Kabinet beperkt overheidsfocus tot Nationaal Isolatieprogramma en warmtenetten
14.11.2024 Jan de Wit
Het verschil tussen het Nationaal Warmtepomp Trendrapport 24/25 en de vorige editie kan haast niet groter. Na twee jaar forse vraaggroei en een hybride warmtepompnorm vanaf 2026 leek de warmtepompsector op weg naar een flinke schaalsprong. Na vier kwartalen tegenvallende verkoop, een subsidieversobering en een nieuw kabinet dat de al aangekondigde norm schrapte, ziet de wereld er heel anders uit. Het kabinet-Schoof heeft een fundamenteel andere kijk op de rol van de overheid in de klimaat- en energietransitie dan eerdere kabinetten, zoals Rutte IV, waardoor het zich op het gebied van de warmtetransitie in de gebouwde omgeving alleen actief lijkt te willen bemoeien met isolatie en warmtenetten.
In het Nationaal Warmtepomp Trendrapport 2024 sprak Dutch New Energy Research de verwachting uit dat het aantal geïnstalleerde warmtepompen in 2023 op 167.000 zou uitkomen. Traditioneel zorgt het vierde kwartaal voor een stijgende verkoop. In het vierde kwartaal van 2023 zette de verkoop echter een daling in die een jaar lang duurde. Pas in het vierde kwartaal van 2024 komen er geluiden van een opkrabbelende verkoop. Deze opleving zal vermoedelijk van korte duur zijn, maar daarover later meer.
Door de dalende verkoop zijn er in 2023 slechts 154.000 warmtepompen geïnstalleerd. Uit het Nationaal Warmtepomp Trendrapport 24/25 blijkt dat deze dalende trend zich heeft doorgezet en dat er slechts 98.000 warmtepompen zijn geïnstalleerd in 2024. Dat is niet alleen liefst 35 procent minder dan in 2023, maar zelfs 9.000 minder dan in 2022.
Een behoorlijk verschil met de verwachtingen die Dutch New Energy Research vorig jaar in het Nationaal Warmtepomp Trendrapport 2024 uitsprak. Toen werden er 140.000 tot 160.000 warmtepompinstallaties verwacht voor 2024. De cijfers van 2023 bleken achteraf een vertekend beeld te geven doordat er tijdens de COVID-19-pandemie lange wachtrijen waren ontstaan, die daarna konden worden ingehaald. Achteraf bleek er geen sprake van een toenemende interesse, maar een opdrogende wachtrij. Ook verminderde de stimulans om een warmtepomp aan te schaffen door dalende gasprijzen.
Voor de warmtepompmarkt vormde de hybride warmtepompnorm een belangrijk toekomstperspectief. Vanaf 2026 zou het voor huishoudens verplicht worden om bij vervanging van de cv-ketel een efficiënter, duurzamer alternatief aan te schaffen. Tenzij deze niet zou passen in de woning, niet in staat zou zijn om comfortabel en kostenefficiënt (terugverdientijd van maximaal zeven jaar) te verwarmen of wanneer de wijk binnen tien jaar zou overgaan op een warmtenet.
Op basis van onder andere het aantal cv-ketels dat jaarlijks moet worden vervangen en de hoeveelheid verwachte warmtenetaansluitingen per jaar, schatte Dutch New Energy Research dat er vanaf 2026 250.000 tot 300.000 warmtepompen per jaar zouden worden geïnstalleerd in de bestaande bouw dankzij de hybride warmtepompnorm. Daar zouden jaarlijks nog zo’n 50.000 extra warmtepompen bij komen in de nieuwbouw.
Het huidige kabinet heeft echter in het regeerprogramma aangekondigd dat de hybride warmtepompnorm er niet gaat komen. Dat heeft drie gevolgen: de warmtepompvraag zal dalen, de ruime wereldwijde warmtepompvoorraad zal extra hard aankomen in Nederland – doordat Nederlandse fabrikanten met het oog op een groeiende vraag door de hybride warmtepompnorm al hebben geïnvesteerd in hun productiecapaciteit – en het wordt nog moeilijker om de wettelijke klimaatdoelstelling van 55 procent broeikasgasemissiereductie in 2030 te halen.
Wat betekenen de gevolgen van het wegvallen van de hybride warmtepompnorm?
Nu de hybride warmtepompnorm weg zal vallen, zal de vraag naar warmtepompen weer af gaan hangen van de intrinsieke verduurzamingswens van huiseigenaren aan de ene kant en Europees beleid voor de utiliteit aan de andere kant, maar daarover later meer. Met het wegvallen van de norm verdwijnt de stok, maar ook de wortel zal worden afgekalfd.
De subsidiehoogte van de bijdrage aan warmtepompen vanuit de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH), Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars (SVVE) en Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) zal per 1 januari 2025 worden verlaagd. Dit wordt gedaan om te voorkomen dat de subsidie meer dan 30 procent van de gemiddelde investeringskosten bedraagt.
Het startbedrag voor een lucht-waterwarmtepomp, met een nu verplichte energie-efficiëntieklasse van A++ of hoger en een thermisch vermogen van 1 tot en met 70 kilowatt, wordt verlaagd van 2.100 naar 1.250 euro. Het bonusbedrag voor warmtepompen met energielabel A+++ is daarnaast verlaagd van 225 naar 200 euro. Het bedrag per kilowatt wordt dan weer verhoogd van 150 naar 225 euro. Het startbedrag en het bedrag per kilowatt voor een grond-water-warmtepomp en een water-water-warmtepomp, met een thermisch vermogen van 10 tot en met 70 kilowatt, blijven onveranderd, maar gaan ook alleen gelden voor de warmtepompen die behoren tot de energie-efficiëntieklasse A++ of hoger.
Er bestaat een kans dat deze bedragen verder worden verlaagd. Vanwege de aanstaande hybride warmtepompnorm zou het subsidiepercentage voor warmtepompen vanaf 2026 worden verlaagd van 30 naar 20 procent. De hybride warmtepompnorm is inmiddels van tafel, maar de subsidieverlaging voor warmtepompen staat nog altijd in het op 17 september gepubliceerde Overzicht maatregelen Meerjarenprogramma 2025 Klimaatfonds, uitgewerkt in fiches.
Op dit moment merkt de warmtepompsector een toename van het aantal huishoudens dat in 2024 een warmtepomp wil aanschaffen om nog van de hogere subsidie te kunnen profiteren. Dit soort subsidieruns vlak voor afschaffing is een breed gedocumenteerd fenomeen en daarom hoogstwaarschijnlijk niet blijvend. Hoewel dit uiteindelijk uit de definitieve cijfers zal moeten blijken (de cijfers voor het vierde kwartaal van 2024 is een prognose van Dutch New Energy Research), lijkt de huidige opleving van het aantal verkochte warmtepompen dan ook met name te komen door de aanstaande budgetvermindering van de ISDE en dus tijdelijk te zijn.
In het Nationaal Warmtepomp Trendrapport 24/25 laat Dutch New Energy Research echter zien dat het schrappen van de hybride warmtepompnorm in de komende jaren leidt tot een fors lager aantal geïnstalleerde warmtepompen dan verwacht. Na ongeveer 103.000 geïnstalleerde warmtepompen in 2024, groeit dit aantal in het basisscenario langzaam van 109.000 in 2025 naar 125.000 in 2030. In het lage scenario blijft het aantal geïnstalleerde warmtepompen tot 2030 rond de 107.000 hangen.
Het hoge scenario is gebaseerd op het overheidsdoel om uiterlijk in 2030 in totaal 1 miljoen hybride warmtepompen te hebben geïnstalleerd in de bestaande bouw. Hiervoor moet het aantal geïnstalleerde hybride warmtepompen groeien van 67.000 in 2025 naar 303.000 in 2030. Gezien de huidige marktomstandigheden en het ontbreken van normerend beleid lijkt dit veel te hoog gegrepen.
Uit een inventarisatie van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE), Holland Solar, Vereniging Warmtepompen, VENIN en Stichting Warmtenetwerk blijkt dat de huidige marktomstandigheden al voor faillissementen zorgen en dat driekwart van hun leden vreest voor het verlies van banen. “Er dreigt vakkennis verloren te gaan bij honderden mkb-bedrijven. Terwijl deze werknemers graag keihard door zouden werken om huizen comfortabeler te maken en energierekeningen te verlagen. Dat zou helpen om de klimaatdoelen wél te halen en om minder afhankelijk te worden van aardgas uit onbetrouwbare landen”, zegt NVDE-voorzitter Olof van der Gaag.
Dat terwijl meerdere warmtepompfabrikanten hun productiecapaciteit al hebben uitgebreid in reactie op de aankomende norm. Remeha en Inventum bouwden zelfs compleet nieuwe fabrieken met een productiecapaciteit van respectievelijk 140.000 en 80.000 extra warmtepompen per jaar. Hierbij verwezen fabrikanten en betrokken ministers expliciet naar de duidelijkheid en investeringszekerheid die de hybride warmtepompnorm en het bijbehorende actieplan boden.
Het schrappen van de norm komt dan ook hard aan in de sector. “Van ambitieus klimaatbeleid is nog niets te merken. En van groene groei ook niet. Integendeel. De salderingsregeling en de verplichting om bij vervanging van de cv-ketel een hybride warmtepomp te installeren, zijn geschrapt. De subsidie voor hybride warmtepompen gaat vanaf 1 januari 2025 omlaag. We doen dus niet méér, maar juist minder”, stelt Doekle Terpstra, voorzitter van Techniek Nederland.
“Ondertussen is de impact van de maatregelen op de verkoop van warmtepompen en zonnepanelen groot. Dat is een zorgwekkende ontwikkeling, want méér duurzame energie is niet alleen goed voor het klimaat. Consumenten krijgen er ook een lagere en meer voorspelbare energierekening door, de innovaties geven onze maakindustrie een voorsprong én duurzame energie maakt ons minder afhankelijk van buitenlandse energieleveranciers.”
Het schrappen van beleidsmaatregelen zoals de hybride warmtepompnorm – en tegenslagen in de uitvoering – heeft ook grote gevolgen voor de haalbaarheid van het wettelijke klimaatdoel van 55 procent broeikasgasemissiereductie in 2030, ten opzichte van 1990. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) concludeert in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2024 dat het “heel erg onwaarschijnlijk” is geworden dat Nederland dit nog gaat halen. Zelfs inclusief het beleid dat alleen nog maar geagendeerd is, komt Nederland niet verder dan een bandbreedte van 45 tot 52 procent emissiereductie in 2030.
“We zagen al dat veel beleid stil is komen te liggen met de val van het kabinet Rutte IV. Maar we zien nu dat dit kabinet de burger geen verplichtingen op wil leggen en dat heeft een duidelijk effect op het klimaatbeleid. Een aantal van de huidige kabinetsplannen brengt het doel namelijk verder uit zicht en we zien eigenlijk geen maatregelen waaruit blijkt dat dit kabinet ergens een stapje bij wilt zetten. Het wordt wel een moeilijk verhaal zo, want de uitdaging voor later wordt groter, terwijl er minder tijd is. Waar Nederland bij gebaat is, is zeer stabiel klimaat- en energiebeleid dat zorgt voor een constante emissiereductie. Al deze hick-ups doen Nederland geen goed”, aldus PBL-directeur Marko Hekkert.
In de KEV 2023 ging PBL nog uit van een bandbreedte van 46 tot 57 procent reductie in 2030 en bestond er een 15 procent kans dat Nederland zijn klimaatdoelstelling zou halen. Behalve dat de bandbreedte dus met 5 procentpunt is gedaald, is de kans nog geen 5 procent dat Nederland zijn klimaatdoelstelling haalt. Alleen met extra beleidsmaatregelen die snel effect zullen hebben, kan Nederland volgens PBL zijn eigen klimaatdoelstelling halen. Deze oproep werd nog eens herhaald door de Raad van State vanwege “aanzienlijke risico’s voor het behalen van de klimaatdoelen door de gemaakte keuzes in de concept-Klimaatnota in samenhang met het regeerprogramma”.
In reactie op de KEV 2024 benadrukte Sophie Hermans, minister voor Klimaat en Groene Groei, dat de coalitiepartijen hebben afgesproken dat de klimaatdoelen staan en dat het kabinet voor de opdracht staat om alternatieve maatregelen te nemen. Daar zit echter de crux, want hoe moeten die alternatieve maatregelen eruit komen te zien en hadden die niet uitgewerkt moeten worden voordat er beleidsinstrumenten – waarvan de effectiviteit bijna gegarandeerd is – geschrapt worden? Bovendien, al deze instrumenten waren afgestemd met alle betrokken sectorpartijen, dus hoe waarschijnlijk is het dat dit kabinet met vergelijkbaar effectieve en gedragen beleidsmaatregelen komt?
Het echte probleem zit niet eens zozeer in het schrappen van beleidsmaatregelen, zoals de hybride warmtepompnorm, dat is gewoon een politieke keuze van een kabinet dat een andere maatschappelijke visie heeft dan zijn voorganger. Het probleem zit in het feit dat er nog niet eens een begin van een alternatief klaarligt en dat zowel het bedrijfsleven als de consument zich weer naar de overheid keert met de vraag om duidelijkheid. Een fenomeen dat zich overigens herhaalt met de salderingsregeling, kilometerbeprijzing en nieuwe mestderogatie. “De politiek heeft nodeloos tijd verloren en er zijn noodzakelijke maatregelen van de plank gevallen. Dat kunnen we ons niet permitteren en het is ook zonde, want de duurzame energiesector kan méér dan nu van ons gevraagd wordt”, stelt Van der Gaag.
Hoe ziet het huidige beleid eruit?
Vooralsnog lijkt dit kabinet geen rol voor zichzelf te zien in het aanjagen van de vraag naar en het aanbod van warmtepompen. Dat is merkwaardig omdat het kabinet in het Meerjarenprogramma 2025 Klimaatfonds van 17 september dit jaar, heeft bekrachtigd dat het streeft naar 1 miljoen hybride warmtepompen in de bestaande bouw in 2030. Uit onderzoek van Dutch New Energy Research blijkt dat Nederland met het huidige beleid niet verder komt dan een kleine 1,3 miljoen warmtepompen. Hoewel het aandeel hybride warmtepompen groeit, was slechts een derde van de geïnstalleerde warmtepompen in 2023 en 2024 een hybride. Met het bestaande beleid is 1 miljoen hybride warmtepompen in de bestaande bouw in 2030 dan ook onhaalbaar.
Daarnaast heeft dit kabinet bevestigd te streven naar het isoleren van 2,5 miljoen woningen in 2030, 500.000 nieuwe aansluitingen op een warmtenet in de bestaande bouw in uiterlijk 2030 en het uitfaseren van utiliteitsgebouwen met de slechtste energieprestaties, waaronder maatschappelijk vastgoed.
Voor de utiliteitsgebouwen gelden de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD) IV en Renewable Energy Directive (RED) III. Aangezien Europees recht boven nationaal gaat, zal Nederland dit alleen kunnen en moeten doorvertalen en voert het voor deze analyse te ver om deze ook helemaal door te nemen.
In de praktijk blijven utiliteitsgebouwen zich stap voor stap verduurzamen door de uitfasering van de slechtste energielabels. Daarbij is er voor het maatschappelijk vastgoed 74,9 miljoen euro toegekend en nog eens 175 miljoen euro gereserveerd, met name voor vastgoedbeheerders die moeite hebben om grote investeringen in het maatschappelijk vastgoed rond te krijgen. Dit komt nadat de Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) in lijn is gebracht met de Europese Energy Efficiency Directive (EED) en in 2024 al een budget van 1.916 miljoen euro te besteden had.
Interessanter zijn de percelen Energie-infrastructuur en Verduurzaming gebouwde omgeving van het Meerjarenprogramma 2025 Klimaatfonds. Vooral uit de toegekende financiën wordt duidelijk waar de prioriteit van dit kabinet ligt en dat is niet bij warmtepompen of zijn eigen doelstelling van 1 miljoen hybride warmtepompen in de bestaande bouw in 2030.
Om ervoor te zorgen dat een warmtenet een kosteneffectieve oplossing is ten opzichte van beschikbare alternatieven wordt 972,5 miljoen euro toegekend. Per project kan er tot 30 miljoen euro worden aangevraagd voor het warmtenet zelf of voor een maximale bijdrage van 6.000 euro per kleinverbruikersaansluiting voor een huurwoning en maximaal 7.000 euro voor een particuliere woning. In de voorgaande twee jaar is hiervoor al 600 miljoen euro uitgetrokken, waardoor het totaal uitkomt op 1,6 miljard euro in drie jaar.
Het kabinet meldt dat de maatregel uitvoerig is onderbouwd en dat de regeling meerdere voorwaarden kent waardoor het risico op oversubsidiëring minimaal is. Door warmtenetten snel op te schalen is de hoop dat er kostendalingen te behalen zijn door toekomstige schaalvoordelen, dat dat de maatregel zo kostenefficiënt mogelijk wordt ingezet – met een nog te introduceren voorwaarde – en dat zowel de Tweede als de Eerste Kamer de Wet collectieve warmte en de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie zal aannemen.
Daarnaast krijgt het Waarborgfonds warmtenetten 215,5 miljoen euro onder voorwaarden toegekend. Dit fonds stelt warmtebedrijven in staat meer vreemd vermogen aan te trekken tegen gunstigere voorwaarden door garant te staan voor de rente- en aflossingsverplichtingen van warmtebedrijven.
Om uiterlijk in 2030 2,5 miljoen extra woningen te isoleren, is het Nationaal Isolatieprogramma opgetuigd. De nadruk ligt hierbij op de slecht geïsoleerde woningen met energielabel E, F en G. Voor 2025 is 466,9 miljoen euro toegekend en nog eens 866,7 miljoen euro gereserveerd voor latere jaren.
Dan de stimulering van hybride warmtepompen in de bestaande bouw. Voor deze maatregel is 401 miljoen euro gereserveerd voor de jaren 2027 tot en met 2030 – wat de jaren na de ingang van de hybride warmtepompnorm zouden zijn geweest. De middelen zijn dan ook bedoeld om de sector, communicatie, monitoring en innovatie te stimuleren. Of de middelen hier daadwerkelijk aan worden besteed, hangt af van de tussentijdse evaluatie op doelmatigheid van de ISDE in 2025. Volgens het kabinet is er nu geen reden om vooruitlopend op de evaluatie van de ISDE deze middelen toe te kennen.
Dan is er ten slotte de aanvulling van de ISDE ten behoeve van volledig elektrische warmtepompen. Hiervoor is 190 miljoen euro gereserveerd voor de jaren 2027 tot en met 2030. Om ervoor te zorgen dat de hybride warmtepompnorm niet tot onnodig veel hybride warmtepompen zou leiden bij huishoudens die – qua isolatiegraad – klaar zijn voor een all-electric warmtepomp zou de ISDE worden opgehoogd. Of deze middelen doorgaan zal ook bij de tussentijdse evaluatie op doelmatigheid van de ISDE in 2025 worden besloten.
Het kabinet heeft zichzelf vier doelen gegeven voor de warmtetransitie in de gebouwde omgeving: 1 miljoen hybride warmtepompen, 2,5 miljoen geïsoleerde woningen en 500.000 nieuwe aansluitingen op een warmtenet in de bestaande bouw in 2030 en het uitfaseren van utiliteitsgebouwen met de slechtste energieprestaties, waaronder maatschappelijk vastgoed. Hierbij moet worden aangetekend dat er geen hiërarchie bestaat tussen de doelen.
Dat alle doelen even urgent zijn, is niet terug te zien in de verdeling van de financiële middelen. Waar er in de voorgaande en, of dit jaar grote budgetten zijn toegekend voor de ontwikkeling van warmtenetten, het financieren van de verduurzaming van utiliteitsgebouwen en het isoleren van de huizen van de slechtste energielabels, zijn er voor het stimuleren van de (hybride) warmtepomp alleen financiële middelen gereserveerd voor 2027 tot en met 2030. Daar komt nog bovenop dat de stimulerende norm nu al is geschrapt en de subsidiëring is gekort. Kortom, terwijl de sector zijn productiecapaciteit in overleg met de overheid heeft opgeschaald, bouwt de overheid nu alle stimulering af.
Hoe kijkt het huidige kabinet naar de warmtetransitie in de gebouwde omgeving?
Op 3 oktober heeft de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening overleg gevoerd met Mona Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over onder andere de verduurzaming van de gebouwde omgeving. “Voor de gebouwde omgeving ligt de focus de komende jaren vooral op het collectieve spoor: de ontwikkeling van de warmtenetten. We gaan ook in overleg met gemeenten om te kijken wat nu de plekken zijn in Nederland waar je echt moet gaan inzetten op die warmtenetten”, aldus minister Keijzer.
“Ook zullen er maatregelen tegen congestie worden genomen, al was het maar omdat dat in het andere deel van mijn portefeuille, namelijk woningbouw, een van de belemmeringen vormt. Daar moet echt het een en ander gebeuren. De overstap op warmtenetten kan namelijk helpen om het elektriciteitsnet te ontlasten. Die hebben doorgaans een lagere elektriciteitsvraag dan individuele warmtepompen bij elkaar opgeteld.” Wat betreft het individuele spoor, daar wordt voornamelijk naar isolatie gekeken.
Om de focus te leggen op warmtenetten en isolatie is een politieke keuze en dat mag. PBL concludeert in de KEV 2024 dat met het huidige beleid en marktomstandigheden, er geen 500.000 nieuwe warmtenetaansluiting bij zijn gekomen in 2030, maar slechts 70.000. Daarnaast wil dit kabinet zich inzetten voor bestaanszekerheid en het isoleren van met name huishoudens met de slechtste energielabels is hier een effectief middel voor. TNO heeft de relatie tussen huishoudens met lage inkomens, slechte energielabels en energiearmoede al uitvoerig gelegd. Ten slotte kan het verduurzamen met utiliteitsgebouwen en maatschappelijk vastgoed met het huidige nationale en Europese beleid de komende jaren zo doorgaan.
Daar komt bij dat het afschaffen van de hybride warmtepompnorm én de verdeling van de financiële middelen ook politieke keuzes zijn en het kabinet mag die maken. Het probleem is dat 1 miljoen hybride warmtepompen in de bestaande bouw in 2030 óók een doelstelling van dit kabinet is en dat deze met het huidige beleid en marktomstandigheden niet wordt gehaald.
De vraag valt terug, de subsidiëring wordt afgebouwd, de normering wordt geschrapt zonder dat er een alternatief ligt en de financiële middelen die beschikbaar zijn, worden niet ingezet. Dit brengt een aantal risico’s met zich mee. De belangrijkste is dat de sector zoveel last heeft van de terugvallende vraag dat het niet alleen de uitgebreide productiecapaciteit moet terugschakelen, maar ook personeel moet ontslaan of dat er zelfs faillissementen optreden bij fabrikanten, groothandels en, of installateurs. Hiermee zou installatiecapaciteit verloren gaan die – gezien de wettelijke klimaatdoelstellingen – gegarandeerd nodig is.
Daarnaast concludeert PBL in de KEV 2024 dat de kans op het halen van het wettelijke klimaatdoel van 55 procent broeikasgasemissiereductie in 2030 kleiner dan 5 procent is. De kans dat de gebouwde omgeving zijn sectorale emissiedoelstelling haalt is volgens PBL nog maar 10 procent. Hoewel minister Hermans in reactie op Kamervragen van Suzanne Kröger (GroenLInks-PvdA), Ilana Rooderkerk (D66) en Christine Teunissen (PvdD) op 16 oktober toegeeft dat het schrappen van maatregelen zoals de hybride warmtepompnorm “negatief bijdragen aan het doelbereik”, schrijft zij ook “dat PBL in de KEV geen uitspraken doet over het effect van individuele maatregelen”.
Dat klopt, maar in de PBL Reflectie op voorstellen voor inzet middelen uit Klimaatfonds in MJP 2025 stelt PBL dat: “Bij subsidiëring van 1 miljoen hybride warmtepompen wordt in het fiche een CO2-emissiereductie van 1,3 megaton verwacht. In de reflectie op de voorstellen voor het MJP 2024 hebben we dit effect als plausibel beoordeeld, mits de normering goed werkt.” Bovendien heeft het ministerie van Klimaat en Groene Groei in het Overzicht beoordelingen maatregelen MJP 2025 Klimaatfonds van 17 september de toelichting van het ministerie voor Klimaat en Energie op de hybride warmtepompnorm laten staan: “Een stevigere en bredere normering zou vanuit beleidsmatig oogpunt wenselijk zijn, maar heeft geen politiek draagvlak.”
Al met al lijkt dit kabinet duidelijk te hebben hoe het de isolatie van 2,5 miljoen woningen wil organiseren en hoe het de utiliteitsgebouwen met de slechtste energielabels wil uitfaseren. De urgentie om de ontwikkeling van 500.000 nieuwe warmtenetaansluitingen aan te jagen, is dit kabinet ook helder. Voor het laatste doel van 1 miljoen hybride warmtepompen in de bestaande bouw in 2030 lijkt dit kabinet echter geen oog te hebben of het is uit het oog verloren dat het huidige beleid en marktomstandigheden onvoldoende zijn om dit doel te halen.
“Het kabinet wil niet op de politieke besluitvorming in het voorjaar 2025 over mogelijke alternatieve klimaatmaatregelen vooruitlopen”, liet minister Hermans weten aan de Kamerleden Kröger, Rooderkerk en Teunissen. Het zou wenselijk zijn dat minister Hermans verder kijkt dan de verkoopcijfers van warmtepompen in het laatste kwartaal van dit jaar en snel met aanvullend beleid voor warmtepompen komt. Het zou daarnaast verstandig zijn om alle opties open te houden, ook het weer op tafel leggen van een – al dan niet aangepaste of afgeslankte – warmtepompnormering. Deze maatregel is immers effectief, voorbereid en de financiële ondersteuning is al gereserveerd. Bovendien staat de sector in de startblokken.