Luchtdichtheidsverbetering in bestaande bouw: waarom 50% soms haalbaar is — en 10% óók verklaarbaar
26.11.2025 Bart Fugers Kierenjager bij Kierenjagers

De laatste jaren groeit de aandacht voor luchtdichtheid binnen de gebouwde omgeving. Niet alleen in nieuwbouw, maar juist ook in bestaand vastgoed zien woningcorporaties, VvE’s, gemeenten en kantooreigenaren dat het dichten van kieren en naden een relatief betaalbare manier is om comfort te verhogen, het energiegebruik te verlagen en ventilatieprestaties beter te maken. Toch blijken de resultaten van luchtdichtheidsverbetering in bestaande bouw sterk uiteen te lopen. Waar het ene project een verbetering van 50 procent laat zien, blijft een ander steken op 10 procent. Hoe kan dat?
Meten is weten: Qv10 en n50
Bij veel projecten voeren we een nulmeting en eindmeting uit op basis van Qv10 (ongecontroleerde infiltratie bij 10 pascal) en n50 (luchtwisselingsgetal bij 50 pascal). Deze metingen maken zichtbaar wat kier- en naaddichting daadwerkelijk oplevert.
In de praktijk richten we ons bij renovatieprojecten vaak op maatregelen die zonder ingrijpende verbouwing realiseerbaar zijn. Denk aan:
- aansluitingen tussen kozijn en gevel,
- naden rond vensterbanken,
- luchtlekken in meterkasten,
- naden en kieren in dakconstructies,
- Rondom doorvoeren
- het vervangen of verbeteren van raam- en deurrubbers.
Deze aanpak kan verrassend effectief zijn, maar niet altijd.
Waarom de resultaten zo verschillen
Een verbetering van 50 procent is mogelijk wanneer de dominante luchtlekken zich aan het oppervlak bevinden en direct te benaderen zijn. In dat geval zorgen relatief beperkte ingrepen voor grote reducties van de infiltratie.
Maar bij veel gebouwen, met name gebouwd vóór 1980, ligt het probleem dieper. Letterlijk.
Onder de afwerking bevindt zich vaak een open luchtlaag in de constructie. Lucht kan via dak-muurovergangen, open vloerranden of spouwen in plafonds en wanden terechtkomen. Via die interne luchtstromen verplaatst infiltratielucht zich vervolgens naar de woning: via lichtpunten, stopcontacten of naden in de afwerking.
Zolang deze interne luchtwegen blijven bestaan, kan de luchtdichtheid aan de binnenzijde wel verbeteren, maar blijft de totale verbetering beperkt. De lekstroom ‘omzeilt’ immers de afwerking.
Een verbetering van 10 procent klinkt bescheiden, maar kan binnen dit soort bouwkundige grenzen het maximaal haalbare zijn zonder grootschalige renovatie.
Oudere panden vragen om het juiste moment
Voor panden van vóór 1980 geldt daarom een belangrijke les: wie luchtdichtheid structureel wil verbeteren, moet dit meenemen op de momenten dat constructieve delen worden geopend. Denk aan: vloerrenovaties, dakrenovaties en gevelherstel.
Dán liggen de luchtlekken die er écht toe doen bloot, en is het mogelijk om de luchtdichte laag op een bouwkundig juiste manier te herstellen.
Luchtdichtheid als fundament
Luchtdichtheid wordt nog te vaak gezien als een detail, maar is een voorwaarde voor:
- energie-efficiëntie,
- een voorspelbaar ventilatiesysteem,
- beperking van vochtproblemen,
- thermisch en akoestisch comfort.
In veel gevallen volstaan kit en tape, maar alleen wanneer de basis klopt. Waar die ontbreekt, vraagt een duurzame verbetering om het juiste renovatiemoment én een integrale blik op de bouwkundige luchtstromen.


























