een stappenplan dat hij heeft geschreven. Het plan is specifiek bedoeld voor grondgebonden woningen in particulier bezit die relatief dicht bij elkaar staan. Het kan mensen helpen om een mini-warmtenet van begin tot eind te realiseren. Het plan bestaat uit vijf stappen: de initiatiefase, de onderzoeksfase, richting kiezen, het vormen van een juiste organisatiestructuur en de realisatiefase.

“Bij de initiatiefase gaan de deelnemers met zijn allen kijken waar iedereen staat”, legt Van Kicken uit. “Want een mini-warmtenet is pas succesvol als je het met anderen doet. Maar hoe zorg je ervoor dat je je buren overtuigd? Het beste is om informeel te starten. Als je zelf ingelezen bent en technisch van wanten weet kan het juist afstotend werken voor buren die wel mee willen doen maar alleen ontzorgd willen worden. Hou het dus luchtig. Je kan simpelweg starten met mensen vragen of ze hebben nagedacht over het anders verwarmen van hun huis. En als je een groepje geïnteresseerden bij elkaar hebt, vorm dan een kerngroep en neem de rest mee. En betrek in deze fase ook de gemeente, want die hebben misschien al plannen voor jouw wijk.”

“De tweede stap is de onderzoekfase en dat is een lastige”, zegt Van Kicken. “Hierin wordt de haalbaarheid van een mini-warmtenet onderzocht. En daarvoor moet je ervoor zorgen dat je in contact gaat komen met een deskundige partij die het warmtenet voor je aan kan leggen. Bij het zoeken naar de juiste partij helpt het om te kijken naar bedrijven die gespecialiseerd zijn in warmtetechnologie. Bij het zoeken naar een installateur is het goed om te kijken of ze aanvullende diensten aanbieden, denk daarbij aan onderhoud of storingsservice.”

“Ook op dit punt moet je rekening houden met de gemeente. Zorg dat je een medewerker vindt die zich bezighoudt met de energietransitie. Zij kunnen informatie verschaffen en financiële middelen beschikbaar stellen. Ze hebben hier vaak potjes voor. Soms is er zelfs leergeld bij de gemeente om extra onderzoeken en gesprekken te voeren.”

“Als je het haalbaarheidsonderzoek hebt afgerond moet je gaan kiezen of je het warmtenet zelf aan gaat leggen of dat je dat door iemand laat doen”, gaat Van Kicken verder. “Aan zelf investeren en ontzorgd worden zitten voor- en nadelen. Zelf investeren zie ik zelf het meeste bij mini-warmtenetten. Het voordeel van het zelf doen is dat je meer controle hebt op de langere termijn met het financiële rendement. Een voordeel van het laten doen is dat je aan het begin geen grote investeringen hoeft te doen. Het nadeel is dat je geen invloed hebt op de grotere kosten op de langere termijn.”

“Hoe bepaal je wat je wilt? Dat is weer met de buurt. Denk telkens: iedereen moet eraan meedoen. Goede vragen om te stellen voor de richting zijn: hoeveel invloed willen we als bewoners hebben? Kunnen en willen we zelf investeren? Zijn er potentiële partners waar we vertrouwen in hebben? Zonder vertrouwen is het moeilijk om met een andere partij in zee te gaan.”

Iemand die de telefoon opneemt

Vervolgens moet er een goede organisatiestructuur in elkaar worden gezet. Dat is volgens Van Kicken nog lastig en er is nog geen ‘juiste’ keuze. “Het is afhankelijk van het eigenaarschap. Ligt dat bij de installateur of willen je het zelf hebben? Mogelijkheden die ik nu veel zie is dat er geen rechtsvorm is en je gewoon afspraken maakt. In Soest zijn ze nu bezig met een vereniging. Een coöperatie kan ook, maar een nadeel van een coöperatie is dat deze vorm vereist dat iedereen betrokken is en er een bepaalde organisatie is.”

 “Als we in de realisatiefase zijn gekomen kunnen de slingers worden opgehangen want dan zijn of worden de netten een feit”, zegt Van Kicken. “Moet je dan nog ergens op letten? Ja, planning en coördinatie. Zorg dat er een plan van aanpak is. Wanneer worden de leidingen gelegd? Wanneer wordt er geboord? Zorg dat er iemand is die checkt of alles op tijd gebeurt. En blijf met elkaar praten. Als er vertraging is, geef dan snel aan waarom. Zorg dat er een tijdlijn is waarin duidelijk staat wanneer wat gebeurt. En zorg dat er altijd iemand is die de telefoon op kan nemen voor vragen.”